3.1.[Eisers] vordert, dat de voorzieningenrechter, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
gedaagden hoofdelijk zal veroordelen in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na het in dezen te wijzen vonnis;
Ten aanzien van de schriftelijke verklaringen aan DGMN
a. gedaagden sub 1, 2, 3 hoofdelijk zal veroordelen schriftelijke verklaringen, waaronder exploten, zoals uitgebracht aan DGMN in afschrift te verstrekken aan eiseres sub 3.
b. zal bepalen dat verstrekking van afschriften van vorenbedoelde verklaring, welke voor de betekening van het te dezen te wijzen vonnis werd ontvangen, binnen 5 werkdagen na betekening dienen te worden verstrekt.
c. zal bepalen dat verstrekking van afschriften van vorenbedoelde verklaringen, welke na de betekening van het te deze te wijzen vonnis werden ontvangen, binnen 2 werkdagen na ontvangst dienen te worden verstrekt.
d. gedaagden sub 1, 2 en 3 hoofdelijk zal veroordelen tot betaling van € 50.000 ineens en € 10.000 per dag voor iedere verklaring waarvan eiseres sub 3 niet tijdig een afschrift verstrekt.
alle gedaagden hoofdelijk zal veroordelen de zaken zoals bedoeld in het proces-verbaal van de deurwaarder (Productie 13) af te geven aan DGMN binnen vijf dagen na betekening van het te dezen te wijzen vonnis, zulks op straffe van een aan eiseressen door gedaagden hoofdelijk te verbeuren dwangsom van € 50.000 voor iedere dag dat afgifte uitblijft.
a. alle gedaagden hoofdelijk zal veroordelen aan de advocaat van eiseressen binnen vijf dagen na betekening van het te dezen te wijzen vonnis mededeling te doen van de naam van de rechts-en/of natuurlijke perso(o)n(en) die de zaken, zoals bedoeld in het proces-verbaal van de deurwaarder (Productie 13), onder zich houden.
b. alle gedaagden hoofdelijk zal veroordelen aan de advocaat van eiseressen binnen vijf dagen na betekening van het te dezen te wijzen vonnis mededeling te doen van de plaats waar deze zaken zich bevinden.
c. ieder der gedaagden zal verbieden, na betekening van het vonnis, tot het verrichten van iedere handeling, een nalaten daaronder begrepen, welke bevordert dat voormelde zaken in andere handen in juridische zin dan wel in feitelijke zin overgaan op c.q. naar een andere partij.
d. ieder der gedaagden hoofdelijk zal veroordelen tot betaling van een dwangsom aan eiseressen van € 50.000 euro voor iedere dag dat zij geen gevolg geven aan het hiervoor subsidiair onder zowel a als b gevorderde.
e. ieder der gedaagden hoofdelijk zal veroordelen tot betaling van een dwangsom aan eiseressen van € 1.000.000 euro voor iedere handeling in strijd met het verbod zoals hierboven subsidiair onder c gevorderd, te verbeuren door ieder der gedaagden die handelt in strijd met dit verbod.
f. eiseressen sub 2 en 3 verlof zal verlenen voor het doen leggen van een (conservatoir) verhaalsbeslag op de zaken onder de door gedaagden op voet van het subsidiair onder a gevorderde, met begroting van de vordering op een bedrag van € 433.000,- en bepaling van de termijn waarop de eis in hoofdzaak dient te worden ingesteld op 4 weken na het eerstgelegde beslag.
Ten aanzien van het banksaldo/ vordering op Mollie
In alle gevallen
a. DGMI geheel dan wel gedeeltelijk zal verbieden het vonnis van 6 mei 2020 met zaak/rolnummer C/13/682230 KG A 20-319 AB/MB nader ten uitvoer te leggen tot het moment dat in het derdenverzet een eindvonnis is gewezen;
b. aan de op de voet van de direct hiervoor gevorderde veroordeling de voorwaarde zal verbinden dat ten minste één der eiseressen binnen 4 weken na de te dezen te geven uitspraak derdenverzet instelt tegen het bedoelde vonnis d.d. 6 mei 2020, bij gebreke waarvan het verbod direct na ommekomst van de termijn zal eindigen.
c. zal bepalen dat DGMI bij iedere overtreding van het op de voet van het direct hiervoor onder a. gevorderde verbod zal worden veroordeeld tot voldoening van een dwangsom aan eiseressen van € 1.000.000,00 ineens.
Alle beslagen zoals in opdracht van DGMI op de voet van het vonnis van 6 mei 2020 met zaak/rolnummer C/13/682230 KG A 20-319 AB/MB op zal heffen;
a. bij het te dezen te wijzen vonnis de executie zal schorsen van het vonnis van de Voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam d.d. 6 mei 2020 zoals gewezen in de zaak met zaak/rolnummer C/13/682230 KG A 20-319 AB/MB tussen DGMI als eiseres en DGMN als gedaagde, tot het moment dat in het derdenverzet een eindvonnis is gewezen;
b. aan de op de voet van de direct hiervoor gevorderde schorsing de voorwaarde zal verbinden dat ten minste één der eiseressen binnen 4 weken na te dezen te geven uitspraak derdenverzet instelt tegen het bedoelde vonnis d.d. 6 mei 2020, bij gebreke waarvan de schorsing van het verbod direct na ommekomst van de termijn zal eindigen.