ECLI:NL:RBGEL:2020:3522

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 juni 2020
Publicatiedatum
16 juli 2020
Zaaknummer
05/146863-19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag in AZC te Harderwijk met meerdere slachtoffers en psychische problematiek van de verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 29 juni 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die wordt beschuldigd van poging tot doodslag op twee medebewoners van een asielzoekerscentrum (AZC) in Harderwijk. De verdachte, die lijdt aan een psychische stoornis, heeft op 17 juni 2019 meerdere keren met een mes gestoken naar de slachtoffers, die op dat moment samen een spel aan het spelen waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, door met een mes in de richting van vitale lichaamsdelen van de slachtoffers te steken, voorwaardelijk opzet heeft gehad op hun dood. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van voorbedachte rade, omdat er geen bewijs was voor kalm beraad voorafgaand aan de steekpartij.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar is, gezien zijn psychische toestand, en heeft hem ontslagen van alle rechtsvervolging. In plaats daarvan is de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging opgelegd. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding aan beide slachtoffers. De totale schadevergoeding bedraagt € 8.510,00, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank heeft de beslissing op basis van de ernst van de feiten en de psychische toestand van de verdachte genomen, waarbij de veiligheid van anderen voorop staat.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/146863-19
Datum uitspraak : 29 juni 2020
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1996 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in [detentieplaats] .
raadsman: mr. R.W. van Faassen, advocaat te Zwolle.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 24 februari 2020, 6 april 2020 en 29 juni 2020.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is - na een toegewezen vordering tot aanpassing als bedoeld in artikel 314a Wetboek van Strafvordering - ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode tussen 17 juni 2019 tot en met 18 juni 2019,
te Harderwijk, in de gemeente Harderwijk,
althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer]
Opzettelijk,
al dan niet met voorbedachte rade,
van het leven te beroven,
- die [slachtoffer] van achteren heeft benaderd en/of
- die [slachtoffer] één of meermalen, met kracht, met een (lang) mes, in de
hals en/of nek en/of rug en/of in de schouder,
althans in het lichaam,
heeft gestoken en/of geprikt en/of gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode tussen 17 juni 2019 tot en met 18 juni 2019,
te Harderwijk, in de gemeente Harderwijk,
althans in Nederland,
aan [slachtoffer]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten een dubbele klaplong en/of een diepe snij- en/of steekwond
in de nek en/of hals en/of rug en/of schouder,
althans in het lichaam,
en/of een klaplong heeft toegebracht
door één of meermalen, met kracht, met een (lang) mes, in de hals en/of nek en/of rug en/of in de schouder,
althans in het lichaam,
te steken en/of te prikken en/of te snijden;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2.
hij in of omstreeks de periode tussen 17 juni 2019 tot en met 18 juni 2019,
te Harderwijk, in de gemeente Harderwijk,
althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer 2]
Opzettelijk,
al dan niet met voorbedachte rade,
van het leven te beroven,
- die [slachtoffer 2] van achteren heeft benaderd en/of
- die [slachtoffer 2] één of meermalen, met kracht, met
een (lang) mes, in de rug en/of in de schouder,
althans het lichaam,
heeft gestoken en of geprikt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode tussen 17 juni 2019 tot en met 18 juni
2019, te Harderwijk, in de gemeente Harderwijk,
althans in Nederland,
aan [slachtoffer 2]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten een diepe snij- en/of steekwond
in de rug en/of schouder en/of de hand,
althans het lichaam,
heeft toegebracht door één of meermalen, met kracht, met een (lang) mes,
in de hals en/of nek en/of rug en/of in de schouder en/of de hand,
althans in het lichaam,
te steken en/of te prikken en/of te snijden;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode tussen 17 juni 2019 tot en 18 juni 2019, te
Harderwijk, in de gemeente Harderwijk,
althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer 2]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- die [slachtoffer 2] van achteren heeft benaderd en/of
- die [slachtoffer 2] één of meermalen, met kracht, met
een (lang) mes, in de rug en/of in de schouder en/of de hand,
althans het lichaam,
heeft gestoken en of geprikt en/of gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 17 juni 2019 tussen 22:30 uur en 23:59 uur zijn [slachtoffer] en [slachtoffer 2] in het AZC te Harderwijk, in de gemeente Harderwijk meermalen met een mes door verdachte gestoken. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 en 2 primair tenlastegelegde feiten, met uitzondering van de voorbedachte rade.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft voor wat betreft feit 1 geen bewijsverweer gevoerd. Ten aanzien van feit 2 heeft hij zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van potentieel dodelijk is letsel. Er zou enkel een bewezenverklaring kunnen volgen voor het meer subsidiair tenlastegelegde feit.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij stemmen hoorde die zeiden dat hij iemand moest verwonden. In opdracht van de stemmen heeft hij daarom [slachtoffer] en [slachtoffer 2] gestoken. Op het moment dat verdachte stemmen hoorde, lag het mes in de keuken. [3]
Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat hij samen met [slachtoffer 2] (rechtbank: [slachtoffer 2] ) in de keuken een spel aan het spelen was op de PlaySation. Zij zaten beiden met hun rug in de richting van de deur van de keuken. Uit het niets voelde [slachtoffer] opeens een hevige pijn aan zijn linker schouder en zag direct heel veel bloed. [slachtoffer] zag dat [verdachte] (rechtbank: [verdachte] , hierna: verdachte) achter hem stond met een groot bebloed mes. [slachtoffer] herkende het mes als een van hun messen welke zij ook in de keuken gebruikten. [4] [slachtoffer] is in zijn nek en in zijn rechterzij/borst gestoken. [5] [slachtoffer] is de keuken uitgerend en werd wakker in het ziekenhuis. [6]
Het rapport van het NFI beschrijft het letsel van [slachtoffer] als volgt.
Letsel A is een scherprandige huidperforatie aan de bovenzijde van de linkerschouder, ter lengte van minimaal circa 2,5 cm. In verbinding met deze huidperforatie was een inwendig wondkanaal met een lengte van circa 14 cm, verlopend via de onderhuidse weke delen en de borstholte, reikend tot in de linkerlong (zowel boven- als onderkwab). Het wondkanaal verliep daarbij dicht langs de grote bloedvaten die onder het linkersleutelbeen verlopen en langs de zenuwbanen van de linkerarm (de zogenaamde plexus brachialis). Door de perforatie was een klaplong met ophoping van bloed in de linker borstholte ontstaan. Letsel B is een scherprandige perforatie aan de rugzijde van de borst, juist rechts van de wervelkolom ter lengte van circa 3,1 cm lengte. In verbinding met deze huidperforatie was een inwendig wondkanaal met een lengte van circa 13 cm, verlopend via de onderhuidse weke delen en de borstholte, reikend tot in de rechterlong. Hierbij waren onder andere de monnikskapspier, de 3e borstwervel, de rechter 3e rib en een tussenribader en -slagader geperforeerd geraakt. Door de perforatie was een klaplong ontstaan met ophoping van een grote hoeveelheid bloed in de rechterborstholte. Deze bloeding maakte het noodzakelijk om een spoedoperatie uit te voeren van de rechterborstholte, ter sluiting van de perforatieopeningen in de bloedvaten en de rechterlong. De letsels kunnen zijn veroorzaakt door minstens twee keer steken met een scherprandig en scherppuntig voorwerp, zoals bijvoorbeeld een mes. De letsels die zijn veroorzaakt bij [slachtoffer] hadden potentieel fataal kunnen aflopen. Het risico op een fataal verloop is gereduceerd tot een geringe kans op overlijden door snel en adequaat medisch ingrijpen. Zonder medisch ingrijpen was de kans op een fataal verloop groot. [7]
Aangever [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij met twee andere Nigerianen, man 1 en man 2, in de keuken was. [slachtoffer 2] zat met man 2 (rechtbank: [slachtoffer] ) op de PlayStation. Man 1 stond in de keuken te koken. Er was niets aan de hand, totdat man 3 (rechtbank: verdachte) binnenkwam. [slachtoffer] begon te schreeuwen en verdachte stond voor [slachtoffer] . [slachtoffer 2] zag dat [slachtoffer] was gestoken. [slachtoffer 2] voelde vervolgens een hevige pijnscheut in zijn rug. Hij draaide zich om en zag verdachte toen met een mes in zijn rechterhand. [slachtoffer] rende de keuken uit. [slachtoffer 2] kon alleen met gebarentaal en gebrekkig Engels met verdachte communiceren. Verdachte zei dat hij, [slachtoffer 2] wilde doden en maakte daar gebaren bij. [slachtoffer 2] weet niet waarom hij dat zei. Verdachte kwam naar [slachtoffer 2] toe en [slachtoffer 2] probeerde zichzelf te verdedigen en zij kwamen in een soort worsteling. Verdachte maakte stekende, zwaaiende en snijdende bewegingen met het mes naar het lichaam van [slachtoffer 2] . Hij had met mes in zijn rechterhand met de punt naar onder. Verdachte heeft [slachtoffer 2] meerdere keren met het mes geraakt en stak hard, met volle kracht. [slachtoffer 2] is 2 keer in zijn rug gestoken, en 1 keer in zijn buik ter hoogte van zijn navel. Bij het afweren is [slachtoffer 2] geraakt in zijn linkerhand en hij heeft een wond met een snee op zijn voorhoofd. [8]
In het rapport van het NFI omtrent de letselbeoordeling van [slachtoffer 2] zijn de hem toegebrachte letsel als volgt beschreven. Letsel 1 is een oppervlakkige boogvormige scherprandige huidklieving, rechts in de huid van het voorhoofd. Letsel 2 is een oppervlakkige scherprandige klieving van de huid en onderhuidse weke delen aan de buik, ter lengte van circa 2,7 cm. Letsel 3 zijn een twee scherprandige klievingen van de huid en onderhuidse weke delen hoog aan de rug, juist links van het midden. Letsel 4 is een oppervlakkige scherpandige klieving van de huid en onderhuidse weke delen aan de linkeronderarm, juist onder de linker elleboogplooi met een lengte van circa 1 cm. Letsel 5 is een 'forse klieving' van de middenhand tussen de 3e en 4e vinger, waarbij gewrichtsbanden en een zenuw gekliefd zijn geraakt. De risico’s voor de gezondheidstoestand van [slachtoffer] bij perforerende letsels in de omgevende lichaamsdelen ten aanzien van de zes letsel is het volgende. Ad letsel 1 bevindt nabij de huidklieving rechts aan het voorhoofd zich het rechteroog. Door snijden/steken kunnen de oogbol, de oogzenuw en/of oogspieren geperforeerd raken. Dientengevolge kunnen oogfuncties in meer of mindere mate al dan niet blijvend wegvallen en/of oogbewegingen verstoord raken. Ad letsel 2 aan de voorzijde van de buik nabij de navel bevinden zich diverse inwendige organen. Ad letsel 3 bevinden zich nabij de perforaties in de rug de borstholten en het ruggenmergkanaal.
Bij perforatie van de borstkas kan de onderdruk tussen de longvliezen worden opgeheven en kan een klaplong optreden. Ad letsel 4 bevinden zich in de nabijheid van de perforatie in de onderarm bloedvaten, zenuwen, pezen en spieren. Perforatie van bloedvaten in de arm leidt tot in- en uitwendig bloedverlies, waarbij een perforatie van een slagader fataal kan verlopen. Een combinatie van meerdere perforaties beïnvloedt de overlevingskans in belangrijke mate. Bij betrokkenheid van meerdere organen/lichaamsdelen, treedt een nadelig cumulatief effect op van de risico’s van de gezondheidstoestand. Operatieve ingrepen aan inwendige organen van de borstkas zijn op zich reeds niet zonder risico op complicaties cq. overlijden. De gevaarzetting wordt in belangrijke mate ook bepaald door de mogelijkheden voor het slachtoffer om snel adequate medische hulpverlening te bereiken. [9]
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte meerdere malen met een mes in de richting van [slachtoffer] en [slachtoffer 2] heeft gestoken. Bij beide aangevers zijn diverse steekwonden opgetreden. Ten aanzien van [slachtoffer] zijn steekwonden opgetreden in zijn rug en schouder. Bij [slachtoffer 2] zijn steekwonden opgetreden in zijn hoofd, rug, buik, arm en zijn hand.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte door op deze wijze te handelen voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van aangevers. Het hoofd, de schouder, de rug en de buik zijn kwetsbare onderdelen van het menselijk lichaam, waarin zich onder meer belangrijke (slag)aderen en vitale organen bevinden. Als algemeen bekend mag worden verondersteld dat in deze regio, zeker met een wapen als een mes, dodelijk letsel kan worden toegebracht. Door met een mes meermalen in (de richting van) deze lichaamsdelen van aangevers te steken heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat één of meer aderen of organen met een vitale lichaamsfunctie zouden worden geraakt en dat aangevers als gevolg van de dan ontstane verwondingen zouden kunnen overlijden.
Ten aanzien van feit 1 heeft verdachte door zijn handelen ernstig letsel bij [slachtoffer] in zijn schouder en rug veroorzaakt, waardoor zonder medisch ingrijpen [slachtoffer] was komen te overlijden.
Voor wat betreft feit 2 heeft verdachte meerdere malen richting [slachtoffer 2] gestoken. [slachtoffer 2] heeft op meerdere plekken op zijn lichaam steekwonden opgelopen. Het letsel in zijn rug, hoofd en buik betreffen kwetsbare onderdelen van het menselijk lichaam. Het letsel dat [slachtoffer 2] aan zijn hand heeft opgelopen, is ontstaan door het afweren van het mes. Hierdoor heeft [slachtoffer 2] waarschijnlijk erger letsel weten te voorkomen.
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, poging tot doodslag zowel ten aanzien van feit 1 als feit 2 bewezen.
Voorbedachte rade
Voor een bewezenverklaring van het handelen met voorbedachten rade, moet er een moment zijn geweest van kalm overleg, van bedaard nadenken voorafgaand aan de uitvoering van het feit. Naar het oordeel van de rechtbank is er geen wettig en overtuigend bewijs voorhanden waaruit blijkt dat bij verdachte, vanaf het moment dat hij het mes uit de keuken heeft gepakt tot het moment dat aangevers door verdachte werden gestoken, sprake is geweest van kalm beraad en rustig overleg. Verdachte zal van het onderdeel voorbedachten rade worden vrijgesproken.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het 1 en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij
in ofomstreeks
de periode tussen17 juni 2019
tot en met 18 juni 2019,
te Harderwijk, in de gemeente Harderwijk,
althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer]
Opzettelijk,
al dan niet met voorbedachte rade,
van het leven te beroven,
- die [slachtoffer] van achteren heeft benaderd en
/of
- die [slachtoffer]
één ofmeermalen, met kracht, met een (lang) mes, in de
hals en/of nek en/ofrug en
/ofin de schouder,
althans in het lichaam,
heeft gestoken
en/of geprikt en/of gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij
in ofomstreeks
de periode tussen17 juni 2019
tot en met 18 juni 2019,
te Harderwijk, in de gemeente Harderwijk,
althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer 2]
Opzettelijk,
al dan niet met voorbedachte rade,
van het leven te beroven,
- die [slachtoffer 2] van achteren heeft benaderd en
/of
- die [slachtoffer 2]
één ofmeermalen, met kracht, met
een (lang) mes, in de rug en
/ofin de schouder,
althans het lichaam,
heeft gestoken
en of geprikt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van de feit 1 en 2 primair:
Poging tot doodslag

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De psychiater/psychoanalyticus dr. T.W.D.P. van Os en de GZ-psycholoog N. van der Weegen hebben verdachte onderzocht en over hem gerapporteerd. Zij concluderen beiden dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis te weten een ongespecificeerd schizofrenie spectrum of andere psychotische stoornis tot uiting komend in auditieve hallucinaties in de vorm van stemmen die hem opdrachten gaven en paranoïde wanen. Deze stoornis was ook aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde. De vraag “Beïnvloedde de eventuele ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens onderzochtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde (zodanig dat het tenlastegelegde daaruit verklaard kan worden)?” wordt door de onderzoekers beantwoord met “Ja”. Beide gedragsdeskundigen concluderen dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar is te achten.
De rechtbank neemt die conclusie over en maakt die tot de hare.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging, nu verdachte, gelet op de rapportages en de daarin vermelde adviezen van de deskundigen ontoerekeningsvatbaar moet worden geacht voor het plegen van de feiten. De officier van justitie heeft daarnaast de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de zaak nogmaals dient te worden aangehouden voor het opmaken van een maatregelenrapport. Verdachte heeft, ook ter terechtzitting, gezegd dat hij, zijn eerdere weigering ten spijt, nu wel wil meewerken. Er moet nu niet worden besloten tot de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging, gelet op de adviezen van de deskundigen. Verdachte moet volledig ontoerekeningsvatbaar worden geacht en worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Subsidiair is de raadsman van mening dat de officier van justitie in deze zaak zou moeten zorgdragen voor een rechtelijke machtiging of een zorgmachtiging.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 18 mei 2020;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 26 mei 2020;
- een psychiatrisch onderzoek van dr. T.W.D.P. van Os, psychiater/psychoanalyticus, gedateerd 11 december 2019
- een psychologisch onderzoek van N. van der Weegen, GZ-psycholoog, gedateerd 5 december 2019.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging doodslag op twee medebewoners van het AZC. Hij heeft hen aangevallen omdat verdachte stemmen hoorde. De stemmen zouden hem opdracht hebben gegeven om de slachtoffers iets aan te doen. Verdachte heeft de slachtoffers meerdere malen gestoken met een mes. Met name [slachtoffer] heeft ernstig letsel opgelopen aan zijn schouder en zijn rug. Hij heeft ook meerdere dagen in het ziekenhuis moeten verblijven. Dat het letsel bij [slachtoffer 2] enigszins is meegevallen, heeft er onder andere mee te maken dat [slachtoffer 2] het mes heeft afgeweerd met zijn hand. Het behoeft geen betoog dat het handelen van verdachte een enorme impact heeft gehad op de slachtoffers.
De psychiater/psychoanalyticus dr. T.W.D.P. van Os heeft gerapporteerd dat het risico op gewelddadig gedrag in de toekomst als laag moet worden ingeschat. Het risico staat of valt met de activiteit van de psychose. De GZ-psycholoog N. van der Weegen heeft geen zicht gekregen op het recidiverisico. Beide deskundigen zijn van mening dat verdachte geplaatst zou moeten worden in een psychiatrisch ziekenhuis. Echter, de rapporten zijn opgemaakt voor 1 januari 2020 en met de inwerkingtreding van Wet Forensische Zorg is deze mogelijkheid vervallen. Vervolgens zou de afgifte van een zorgmachtiging op grond van de WvGGZ overwogen moeten worden.
De officier van justitie heeft onderzoek gedaan naar de mogelijkheden van een zorgmachtiging naar aanleiding van het tussenvonnis van de rechtbank van 9 maart 2020. Verdachte verblijft momenteel in het [detentieplaats] Ten tijde van het plegen van het delict verbleef verdachte in het [verblijfplaats]. Zijn toekomstige woonplaats, gelet op de verblijfstatus van verdachte, zal mogelijk wijzigen. De Geneesheer-Directeur [detentieplaats] heeft de mogelijkheden voor een zorgmachtiging onderzocht en is tot de conclusie gekomen dat die mogelijkheden er onder meer uit financiële problemen niet zijn. Bovendien zal verdachte geen vrijheden kunnen praktiseren buiten de instelling omdat hij geen verblijfsrecht in Nederland heeft. Bij vrijheden buiten de instelling kan verdachte worden opgepakt door de politie. Gelet op de verblijfsstatus van verdachte en op het ontbreken van een financieringstitel zal een zorgmachtiging geen kans van slagen hebben.
Naar aanleiding van het tussenvonnis van de rechtbank van 9 maart 2020 is door de Reclassering getracht een maatregelenrapport op te maken. De Reclassering heeft op 26 mei 2020 gerapporteerd dat om de mogelijkheden voor de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden te onderzoeken (opbouw van) samenwerking met verdachte noodzakelijk is. Dit bleek niet mogelijk omdat verdachte zijn medewerking aan het gesprek, ook na contact met zijn raadsman, weigerde. Ook gaf verdachte geen toestemming voor informatie-uitwisseling met referenten. Hierdoor bleef voor de reclassering onder meer onduidelijk hoe het huidige traject (in het kader van artikel 15.5 PBW) binnen [detentieplaats] verloopt, in welke mate verdachte zich aan behandeling/begeleiding conformeert en of een indicatiestelling kan worden afgegeven door het NIFP-ifz voor plaatsing in het kader van terbeschikkingstelling met voorwaarden. Ook heeft door het ontbreken van toestemming geen contact kunnen plaatsvinden met de immigratie- en naturalisatiedienst (IND), waardoor onduidelijk is gebleven wat de stand van zaken is omtrent de verblijfsstatus van verdachte. Complicerend is – zo wordt althans in het dossier vermeld – dat verdachte in het kader van een Dublinclaim per 19 juni 2019 naar Italië had zullen vertrekken, maar dat dit voor de duur van een jaar is uitgesteld vanwege onderhavige strafrechtelijke procedure. Gezien de weigering van verdachte om medewerking te verlenen aan het onderzoek, ziet de reclassering geen mogelijkheden om een traject in het kader van terbeschikkingstelling met voorwaarden vorm te geven.
De rechtbank overweegt dat het bewezenverklaarde niet aan verdachte kan worden toegerekend wegens de ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat vanwege de verblijfsstatus van verdachte en het ontbreken van een financieringstitel een zorgmachtiging geen kans van slagen heeft. De reclassering heeft gerapporteerd dat zij geen mogelijkheden ziet om met voorwaarden de risico’s te beperken of het gedrag van verdachte te veranderen en zij adviseren dan ook negatief over een terbeschikkingstelling met voorwaarden.
De rechtbank stelt vast dat de bewezenverklaarde feiten misdrijven betreffen als bedoeld in artikel 37a, eerste lid onder 1 van het Wetboek van Strafrecht waarvoor terbeschikkingstelling mogelijk is. De rechtbank is voorts van oordeel dat, mede gezien de ernst van de begane feiten, de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling eist.
Het feit dat het strafblad van verdachte tot aan het plegen van de feiten in deze zaak blanco is, is geen reden om van oplegging van terbeschikkingstelling met dwangverpleging af te zien. Door de ernstige persoonlijkheidsproblematiek van verdachte, de weigering van verdachte om mee te werken aan een maatregelenrapport en de perikelen omtrent de verblijfsstatus van verdachte ziet de rechtbank geen andere mogelijkheden. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het noodzakelijk om aan de verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging op te leggen.
De strafbare feiten waarvoor de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege wordt opgelegd, betreffen misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen. De totale duur van de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
Gelet op het voorgaande wordt het verzoek van de raadsman van verdachte om de zaak opnieuw aan te houden voor het opmaken van een maatregelenrapport afgewezen.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 15.510,00. Ter terechtzitting is de vordering van de benadeelde partij verminderd tot een bedrag van € 5.510,00.
De benadeelde partij [slachtoffer 2] zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 3.000,00.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] tot betaling van het bedrag van € 5.510,00 toe te wijzen en de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] tot betaling van het bedrag van € 3.000,00 toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 60 dagen hechtenis ten aanzien van vordering van [slachtoffer] en 40 dagen hechtenis ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2] .
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft geen verweer gevoerd voor wat betreft de vorderingen van de benadeelde partijen. Enkel heeft hij verzocht om de schadevergoedingsmaatregel achterwege te laten gelet op de financiële middelen van verdachte en het risico dat hij niet kan betalen en dan in gijzeling wordt genomen
Beoordeling door de rechtbank
De benadeelde partij [slachtoffer]
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering – die ook niet wordt betwist – is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen tot een bedrag van € 5.510,00 schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering is voor toewijzing vatbaar.
De benadeelde partij [slachtoffer 2]
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering –die eveneens niet wordt betwist- is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezen verklaarde handelen tot een bedrag van € 3.000,00 schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering is voor toewijzing vatbaar.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank, ondanks het verweer van de raadsman, aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partijen. De rechtbank zal bij gebreke van betaling de daaraan verbonden gijzeling vervangen door telkens één dag.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 17 juni 2019.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 37a, 37b, 45, 57 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart
verdachte niet strafbaaren
ontslaatverdachte voor het
ten laste gelegdevan alle
rechtsvervolging;
 gelast dat verdachte
ter beschikkingwordt
gestelden beveelt dat de ter beschikking gestelde
van overheidswege zal worden verpleegd.

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1 tot betaling van
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] .
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 2 tot betaling van
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Kleinrensink, voorzitter, mr. Y.M.J.I. Baauw- de Bruijn en
mr. C.C.M. Poland, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Verhagen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 juli 2020.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, basisteam Veluwe-West, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600 2019339413, gesloten op 31 juli 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 56 e.v. en het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 66 e.v.
3.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 februari 2020.
4.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 56 en 57.
5.Het proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] , p. 61, bovenaan.
6.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 57.
7.Een schriftelijk bescheid, te weten een rapport van het NFI, Forensisch-medisch onderzoek betreffende de heer [slachtoffer] geboren op [geboortedag slachtoffer 1] 1997, opgesteld door D. Botter, forensisch arts KNMG, gedateerd, 11 november 2019.
8.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 66 e.v.
9.Een schriftelijk bescheid, te weten een rapport van het NFI, Forensisch-medisch onderzoek betreffende de heer [slachtoffer 2] geboren op [geboortedag slachtoffer 2] 1987, opgesteld door D. Botter, forensisch arts KNMG, gedateerd, 21 november 2019.