ECLI:NL:RBGEL:2020:3514

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 juli 2020
Publicatiedatum
15 juli 2020
Zaaknummer
05/880667-19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor woningovervallen en poging tot inbraak met geweld

Op 15 juli 2020 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in de zaak tegen een 25-jarige man uit Cuijk, die werd beschuldigd van het medeplegen van twee woningovervallen en een poging tot inbraak bij een restaurant. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met mededaders in de nacht van 20 maart 2019 een woning in Ammerzoden heeft overvallen, waarbij geweld is gebruikt tegen de bewoners. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met bedreiging met geweld, gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaren, met schadevergoedingen aan de slachtoffers. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen beoordeeld en gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk werd gesteld voor de schade. De rechtbank heeft de vordering tot opheffing van de voorlopige hechtenis afgewezen, gezien de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de gepleegde misdrijven.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/880667-19
Datum uitspraak : 15 juli 2020
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1994 te [geboorteplaats 1] , wonende aan [adres 1] ,
thans gedetineerd [detentieadres] ,
raadsvrouw: mr. R.M. Tjong Kim Sang, advocaat te Lent.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen
van 25 september en 4 december 2019 en 5 februari, 15 april en 15 juni 2020.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering nadere omschrijving tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
Onderzoek Pimpernel, zaaksdossier 1:
1.
hij op of omstreeks 20 maart 2019, te Ammerzoden, in de gemeente Maasdriel, omstreeks 23.30 uur, in ieder geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aan de [adres 2] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 2 mobiele telefoons en/of ongeveer 1000 Euro contant geld en/of twee horloges (merk [merk 1] en [merk 2] ), in elk geval enig goed en/of enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij verdachte en/of zijn mededader(s),
  • voorzien van (een) hamer(s), in ieder geval (een) dergelijkend(e) (slag)voorwerp(en) en/of een pistool, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of handschoenen en/of (een) bivakmuts(en), in ieder geval gezichtsbedekkende kleding en/of donkere kleding naar voornoemde woning is/zijn gegaan en/of
  • voornoemde woning is/zijn binnen gedrongen en/of
  • tegen die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] dreigend heeft/hebben geroepen "Politie, politie, [naam] , [naam] , kluis." en/of "Laat hem zijn waffel houden.", in ieder geval woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
  • aan voornoemde [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] (een) hamer(s), in ieder geval (een) dergelijk(e (slag)voorwerp(en) en/of een pistool, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben getoond;
Onderzoek Walstro, zaaksdossier 3:
2.
hij op of omstreeks 2 februari 2019, te Ooij, in de gemeente Berg en Dal, in een woning gelegen aan de [adres 3] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een portemonnee en/of ongeveer 20 Euro en/of een [verzekering] pas en/of een ID-kaart en/of een rijbewijs en/of een kentekenpas en/of een [bank 1] bankpas en/of een [bank 2] bankpas en/of één of meerdere bijbehorende pincodes,
in elk geval enig goed en/of enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [benadeelde 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij verdachte en/of zijn mededader(s),
  • voorzien van een vuurwapen, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of een breekijzer, in ieder geval een dergelijkend voorwerp en/of handschoenen en/of (een) bivakmuts(en), in ieder geval gezichtsbedekkende kleding naar voornoemde woning is/zijn gegaan en/of voornoemde woning binnen is/zijn gegaan en/of
  • die [benadeelde 3] met kracht in de rug heeft/hebben geduwd en/of op de bank heeft/hebben geduwd en/of tegen die [benadeelde 3] heeft/hebben gezegd dat ze geld willen, in ieder geval woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
  • de polsen van die [benadeelde 3] aan elkaar heeft/hebben getaped en/of
  • die [benadeelde 3] vervolgens mee naar boven heeft/hebben genomen en/of een vuurwapen, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [benadeelde 3] heeft/hebben gericht en/of - meermalen, in ieder geval éénmaal, tegen die [benadeelde 3] heeft/hebben gezegd dat hij rustig moest doen en dat ze hem in zijn been zouden schieten en dat ze zijn pincode moest zeggen, in ieder geval woorden gelijke aard en/of strekking en/of
  • die [benadeelde 3] meermalen, in ieder geval éénmaal, met de koevoet op de linker knie en kuit, in ieder geval op het been heeft/hebben geslagen;
3.
hij op of omstreeks 3 februari 2019, in de gemeente Nijmegen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening met behulp van een bankpas ( [bank 1] ) ten name van [benadeelde 3] heeft weggenomen een geldbedrag van 70 Euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan die [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of tot de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door de (geheime) pincode van voornoemde bankpas te gebruiken, terwijl hij en/of zijn mededader(s) door de rekeninghouder van de bankpas niet tot dat gebruik gerechtigd of gemachtigd was, in ieder geval door middel van een valse sleutel;
4.
hij op of omstreeks 3 februari 2019, in de gemeente Nijmegen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, in ieder geval éénmaal, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang de plaats des misdrijfs te verschaffen en/of tot de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te brengen door middel van een valse sleutel, de (geheime) pincode van een bankpas ( [bank 2] bank) heeft gebruikt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) door de rekeninghouder van de bankpas niet tot dat gebruik gerechtigd of gemachtigd was;
Onderzoek [slachtoffer 1] , zaaksdossier 4:
5.
hij in of omstreeks de periode van 19 maart 2019 tot en met 20 maart 2019 in de gemeente Nijmegen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om goederen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, een ruit van de keuken heeft vernield en/of (vervolgens) naar binnen is geklommen;
Onderzoek [benadeelde 5] , zaaksdossier 5:
6.
hij op of omstreeks 20 maart 2019 in de gemeente Nijmegen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om goederen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde 5] en/of [slachtoffer 3] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, (met een steen) een ruit aan de achterzijde van het pand heeft vernield en/of (vervolgens) naar binnen is geklommen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1, 2 en 5 tenlastegelegde feiten. Ten aanzien van feit 1 (onderzoek Pimpernel) heeft de officier partieel vrijspraak verzocht voor de onderdelen
“omstreeks 23.30 uur”,
“ [merk 2] horloge”,
“geweld”en
“voorzien van een pistool, in ieder geval een vuurwapen gelijkend voorwerp”, nu hiervoor geen of onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is in het dossier.
Ten aanzien van de feiten 3, 4 en 6 heeft de officier van justitie vrijspraak verzocht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat er ten aanzien van feit 1 geen bewezenverklaring kan
volgen ten aanzien van de bestanddelen woning, geweld, de voor de nachtrust bestemde tijd, de 2 mobiele telefoons, de [merk 2] horloge en het geldbedrag van € 1000,-.
De verdediging is ten aanzien van feit 2 van mening dat de verklaring van [medeverdachte 2] in combinatie met het zogenaamde aangetroffen DNA-mengprofiel op de tape en een raptekst niet tot een bewezenverklaring en de overtuiging daarvan kan leiden. De verdediging verzoekt verdachte van feit 2 vrij te spreken.
Feit 5 kan volgens de verdediging worden bewezen, gelet op de bekennende verklaring en het aangetroffen DNA van verdachte.
Ten aanzien van de feiten 3, 4 en 6 is vrijspraak verzocht.
De beoordeling door de rechtbank:
Algemeen
De rechtbank overweegt ten aanzien van de betrouwbaarheid en geloofwaardigheid van de verklaringen van [medeverdachte 2] in het onderzoek Linde dat onder meer uit de onderstaande bewijsmiddelen blijkt dat zijn verklaringen:
  • zeer gedetailleerd zijn;
  • in alle zaken overeenkomen met de verklaringen van aangevers;
  • overeenkomen met de historische telefoongegevens en/of mastgegevens van het telefoonnummer dat bij hem in gebruik is;
  • overeenkomen met telefonisch contact tussen de verdachten voorafgaand en na afloop van het plegen van de feiten (Pimpernel, Hoefblad, Walstro, Scouting).
  • de telefoon van [medeverdachte 3] ten tijde van het plegen van het feiten in Ammerzoden (Pimpernel), het pinnen in Arnhem en de poging tot pinnen in Duiven (Hoefblad) een mast in de buurt van het plaat delict aanstraalt;
  • worden ondersteund door de verklaringen van [medeverdachte 4] (Pimpernel, Scouting); [verdachte] (Pimpernel) en [medeverdachte 5] (Pimpernel, Hoefblad).
  • overeenkomen met de camerabeelden van studentenhuis [naam 1] en beelden van diverse camera’s op de route naar de pinautomaten in Arnhem (Hoefblad)
  • overeenkomt met de verklaring van aangeefster, zij verklaart ook dat dader 2 (Rechtbank: [medeverdachte 3] ) wegloopt met de kluis (Hoefblad);
  • overeenkomt met de aangifte waaruit volgt dat bij de inbraak bij [naam 2] gereedschap, een bouwradio en een aggregaat is gestolen, en uit onderzoek van de telefoon van [medeverdachte 2] blijkt dat hij op Internet naar de waarde van de gestolen spullen heeft opgezocht.
De rechtbank heeft dan ook geen reden om te twijfelen aan de verklaringen van [medeverdachte 2] en zal deze voor het bewijs gebruiken.
Feit 1 (Onderzoek Pimpernel, zaaksdossier 1):
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 20 maart 2019 komt bij de meldkamer een melding binnen van [naam] :
“We zijn net overvallen in Ammerzoden. (…) [adres 2] . (…) er zijn wapens gebruikt” [2]
Aangever [benadeelde 1] heeft verklaard:
“Vandaag, woensdag 20 maart 2019 omstreeks 22.00 uur reden wij weg bij het zusje in Zaltbommel. Met wij bedoel ik en mijn vriendin [benadeelde 2] en ik. (…) We zijn daarna naar de woning gereden van een vriend van ons genaamd [naam] . We zouden daar blijven slapen in het gastenverblijf. We zijn dus daar heen gereden en omstreeks 21.52 uur zijn we daar aangenomen. (…) (…) Hierna zijn we naar bed gegaan. De slaapkamer is ook in het gastenverblijf op de begane grond. (…) Na enkele minuten hoorden we een klapperend geluid. (…) Nog voordat ik de slaapkamer uit kon lopen zag ik dat er vier manspersonen de slaapkamer binnen kwamen. Ze riepen: "politie, politie". Direct daarna riepen ze: " [naam] , [naam] , kluis". Ik heb gezegd dat er geen geld was. (…) Ik riep om [naam] en ik zei tegen mijn vriendin dat ze [naam] moest bellen. Ik hoorde dat een van de overvallers zei: "Laat hem zijn waffel houden". Ik zag ook dat de overvallers toen de telefoon van [benadeelde 2] pakten en waarschijnlijk ook die van mij hebben gepakt want deze ben ik ook kwijt. (…) Voordat ik naar buiten klom zag ik dat de mannen iets in hun handen hadden. Ik zag dat het in ieder geval hamers waren. (…) Ik kan vertellen dat een persoon echt pikzwart was van huidskleur en de drie anderen hadden een lichtere tint. Ik weet dat omdat ik de huid rondom de ogen kon zien ondanks dat ze bivakmutsen droegen. (…) Ik had op een make up tafel die naast het nachtkastje stond een geldbedrag liggen (…) dit geld hebben ze meegenomen. Ik weet het niet zeker maar mogelijk hebben ze ook nog mijn horloge weggenomen want ik dacht dat ik dat daar ook neergelegd had. (…)
De signalementen van de overvallers kan ik u als volgt omschrijven:
Persoon 1: (…)
  • Geheel donker gekleed op de bodywarmer na
  • Had hamer in een van zijn handen.
  • Bivakmuts, groen/ bruin van kleur.

Persoon 2 t/m 4: (…)

  • donker gekleed maar onbekend wat voor kleding
  • allemaal een groene/ bruine bivakmuts op” [3]
“Er is bij mij (…) ook een [merk 1] weggenomen, maar dat is geen echte [merk 1] . (…) ik kan u vertellen dat het een nep [merk 1] is, goud van kleur en een lederen zwarte band. (…) Het [merk 1] horloge dat is weggenomen van mij heeft op de sluiting waar hij vastgemaakt moet worden best veel krasjes. (…)” [4]
Uit de aangifte van [benadeelde 2] blijkt dat zij en [benadeelde 1] om 22:10 uur naar bed zijn gegaan en dat zij 5 á 10 minuten later gerommel aan de deur hoorden en dat er vervolgens vier mannen met hamers de slaapkamer waren binnen gekomen. [5]
Beoordeling door de rechtbank
Vrijspraak
De rechtbank vindt, met de officier van justitie, niet bewezen dat er door verdachte en zijn mededaders fysiek geweld is gebruikt, een pistool is gebruikt en dat er een [merk 2] horloge is gestolen.
De rechtbank vindt, anders dan de officier van justitie, ook niet overtuigend bewezen dat er 1000 euro is gestolen. Er wordt door [benadeelde 1] verschillend verklaard over de hoogte van het gestolen bedrag. Zoals hierna blijkt kan diefstal van een geldbedrag wel worden bewezenverklaard.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de hiervoor genoemde diefstal vergezeld van bedreiging met geweld.
Tijdens de aanhouding van [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] op 29 maart 2019 is in de auto een horloge van het Merk [merk 1] aangetroffen. [6] Uit onderzoek is gebleken dat dit horloge grote gelijkenissen vertoont met het horloge dat aangever [benadeelde 1] heeft omschreven in zijn verklaring [7] en dat hij draagt op twee foto’s op zijn facebookpagina. [8]
[medeverdachte 2] heeft verklaard:
“A: Op de dag van de overval in Ammerzoden ben ik met mijn eigen auto naar Ammerzoden gegaan. (...) Ik heb de jongens op een afgesproken plaats in Nijmegen (...) opgehaald. (...) We zijn naar Ammerzoden gereden. Het waren in totaal vier jongens. Drie die me gevraagd hadden of ik geld wilde verdienen en een jongen die ik niet ken. (...) Toen we langs het huis opreden ben ik uiteindelijk naar de achterzijde van het pand gereden en heb daar mijn auto geparkeerd. (...) De vier jongens stapten uit de auto (...) en zijn voor mijn gevoel twee minuten of zo weggeweest en toen kwamen ze weer terug. (...)” [9]
V: Heb jij hamers gezien?
A: Volgens mij eentje, een klauwhamer achtig iets. (...)” [10]
“A: [verdachte] gaf mij aanwijzingen naar de plek in Ammerzoden.” [11]
“V: Wat droegen de vier jongens?
A: Ze droegen zwarte kleding en bivakmutsen (...) Ze namen een tas mee uit de auto. (...)” [12]
“V: Welke andere jongens waren erbij in Ammerzoden?
A: Dat waren [medeverdachte 4] , [verdachte] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] (dat is zijn bijnaam). (...)” [13] “ [medeverdachte 4] heet [medeverdachte 4] . Hij komt uit [plaats] .” [14]
[medeverdachte 4] heeft het volgende verklaard:
“Ik wil verklaren over de woningoveral in Ammerzoden. (…) Ik werd benaderd door iemand die had gesproken met een tipgever. Ik heb van hem te horen gekregen dat er horloges aanwezig waren in een huis in Ammerzoden. En dat de mensen die daar woonden uit eten waren. (…) Ik heb gezegd dat ik wil mee wilde doen met het inbreken in dat huis in Ammerzoden. Ik wist toen nog niet op welk adres het was in Ammerzoden. De avond waarop het gebeurd is, werd ik opgehaald door 1 persoon wiens naam ik niet wil noemen bij mijn zus in Wijchen. (…) Daarna zijn we in de auto van degene die mij ophaalde naar Nijmegen gereden. We stopten ergens in het Waterkwartier op de parkeerplaats bij de [winkel] . Daar stonden nog andere drie andere mensen. (…) We reden in een [merk 3] . Het model weet ik niet. Ik weet niet via welke route we daar naar toe zijn gereden. Ik heb daar niet op gelet. Onderweg werd er door een van de andere inzittenden, niet de chauffeur, gebeld naar de tipgever waar het precies was. (…) Er [werd] toen gezegd dat we aan de achterkant moesten zijn bij een huis. (…) Toen stapten iedereen uit behalve de chauffeur. Die bleef zitten en wachten. Ik had een koevoet mee om daar de deur open te breken. (…) Ik had een soort bandana om voor het geval er camera's waren. Het was volgens mij een zwarte. (…) Verder had ik de capuchon van mijn vest over mijn hoofd getrokken. De anderen hadden ook hun gezicht bedekt met iets, maar ik weet niet meer wat ze op hadden voor als er camera's waren. We klommen allemaal over een hekwerk. Er waren twee deuren aan de achterzijde van de woning. (…) Ze hebben die deur gewoon open geduwd. Er is geen breekijzer voor gebruikt. De twee die bezig waren met die deur zijn naar binnen gerend. Ik en de andere volgden hen. Wij stonden in de woonkamer en de twee die als eerste naar binnen gingen stonden in de slaapkamer. Ik en de andere jongen zijn toen ook naar de slaapkamer gerend. Ik zag toen dat er twee mensen in bed lagen. (…) Die jongen begon te schreeuwen. Hij riep de hele tijd een naam. Ik weet echter niet meer welke naam. Ik was hier van slag van en ben weggerend naar buiten via de deur waar ik ook binnen was gekomen. Ik ben toen weer over het hekwerk geklommen en heb een stukje verder op gewacht totdat de anderen kwamen. De anderen kwamen vrij snel nadat ik daar stond ook over het hekwerk geklommen. Hierna zijn we in de auto gesprongen en zijn we meteen weggereden. De chauffeur stond nog op ons te wachten. (…)” [15]
[verdachte] heeft verklaard:
“Ik wou ook bekennen dat bij Ammerzoden het niet om een woningoverval te doen was. Het zou een inbraak moeten zijn.(...)
In totaal waren we met zijn vijven. (…) We hebben een tip gekregen en daar werd verteld dat er in het tuinhuis veel waardevolle spullen zouden staan. [16]
Nu [benadeelde 1] en [benadeelde 2] in het gastenverblijf behorende bij de woning van [naam] verbleven en daar in een slaapkamer in een bed lagen (te slapen), kan het gastenverblijf volgens de rechtbank worden aangemerkt als (een deel van) een woning.
Uit de verklaringen van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] blijkt dat de verdachten na 22:00 uur de woning zijn binnengedrongen. De rechtbank stelt vast dat dit daarmee gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd is geweest.
Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich in nauwe en bewuste samenwerking met zijn mededaders schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde diefstal met bedreiging met geweld. Ze zijn samen naar Ammerzoden gereden en samen de woning binnengedrongen. Zelfs als verdachte en zijn mededaders dachten dat de personen die in de woning verbleven uit eten waren, dan hebben zij, mede gelet op het tijdstip, de aanmerkelijke kans aanvaardt dat de bewoners al weer thuis waren, of op enig moment thuis zouden komen. Toen de verdachten merkten dat er personen in de woning aanwezig waren, gingen zij niet weg maar hebben zij de diefstal doorgezet. Zij kwamen samen de slaapkamer in en vroegen schreeuwend om geld en om de kluis. Zij droegen donkere kleding, de bivakmutsen, hamers en een breekijzer. Zij hebben geld en telefoons en een horloge meegenomen. Verdachte heeft (tenminste) door zijn donkere, gezicht bedekkende kleding, het binnen dringen van de slaapkamer en het dragen van een wapen bijgedragen aan het scheppen van een dreigende sfeer. Daarom heeft hij zich schuldig gemaakt aan het medeplagen van diefstal met bedreiging met geweld. Uit verdachtes handelen leidt de rechtbank zijn opzet op de diefstal met bedreiging met geweld af. Nu er geen sprake is geweest van fysiek geweld wordt verdachte van het plegen van geweld vrijgesproken.
Conclusie
Gelet op bovengenoemde bewijsmiddelen en in samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met zijn mededaders schuldig heeft gemaakt aan diefstal vergezeld van bedreiging met geweld van twee telefoons, een horloge en een geldbedrag, gedurende de voor de nachtrust bestemd tijd.
Feit 2 (Onderzoek Walstro, zaaksdossier 3):
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Aangever [benadeelde 3] (hierna: [benadeelde 3] ) bevond zich op 2 februari 2019 in zijn woning aan de [adres 3] te Ooij. Omstreeks 23:35 uur hoorde [benadeelde 3] ineens de klink van de achterdeur, die niet op slot zat. Hij stond op van de bank omdat hij niemand verwachtte. Op dat moment zag hij een man met een zakdoek voor zijn mond naar hem toe komen rennen. De man had een breekijzer bij zich. Hij ging achteruit op de bank liggen met zijn handen in de lucht. De man drukte hem tegen zijn rug op de bank. [benadeelde 3] hoorde de man roepen dat hij iets van geld wil. [benadeelde 3] riep
“boven”.
Ondertussen zag hij dat er nog twee mannen mijn huis binnen kwamen. Een van hen had een bivakmuts op. Een van de twee mannen had een zwart vuurwapen bij zich en hield dat op [benadeelde 3] gericht. De andere man had een mes bij zich.
[benadeelde 3] hoorde twee personen de trap op lopen, naar boven naar de slaapkamers. Hij lag nog op zijn buik op de bank. De man die [benadeelde 3] op de bank duwde, zei tegen hem dat hij zijn handen op zijn rug moest doen. Nadat hij dat had gedaan, werden zijn polsen aan elkaar getaped. De mannen die naar boven waren gegaan, kwamen weer terug. Ze zeiden tegen de man beneden dat ze boven niks konden vinden. De mannen besloten dat [benadeelde 3] mee moest naar boven. Hij werd op zijn rug geduwd en aan zijn polsen omhooggetrokken. De twee andere mannen liepen voor [benadeelde 3] naar boven, de man die zijn polsen vasthield, liep achter hem. Ze liepen met zijn vieren naar de slaapkamer van zijn moeder. Een van de mannen vroeg waar het geld was. Janssen zei dat de portemonnee van zijn moeder achter de klok lag. Een van de twee mannen pakte de portemonnee. Een van de mannen stak de portemonnee in zijn zak. [benadeelde 3] schreeuwde dat de mannen hem lost moesten laten. De mannen zeiden steeds dat hij rustig moest doen. Hij hoorde de mannen zeker drie keer zeggen dat ze hem in zijn been moesten schieten. [benadeelde 3] stribbelde steeds tegen en schreeuwde om de mannen af te schrikken.
Met twee mannen moest hij mee naar zijn eigen slaapkamer. Daar pakte een van de mannen zijn spaarpot met muntgeld. Voorts werd de portemonnee van [benadeelde 3] door een van de mannen in zijn jaszak gestoken. In de portemonnee zat € 20,-; een [verzekering] -pas, ID-kaart, rijbewijs, [bankpas] en kentekenpasje van zijn auto.
De mannen vroegen [benadeelde 3] naar de pincodes van de bankpassen van hem en zijn moeder. [benadeelde 3] gaf zijn pincode. Hij zei tegen de mannen dat hij de pincode van zijn moeder niet wist. Vervolgens werd [benadeelde 3] door de man die hem vasthield met een koevoet op zijn been geslagen. [benadeelde 3] gaf de mannen vervolgens een code die hij had verzonnen. De man met de koevoet zei dat tegen [benadeelde 3] dat hij niet moest liegen. [benadeelde 3] werd vervolgens op de slaapkamer van zijn moeder gezet. De man van de koevoet zei dat hij daar moest blijven staan. De deur werd op een kier gezet en later dicht getrokken. [benadeelde 3] hoorde vervolgens de mannen vertrekken en een auto wegrijden. [17]
De beoordeling
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van diefstal in een woning met geweld en bedreiging met geweld.
Zij overweegt hiertoe het volgende.
Op 2 februari 2019 om 20:02:48 uur wordt door het telefoonnummer [telefoonnummer 2] in gebruik bij [verdachte] een sms-bericht ontvangen van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] in gebruik bij [medeverdachte 3] , met als inhoud:
“Yo heb goeie tori. Kanje driver fixxe?”
Om 21:03:12 uur stuurt [verdachte] een sms-bericht terug naar [medeverdachte 3] , met als inhoud:
“ [telefoonnummer 3] ”. [18] Uit onderzoek is gebleken dat dit telefoonnummer in gebruik is bij [medeverdachte 2] . [19]
[medeverdachte 2] heeft verklaard:
“Ik werd gebeld door [verdachte] en [medeverdachte 3] toen ik bij mijn ex-vriendin [naam 3] was. Eerst vroeg [verdachte] mij via de telefoon of ik chauffeur wilde zijn. Hij vroeg of ik wilde rijden naar de plaats Ooij. (...) Ik zei toen dat dat goed was. Er werd niet gezegd waarvoor het was. Het was dezelfde avond als de overval. Ik weet niet hoe laat ik toen ben weggereden vanaf de woning van mijn ex-vriendin in Beneden Leeuwen. Ik heb [verdachte] opgehaald (…). Ik ben toen samen met [verdachte] in de auto naar de parkeerplaats bij de [winkel] op de Fenikshof gereden. Daar stapten [medeverdachte 3] en die [medeverdachte 5] in. Ik was toen met mijn [merk 4] . Dit is dezelfde auto die ik ook gebruikt heb bij de overval op de [locatie] . [verdachte] zei tegen mij dat ik naar Ooij moest rijden. Hij vertelde nog steeds niet waarom ik daar heen moest rijden. Ik wist de weg niet naar Ooij. Iemand van hen wees mij de weg. Ik reed via een dijk naar Ooij. Ik kreeg aanwijzingen hoe ik moet rijden. Toen kamen we in het dorp terecht. Toen deden de drie anderen in een keer bivakmutsen op en stapten ze uit de auto. Ik moest de auto ergens parkeren zodat we zo snel mogelijk weer weg konden gaan. Ik wist toen nog niet dat ze een overval gingen plegen. Het kon ook gaan om een inbraak. Ik parkeerde mijn auto in een straat die ik niet kende. Ze liepen richting een huizenblok. Ik kon echter niet zien of ze ergens naar binnen gingen. (…) ze waren donker gekleed.
Na ongeveer 10 minuten kwamen ze terug gerend naar mijn auto. Ze stapten meteen in de auto. Ik weet niet meer wie er voor of achterin gingen zitten. [verdachte] riep dat ik moest gaan rijden en hij wees mij de weg. We reden via dezelfde dijk terug naar Nijmegen naar de woning waar [medeverdachte 5] woont nabij de [winkel] . [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] stapten uit en ik ben met [verdachte] naar Druten gereden. Ik heb [verdachte] afgezet bij de woning waar hij woonde. Hierna ben ik naar Dreumel gereden. Daar was mijn ex-vriendin [naam 3] bij haar vriendin [naam 4] .
Ik heb haar verteld dat ik naar Ooij was gereden en dat ik het raar vond dat die anderen bivakmutsen op deden. Toen heb ik diezelfde nacht daar in Dreumel op internet gezocht en kwam er toen achter dat er een overval gepleegd was in Ooij.
(…) Ik heb niet gezien waarmee ze terug kwamen en ik heb hen ook niet naar een pinautomaat gereden. (…) [medeverdachte 5] die woont op de Fenikshof was er ook bij betrokken.
(…) Voor dit heb ik niets gekregen. (…) Ik heb steeds geld gekregen van [medeverdachte 3] . (…) Ik zou er iets voor krijgen maar ik heb er niets van gezien. Voor de inbraak bij de scouting heb ik ook niets gekregen.” [20]
Het telefoonnummer [telefoonnummer 3] in gebruik bij [medeverdachte 2] heeft voorafgaande aan de woningoverval contact met [medeverdachte 3] . [medeverdachte 3] belt om 21:03 uur naar [medeverdachte 2] en [medeverdachte 2] belt om 21:08 uur naar [medeverdachte 3] . De telefoon van [medeverdachte 2] straalt op dat moment de zendmast in Beneden-Leeuwen aan. Vervolgens vindt er rond 21:56/21:58 en 22:30/22:37 uur onderling telefonisch contact plaats waarbij de telefoon van [medeverdachte 2] de zendmast in Nijmegen aanstraalt. Om 00:21 uur belt [medeverdachte 2] naar zijn vriendin [naam 3] en straalt daarbij de zendmast in Druten aan. [21]
Op 2 februari tussen 20:00 uur en 22:43 uur is veelvuldig contact geweest tussen [medeverdachte 3] en [verdachte] en zijn mededaders. Vanaf 22:43 uur vindt geen onderling contact meer plaats, tot de volgende dag om 11:36 uur. [22]
De duct tape waarmee aangever [benadeelde 3] werd vastgebonden, is bemonsterd en onderzocht door het NFI. In de bemonstering van de rugzijde van de tape (aan het uiteinde) is een DNA-mengprofiel aangetroffen van minimaal twee personen, waarvan in ieder geval één man. Op basis van hypotheses en bewijskracht, wordt door het NFI vastgesteld dat het verkregen DNA-mengprofiel op de tape meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker van [verdachte] en één willekeurig onbekende persoon is dan van twee willekeurige onbekende personen.
Op grond hiervan stelt de rechtbank vast dat de bemonstering van de tape DNA van [verdachte] bevat.
Voor wat betreft het aangetroffen DNA profiel heeft [verdachte] voor het eerst ter terechtzitting een verklaring afgelegd. [verdachte] heeft verklaard dat zijn DNA mogelijk op de tape terecht is gekomen omdat hij een keer met tape heeft geprobeerd om een losgelaten kentekenplaat van de auto van [medeverdachte 2] vast te plakken. Toen dit niet lukte heeft hij de tape terug op de rol gedraaid. Verder heeft hij verklaard dat hij de rol tape in de auto van [medeverdachte 2] mogelijk een keer heeft aangeraakt en dat daarom zijn DNA op de tape is aangetroffen. De rechtbank acht deze verklaringen niet aannemelijk geworden. Uit onderzoek door het NFI is gebleken dat de bemonstering met het DNA van [verdachte] is aangetroffen op 3,5 meter van het ene uiteinde van het stuk tape en op 4,7 meter van het andere uiteinde van het stuk tape. De rechtbank acht het onaannemelijk dat [verdachte] ‘toevallig’ de rol heeft aangeraakt waarbij zijn DNA werd achtergelaten dan wel de tape op de rol heeft teruggedraaid, gezien het feit dat het DNA is aangetroffen op een stuk tape dat in ieder geval 3 meter verder op de rol heeft gezeten.
De rechtbank zal de verklaringen van [verdachte] over zijn DNA op de tape dan ook als niet aannemelijk ter zijde schuiven.
Gelet op het aangetroffen DNA-materiaal van [verdachte] op de tape waarmee aangever [benadeelde 3] is vastgebonden en de gedetailleerde verklaring van [medeverdachte 2] en voorts gelet op het contact met [medeverdachte 3] voorafgaande aan de woningoverval, waarbij er geen registraties meer plaatsvinden ten tijde van de woningoverval en gelet op de zoekslagen naar de overval in Ooij die zijn aangetroffen in de telefoon van [verdachte] , acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] betrokken was bij de woningoverval in Ooij. De rechtbank gaat er bovendien van uit dat [verdachte] de man is geweest met de bandana op, die aangever [benadeelde 3] op de bank heeft gedrukt en vervolgens heeft vastgebonden met de tape, gezien het op die tape aangetroffen DNA-materiaal van [verdachte] .
Gelet op al het voorgaande – in onderlinge samenhang bezien – acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich in nauwe en bewuste samenwerking met zijn mededaders schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde diefstal met geweld en bedreiging met geweld. Zij zijn samen naar Ooij gereden en zijn samen de woning binnengedrongen. Zij droegen donkere en gezicht bedekkende kleding, een breekijzer, vuurwapen en een mes. Daar werd aangever [benadeelde 3] tegen de bank gedrukt en vastgebonden met tape. Er werd om geld geroepen. Twee van de drie verdachten gingen op zoek naar het geld. Toen zij dat niet konden vinden, moest verdachte met hun alle drie mee naar boven. Boven werd aangever gedwongen de pincodes af te geven van de aangetroffen pinpassen. Door een van de verdachten werd aangever op zijn been geslagen.
Verdachte heeft (tenminste) door zijn donkere, gezicht bedekkende kleding, het binnen dringen van de woning en het dragen van een wapen bijgedragen aan het scheppen van een dreigende sfeer. Nu verdachte geen verklaring heeft afgelegd over zijn specifieke rol, heeft hij zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van diefstal met geweld en bedreiging met geweld. Uit verdachtes handelen leidt de rechtbank zijn opzet op de diefstal met geweld en bedreiging met geweld af.
Conclusie
Gelet op bovengenoemde bewijsmiddelen en in samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met zijn mededaders schuldig hebben gemaakt aan diefstal met geweld en bedreiging met geweld.
Feit 3 en 4 (Onderzoek Walstro, zaaksdossier 3):
De rechtbank is, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat het wettig en overtuigend bewijs ter zake van deze feiten ontbreekt, zodat verdachte dient te worden vrijgesproken.
Feit 5 (Onderzoek [slachtoffer 1] , zaaksdossier 4):
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , p. DD-715-723;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 juni 2020.
Feit 6 (Onderzoek [benadeelde 5] , zaaksdossier 5):
De rechtbank is, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat het wettig en overtuigend bewijs ter zake van dit feit ontbreekt, zodat verdachte dient te worden vrijgesproken.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
Onderzoek Pimpernel, zaaksdossier 1:
1.
hij op
of omstreeks20 maart 2019, te Ammerzoden,
in de gemeente Maasdriel, omstreeks 23.30 uur,
in ieder gevalgedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aan de [adres 2] , tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen
, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 2 mobiele telefoons en
/of ongeveer 1000 Euro contant geld en/of tweeeen horloge
s (merk [merk 1]
en [merk 2] ), in elk geval enig goeden
/ofenig geldbedrag, geheel
of ten deletoebehorende aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),welke diefstal werd
voorafgegaan,vergezeld
en/of gevolgdvan
geweld en/ofbedreiging met geweld tegen voornoemde [benadeelde 1] en
/of[benadeelde 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden en/ofgemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/ofwelke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij verdachte en
/ofzijn mededader
(s
),
  • voorzien van (een) hamer(s),
  • voornoemde woning is/zijn binnen gedrongen en
  • tegen die [benadeelde 1] en
  • aan voornoemde [benadeelde 1] en
Onderzoek Walstro, zaaksdossier 3:
2.
hij op
of omstreeks2 februari 2019, te Ooij,
in de gemeente Berg en Dal,in een woning gelegen aan de [adres 3] , tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen
, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een portemonnee en
/of ongeveer20 Euro en
/ofeen [verzekering] pas en
/ofeen ID-kaart en
/ofeen rijbewijs en
/ofeen kentekenpas en
/ofeen [bank 1] bankpas en
/ofeen [bank 2] bankpas en
/oféén
of meerderebijbehorende pincodes,
in elk geval enig goed en/of enig geldbedrag, geheel of ten deletoebehorende aan [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [benadeelde 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden en/ofgemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij verdachte en/of zijn mededader(s),
  • voorzien van
  • die [benadeelde 3] met kracht in de rug heeft/hebben geduwd en/of op de bank heeft/hebben geduwd en/of tegen die [benadeelde 3] heeft/hebben gezegd dat ze geld willen, in ieder geval woorden van gelijke aard en/of strekking en
  • de polsen van die [benadeelde 3] aan elkaar heeft/hebben getaped en
  • die Janssen vervolgens mee naar boven heeft/hebben genomen en
  • meermalen, in ieder geval éénmaal, tegen die [benadeelde 3] heeft/hebben gezegd dat hij rustig moest doen en dat ze hem in zijn been zouden schieten en dat hij de pincodes moest zeggen, in ieder geval woorden gelijke aard en/of strekking en
  • die [benadeelde 3] meermalen, in ieder geval éénmaal, met de koevoet
Onderzoek [slachtoffer 1] , zaaksdossier 4:
5.
hij in
of omstreeksde periode van 19 maart 2019 tot en met 20 maart 2019 in de gemeente Nijmegen,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,ter uitvoering van het door verdachte
en/of zijn mededader(s)voorgenomen misdrijf om goederen, in elk geval enig goed, dat geheel
of ten deleaan een ander dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s)toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen
en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengendoor middel van braak
, verbrekingen
/ofinklimming, een ruit van de keuken heeft vernield en
/of(vervolgens) naar binnen is geklommen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Ten aanzien van feit 2:
Diefstal, voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Ten aanzien van feit 5:
Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder de feiten 1, 2 en 5 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren.
Ten aanzien van het beslag heeft de officier van justitie gesteld dat de aan verdachte toebehorende Samsung S7 en de ketting met stempeltje ‘14K’ kan worden teruggegeven.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van maximaal vier maanden op te leggen. De verdediging heeft daarbij gewezen op de door haar bepleite kwalificaties van de strafbare feiten en op LOVS-oriëntatiepunten. Subsidiair heeft de verdediging de rechtbank verzocht om, in het geval zij het pleidooi omtrent de kwalificaties van de strafbare feiten niet volgt, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen ter hoogte van het voorarrest. In dat geval zou ook de voorlopige hechtenis onmiddellijk moeten worden opgeheven.
Ten aanzien van het beslag heeft de verdediging verzocht de teruggave te gelasten van een portemonnee met daarin een bedrag van € 285,85 euro en een geldbedrag van € 3.350,00.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 1 mei 2020; en
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 7 november 2019.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee woningovervallen. De overvallen vonden steeds laat op de avond plaats, terwijl de slachtoffers op de bank zaten of al in bed lagen. De overvallers droegen bivakmutsen, handschoenen en donkere kleding. Ook hadden zij wapens bij zich, waaronder in één geval een vuurwapen. Verdachte en zijn mededaders hebben de slachtoffers onder bedreiging geld, bankpassen, een horloge en andere goederen afhandig gemaakt. Bij de woningoverval in Ooij is het slachtoffer door een van de daders met een koevoet tegen het been geslagen en zijn diens handen met tape vastgebonden. Daarnaast heeft verdachte zich nog schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal met braak bij [slachtoffer 1] in Nijmegen.
Verdachte heeft door zo te handelen de slachtoffers in sterke mate angst aangejaagd. Zij zijn overvallen terwijl zij verbleven in hun eigen woning of een gastenverblijf: de plek waar ieder mens zich juist veilig zou moeten kunnen voelen. Door deze gebeurtenissen is het veiligheidsgevoel van de slachtoffers in sterke mate aangetast en ook in de samenleving leiden nieuwsberichten over gewapende woningovervallen tot gevoelens van afschuw en angst. Ook hebben verdachte en zijn mededaders er blijk van gegeven dat zij geen respect hebben voor de eigendommen van anderen. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij bij deze delicten een leidende rol heeft gespeeld en anderen heeft gevraagd om deel te nemen aan het plegen van strafbare feiten.
De rechtbank is van oordeel dat gezien de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de bovenstaande overwegingen alleen de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur passend is. De rechtbank zal in het voordeel van verdachte rekening houden met het feit dat hij blijkens zijn justitiële documentatie niet eerder veroordeeld is voor enig strafbaar feit.
Gelet op al het voorgaande en gelet op straffen die door strafrechters in vergelijkbare zaken worden opgelegd, acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren passend en geboden.
Verzoek opheffing voorlopige hechtenis
Gelet op de bewezenverklaring van alle drie de feiten en de opgelegde gevangenisstraf zal de rechtbank het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis afwijzen.
Ten aanzien van het beslag:
Nu zich geen strafvorderlijk belang daartegen verzet, zal de teruggave worden gelast van het volgende voorwerp aan verdachte:
 een ketting met daarop een stempeltje met ‘14K’ (IBN-code / Voorwerpnummer: C.06.01.005 / ON5R019030_538922).
De in beslag genomen en nog niet teruggegeven [merk 5] (IBN-code / Voorwerpnummer: C.02.04.001 / ON5R019030_538906), die volgens verdachte aan hem toebehoort, is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het een voorwerp betreft waarmee het onder feit 2 bewezenverklaarde is begaan. De rechtbank is namelijk van oordeel dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte zijn mobiele telefoon onder meer gebruikt heeft om een chauffeur te regelen ten behoeve van de overval.
De verdediging heeft de teruggave verzocht van een portemonnee met daarin een bedrag van €285,85 euro en een geldbedrag van €3.350,00. De rechtbank zal geen beslissing nemen over deze in beslag genomen goederen, omdat zij heeft geconstateerd dat er conservatoir beslag in de zin van artikel 94a van het Wetboek van Strafvordering op is gelegd en omtrent dit beslag daarom geen beslissing bij einduitspraak dient te worden genomen.
7a. De beoordeling van de civiele vorderingen, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 2.860,58, bestaande uit € 860,58 aan materiële schade en € 2.000,- aan immateriële schade. Daarbij is toewijzing van de wettelijke rente en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 2.081,72, bestaande uit € 81,72 aan materiële schade en € 2.000,- aan immateriële schade. Daarbij is toewijzing van de wettelijke rente en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
De benadeelde partij [benadeelde 3] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van de feiten 2 en 3. Gevorderd wordt een bedrag van € 8.190,50, bestaande uit € 690,50 aan materiële schade en € 7.500,- aan immateriële schade. Daarbij is toewijzing van de wettelijke rente en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
De benadeelde partij [benadeelde 4] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 860,30, bestaande uit € 110,30 aan materiële schade en € 750,- aan immateriële schade. Daarbij is toewijzing van de wettelijke rente en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
De benadeelde partij [benadeelde 5] , vertegenwoordigd door [naam 5] , heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 10 tenlastegelegde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 698,17, geheel bestaande uit materiële schade. Daarbij is toewijzing van de wettelijke rente en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vorderingen van de benadeelde partijen toe te wijzen tot de volgende bedragen:
  • [benadeelde 1] : € 2.860,58;
  • [benadeelde 2] : € 2.081,72;
  • [benadeelde 3] : € 8.120,50;
  • [benadeelde 4] : € 860,30;
  • [benadeelde 5] : € 698,17.
Ten aanzien alle vorderingen heeft de officier van justitie toewijzing van de wettelijke rente verzocht en voorts oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht. De officier van justitie verzocht dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk zullen worden verklaard voor dat deel van de vorderingen waarvoor hij geen toewijzing heeft verzocht.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de reis- en parkeerkosten van het materiële deel kunnen worden toegewezen. Voor het overige deel van de vordering is verzocht om afwijzing dan wel niet-ontvankelijk verklaring. De kosten voor de verlofuren, de kosten voor het eigen risico en de immateriële schade zijn onvoldoende onderbouwd.
Ten aanzien van de vordering van [benadeelde 2] is verzocht deze geheel af te wijzen dan wel niet-ontvankelijk te verklaren omdat deze niet deugdelijk is onderbouwd.
Gelet op de verzochte vrijspraken voor de feiten 2 t/m 5 heeft de verdediging primair afwijzing verzocht van de vorderingen van [benadeelde 3] , [benadeelde 4] en [benadeelde 5] .
Subsidiair heeft de verdediging ten aanzien van de vorderingen van [benadeelde 3] en [benadeelde 4] afwijzing verzocht, omdat de materiële schade niet aan de handelingen van verdachte is te wijten en de immateriële schade onvoldoende onderbouwd is.
Subsidiair heeft de verdediging ten aanzien van de vordering van [benadeelde 5] gesteld dat de noodzaak voor het schilderen niet is gebleken, nu uit het dossier blijkt dat slechts sprake is van schade aan de ruit. Daarnaast is opgemerkt dat het aannemelijk is dat de schade gedekt is door een verzekeraar en er aldus geen kosten door [benadeelde 5] zijn gemaakt. De verdediging verzoekt afwijzing dan wel niet-ontvankelijk verklaring van de vordering vanwege het onderbreken van deugdelijke bewijsstukken.
Beoordeling door de rechtbank
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] (Onderzoek Pimpernel, Ammerzoden)
Materiele schade
Vast staat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde feit onder 1 rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank zal de vordering ten dele toewijzen en overweegt daartoe als volgt.
-
Reiskosten € 136,92
De rechtbank overweegt dat de gevorderde reiskosten naar de rechtbank en naar slachtofferhulp geen rechtstreekse schade zijn en zal dit daarom behandelen bij de vergoeding van de proceskosten.
De reiskosten naar het politiebureau (€ 17,42) en naar de therapie (€ 49,38), zijn naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd en zullen worden toegewezen. Het totale bedrag aan toegewezen reiskosten komt daarmee uit op
€ 84,22.
-
Parkeerkosten € 28,80
De rechtbank overweegt dat de gevorderde parkeerkosten naar de rechtbank en naar slachtofferhulp geen rechtstreekse schade zijn en zal dit daarom behandelen bij de vergoeding van de proceskosten.
-
Kosten opgenomen verlofuren € 309,86
De rechtbank overweegt dat door de verdediging voor de kosten voor de opgenomen verlofuren aansluiting is gezocht bij het Besluit tarieven in strafzaken. Voornoemd besluit ziet op een vergoeding voor de tijd van een getuigenverhoor. In onderhavige vordering wordt schade gevorderd voor de uren waarvoor verlof is opgenomen. Hiervoor dient onder meer aangetoond te worden wat de benadeelde partij verdient en hoeveel uur hij als gevolg van deze strafzaak niet heeft kunnen werken, om de daadwerkelijke schade te kunnen vaststellen. De rechtbank is van oordeel dat dit in het onderhavige geval onvoldoende is onderbouwd en dat het een onevenredige belasting voor het strafgeding oplevert om dit nader te laten onderbouwen. De rechtbank zal om die reden de benadeelde partij voor dit deel van haar vordering niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan derhalve zijn vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
-
Eigen risico zorgverzekering € 385,-
De rechtbank acht uit de stukken en hetgeen ter zitting daarbij is toegelicht vooralsnog onvoldoende onderbouwd dat benadeelde partij op dit punt schade heeft geleden. De rechtbank zal om die reden de benadeelde partij voor dit deel van haar vordering niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan derhalve zijn vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Immateriële schade € 2.000,-
De benadeelde partij heeft naast materiële schade vergoeding van immateriële schade gevorderd. In het geval geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals hier aan de orde, kan op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek slechts een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Geestelijk letsel kan pas worden aangemerkt als aantasting van de persoon, indien de psychische gevolgen voldoende ernstig zijn. Gevoelens van angst vallen niet onder het bereik van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek. Ernstige psychische schade, als hiervoor bedoeld, is naar het oordeel van de rechtbank door de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij zal daarom in de vordering tot vergoeding van immateriële schade niet-ontvankelijk worden verklaard.
De benadeelde partij kan derhalve zijn vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Totale schade en toewijzing van de wettelijke rente
De rechtbank zal de vordering met betrekking tot
materiële schadetoewijzen tot een bedrag van
€ 84,22, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 17 september 2019 (de dag van het instellen van de vordering) tot de dag van volledige betaling.
Proceskostenvergoeding
De benadeelde partij vordert vergoeding van de kosten die zij heeft gemaakt ter verkrijging van schadevergoeding. Het gaat om reiskosten naar de rechtbank (€ 35,28) en naar slachtofferhulp (€ 17,42) en parkeerkosten op de dag van de inhoudelijke behandeling van de strafzaak bij de rechtbank (€ 28,80). De rechtbank acht deze posten voldoende onderbouwd. Verdachte zal worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en die zij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze proceskosten worden tot op dit moment begroot op
€ 81,50.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] (Onderzoek Pimpernel, Ammerzoden)
Materiele schade
De rechtbank overweegt als volgt.
-
Kosten opgenomen verlofuren € 81,72
De rechtbank overweegt dat door de verdediging voor de kosten voor de opgenomen verlofuren aansluiting is gezocht bij het Besluit tarieven in strafzaken. Voornoemd besluit ziet op een vergoeding voor de tijd van een getuigenverhoor. In onderhavige vordering wordt schade gevorderd voor de uren waarvoor verlof is opgenomen. Hiervoor dient onder meer aangetoond te worden wat de benadeelde partij verdient en hoeveel uur hij als gevolg van deze strafzaak niet heeft kunnen werken, om de daadwerkelijke schade te kunnen vaststellen. De rechtbank is van oordeel dat dit in het onderhavige geval onvoldoende is onderbouwd en dat het een onevenredige belasting voor het strafgeding oplevert om dit nader te laten onderbouwen. De rechtbank zal om die reden de benadeelde partij voor dit deel van haar vordering niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Immateriële schade € 2.000,-
De benadeelde partij heeft naast materiële schade vergoeding van immateriële schade gevorderd. In het geval geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals hier aan de orde, kan op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek slechts een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Geestelijk letsel kan pas worden aangemerkt als aantasting van de persoon, indien de psychische gevolgen voldoende ernstig zijn. Gevoelens van angst vallen niet onder het bereik van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek. Ernstige psychische schade, als hiervoor bedoeld, is door de benadeelde partij niet gesteld, noch onderbouwd. De benadeelde partij zal daarom in de vordering tot vergoeding van immateriële schade niet-ontvankelijk worden verklaard.
De benadeelde partij kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3] (Onderzoek Walstro, Ooij)
Materiele schade
Vast staat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde feit onder 6 rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank zal de vordering ten dele toewijzen en overweegt daartoe als volgt.
  • Geldbedrag in de portemonnee € 20,-
  • Kosten nieuw rijbewijs € 39,74
  • Kosten nieuwe ID-kaart € 56,80
  • Kosten nieuwe [bankpas] € 3,95
  • Kosten psychische hulp € 450,-
De rechtbank acht deze posten voldoende onderbouwd en zal de gevorderde bedragen toewijzen.
-
Kosten portemonnee € 50,-
De rechtbank is van oordeel dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid een bedrag van € 25,- kan worden toegewezen ter vergoeding van de gestolen portemonnee. Zij zal de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan derhalve dat deel van zijn vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
-
Gepind geldbedrag € 70,-
De benadeelde partij zal voor dit deel niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering, nu verdachte is vrijgesproken van het onder 7 tenlastegelegde. De benadeelde partij kan derhalve dat deel van zijn vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
-
Reiskosten naar advocaat en officier van justitie € 20,80
De rechtbank overweegt dat deze reiskosten geen rechtstreekse schade zijn en zal dit daarom behandelen bij de vergoeding van de proceskosten.
Immateriële schade € 7.500,-
De rechtbank is van oordeel dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid een bedrag van € 3.500,- aan immateriële schade kan worden toegewezen in verband met het bewezenverklaarde feit onder 6.
Wat betreft het meer of anders gevorderde zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering, nu de behandeling van dat deel van de vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Totale schade en toewijzing van de wettelijke rente
De rechtbank zal de vordering met betrekking tot
materiële schadetoewijzen tot een bedrag van
€ 595,49, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 5 juni 2020 (de dag van het instellen van de vordering) tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank zal de vordering met betrekking tot de
immateriële schadetoewijzen tot een bedrag van
€ 3.500,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 2 februari 2019 tot de dag van volledige betaling.
De totale toegewezen schadebedraagt hiermee
€ 4.095,49.
Proceskostenvergoeding
De benadeelde partij vordert vergoeding van de kosten die zij heeft gemaakt ter verkrijging van schadevergoeding. Het gaat om reiskosten naar de advocaat en naar het openbaar ministerie ter hoogte van € 20,80. De rechtbank acht deze posten voldoende onderbouwd. Verdachte zal worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en die zij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op
€ 20,80.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4] (Onderzoek Walstro, Ooij)
Materiele schade
Vast staat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde feit onder 6 rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank zal de vordering ten dele toewijzen en overweegt daartoe als volgt.
  • Kosten nieuwe ID-kaart € 56,80
  • Kosten nieuwe [bankpas] € 4,50
De rechtbank acht deze posten voldoende onderbouwd en zal de gevorderde bedragen toewijzen.
-
Kosten portemonnee € 50,-
De rechtbank is van oordeel dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid een bedrag van € 25,- kan worden toegewezen ter vergoeding van de gestolen portemonnee. Zij zal de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan derhalve dat deel van haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Immateriële schade € 750,-
De benadeelde partij heeft naast materiële schade vergoeding van immateriële schade gevorderd. In het geval geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals hier aan de orde, kan op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek slechts een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Geestelijk letsel kan pas worden aangemerkt als aantasting van de persoon, indien de psychische gevolgen voldoende ernstig zijn. Gevoelens van angst vallen niet onder het bereik van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek. Ernstige psychische schade, als hiervoor bedoeld, is door de benadeelde partij niet gesteld, noch onderbouwd. De benadeelde partij zal daarom in de vordering tot vergoeding van immateriële schade niet-ontvankelijk worden verklaard.
Totale schade en toewijzing van de wettelijke rente
De rechtbank zal de vordering met betrekking tot
materiële schadetoewijzen tot een bedrag van
€ 86,30, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 5 juni 2020 (de dag van het instellen van de vordering) tot de dag van volledige betaling.
Proceskostenvergoeding
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt
en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten
worden tot op dit moment begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5]
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering, nu verdachte is vrijgesproken van het onder 6 tenlastegelegde. De benadeelde partij kan derhalve zijn vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Ten aanzien van alle vorderingen benadeelde partij
Hoofdelijkheid
De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partijen voor dat hele bedrag aansprakelijk is. De verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voor zover het gevorderde door een zijn mededaders is of wordt voldaan.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partijen.
De (gevorderde en toegewezen) vergoeding voor proceskosten is daar niet bij inbegrepen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 33, 33a, 36f, 47, 57, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van de onder 3, 4 en 6 tenlastegelegde feiten.
 verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) jaren;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 wijst af het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis;
De beslissing op het beslag:
 gelast de
teruggavevan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp aan veroordeelde, te weten: een ketting met daarop een stempeltje met ‘14K’ (IBN-code / Voorwerpnummer: C.06.01.005 / ON5R019030_538922);

verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: een [merk 5] (Voorwerpnummer: C.02.04.001 / ON5R019030_538906).
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] :
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1 tot betaling van
  • verklaart de
  • verstaat dat indien en voor zover door de mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd;
  • legt aan veroordeelde de
met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 1 dag gijzeling zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] :
 verklaart de
benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijkin haar vordering;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]
 veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 2 tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [benadeelde 3], van een bedrag van
€ 4.095,49(vierduizend vijf en negentig euro en negen en veertig eurocent),
- de materiële schade ad
€ 595,49, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 juni 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
- de immateriële schade ad
€ 3.500,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 februari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op
€ 20,80;
  • verklaart de
  • verstaat dat indien en voor zover door de mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd;
  • legt aan veroordeelde de
- de materiële schade ad
€ 595,49, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 juni 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
- de immateriële schade ad
€ 3.500,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 februari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 51 dagen gijzeling zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 2 tot betaling van
  • verklaart de
  • verstaat dat indien en voor zover door de mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd;
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5] :
 verklaart de
benadeelde partij [benadeelde 5] niet-ontvankelijkin zijn vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J.H. van Laethem (voorzitter), mr. H.P.M. Kester-Bik en mr. F.E. Venema, rechters, in tegenwoordigheid van A.W. Elbersen en mr. J.M.P. van der Meulen, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 juli 2020.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, onderzoek ON5R019030 Linde, dossiernummer PL0600-2019205618, gesloten op 26 oktober 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal bevindingen meldkamergesprek, p. DD-271.
3.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 1] , p. DD-7-9.
4.Proces-verbaal verhoor aangever [benadeelde 1] , p. DD-30-31.
5.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 2] , p. DD-56.
6.Proces-verbaal van aanhouding verdachte [medeverdachte 3] , p. PD2-19-21; proces-verbaal van aanhouding verdachte [medeverdachte 2] , p. PD1-19-21; proces-verbaal van aanhouding verdachte [medeverdachte 4] , p. PD5-13-15; proces-verbaal van bevindingen tactisch onderzoek Mercedes, p. DD-818-832.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. DD-32; proces-verbaal van bevindingen, p. DD-37-38; proces-verbaal van bevindingen, p. DZK-F-17-18.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. DZK-F-12-13.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. PD-1-68.
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. PD-1-69.
11.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. PD-1-91.
12.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. PD1-96.
13.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. PD1-97.
14.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. PD1-92.
15.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 4] , p. PD5-75-76.
16.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. PD3-72-73.
17.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 3] , p. DD-619-620; proces-verbaal van verhoor aangever [benadeelde 3] , p. DD-630.
18.Rapportage Analyse histo [telefoonnummer 1] , p. DD-985; proces-verbaal van bevindingen tactisch onderzoek telefoon [verdachte] , DZK Alg-111 rapportage analyse [telefoonnummer 2] Walstro, p. DD-1039.
19.Proces-verbaal van bevindingen tactisch onderzoek telefoon [verdachte] , DZK Alg-111 rapportage analyse [telefoonnummer 2] Walstro, p. DD-1039; verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 12 juni 2020.
20.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. PD1-135-137.
21.Rapportage Analyse histo [telefoonnummer 3] Walstro, p. DD-951.
22.Rapportage Analyse onderlinge contacten Walstro, p. DD-1097-1098.