ECLI:NL:RBGEL:2020:3510

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 juli 2020
Publicatiedatum
15 juli 2020
Zaaknummer
05/720119-19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 21-jarige man voor woningoverval en inbraak met verminderd toerekeningsvatbaarheid

Op 15 juli 2020 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een 21-jarige man uit Nijmegen, die werd beschuldigd van het medeplegen van een woningoverval en een inbraak. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden. De verdachte is verminderd toerekeningsvatbaar verklaard, wat invloed had op de strafmaat. De zaak betreft een woningoverval die plaatsvond op 20 maart 2019 in Ammerzoden, waarbij de verdachte en zijn mededaders gewapend de woning binnendrongen en onder bedreiging met geweld twee mobiele telefoons, een geldbedrag en een horloge hebben gestolen. De rechtbank oordeelde dat er geen fysiek geweld was gebruikt, maar dat er wel sprake was van bedreiging met geweld. Daarnaast was er een inbraak in een gebouw van een scoutingvereniging, waarbij diverse goederen zijn weggenomen. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij schadevergoedingen zijn opgelegd. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jeugdige leeftijd en psychologische problemen, bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/720119-19
Datum uitspraak : 15 juli 2020
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1999 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] ,
thans gedetineerd te [detentieplaats] ,
raadsman: mr. M.W.G.J. IJsseldijk, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen
van 25 september en 4 december 2019 en 5 februari, 15 april en 15 juni 2020.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering nadere omschrijving tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
Onderzoek Pimpernel, zaaksdossier 1:
1.
hij op of omstreeks 20 maart 2019, te Ammerzoden, in de gemeente Maasdriel, omstreeks 23.30 uur, in ieder geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aan de [plaats delict] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 2 mobiele telefoons en/of ongeveer 1000 Euro contant geld en/of twee horloges (merk [merk] en [merk] ), in elk geval enig goed en/of enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij verdachte en/of zijn mededader(s),
  • voorzien van (een) hamer(s), in ieder geval (een) dergelijkend(e) (slag)voorwerp(en) en/of een pistool, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of handschoenen en/of (een) bivakmuts(en), in ieder geval gezichtsbedekkende kleding en/of donkere kleding naar voornoemde woning is/zijn gegaan en/of
  • voornoemde woning is/zijn binnen gedrongen en/of
  • tegen die [slachtoffer] en/of [slachtoffer 2] dreigend heeft/hebben geroepen "Politie, politie, [betrokkene] , [betrokkene] , kluis." en/of "Laat hem zijn waffel houden.", in ieder geval woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
  • aan voornoemde [slachtoffer] en/of [slachtoffer 2] (een) hamer(s), in ieder geval (een) dergelijk(e (slag)voorwerp(en) en/of een pistool, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben getoond;
Onderzoek inbraak [slachtoffer 3] , zaaksdossier 6:
2.
hij in of omstreeks de periode van 23 maart 2019 tot en met 28 maart 2019, in de gemeente Wijchen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een aggregaat en/of een hoeveelheid ( [merk] ) gereedschap en/of portofoons en/of een bouwradio, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming.
Onderzoek Escharen, zaaksdossier 7:
3.
hij in of omstreeks de periode van 25 maart 2019 tot en met 26 maart 2019, te Escharen, in de gemeente Grave, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een navigatiesysteem [merk] , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 1 en 2. Ten aanzien van feit 1 (onderzoek Pimpernel) heeft de officier partieel vrijspraak verzocht voor de onderdelen
“omstreeks 23.30 uur”,
“ [merk] horloge”,
“geweld”en
“voorzien van een pistool, in ieder geval een vuurwapen gelijkend voorwerp”, nu hiervoor geen of onvoldoende wettig en/of overtuigend bewijs aanwezig is in het dossier.
Ten aanzien van feit 3 heeft de officier van justitie vrijspraak verzocht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van feit 1 aangevoerd dat het opzet van verdachte was gericht op een inbraak en niet op een diefstal met geweld. Er is geen geweld gebruikt en er kan niet overtuigend worden bewezen dat er een pistool aanwezig was. De verdediging is van mening dat verdachte niet als medepleger van diefstal met dreiging van geweld kan worden veroordeeld. Zijn opzet was gericht op diefstal, maar dan zonder geweld of dreiging daarmee, omdat hij ervan uit ging dat er niemand thuis zou zijn.
Ten aanzien van feit 2 heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat niet kan worden bewezen dat er door middel van braak, verbreking of inklimming toegang tot de plaats van het misdrijf is verschaft. Uit de verklaring van verdachte en [medeverdachte] blijkt dat ze een sleutel hadden en daarmee het gebouw zijn binnengetreden. Uit de foto in het dossier blijkt niet duidelijk dat de toegangsdeur van de [slachtoffer 3] verbroken is.
Ten aanzien van feit 3 heeft de verdediging vrijspraak bepleit, vanwege het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
Feit 1 (Onderzoek Pimpernel, zaaksdossier 1):
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 20 maart 2019 komt bij de meldkamer een melding binnen van [betrokkene] :
“We zijn net overvallen in Ammerzoden. (…) [plaats delict] . (…) er zijn wapens gebruikt” [2]
Aangever [slachtoffer] heeft verklaard:
“Vandaag, woensdag 20 maart 2019 omstreeks 22.00 uur reden wij weg bij het zusje in Zaltbommel. Met wij bedoel ik mijn vriendin [slachtoffer 2] en ik. (…) We zijn daarna naar de woning gereden van een vriend van ons genaamd [betrokkene] . We zouden daar blijven slapen in het gastenverblijf. We zijn dus daar heen gereden en omstreeks 21.52 uur zijn we daar aangenomen. (…) Hierna zijn we naar bed gegaan. De slaapkamer is ook in het gastenverblijf op de begane grond. (…) Na enkele minuten hoorden we een klapperend geluid. (…) Nog voordat ik de slaapkamer uit kon lopen zag ik dat er vier manspersonen de slaapkamer binnen kwamen. Ze riepen: "politie, politie". Direct daarna riepen ze: " [betrokkene] , [betrokkene] , kluis". Ik heb gezegd dat er geen geld was. (…) Ik riep om [betrokkene] en ik zei tegen mijn vriendin dat ze [betrokkene] moest bellen. Ik hoorde dat een van de overvallers zei: "Laat hem zijn waffel houden". Ik zag ook dat de overvallers toen de telefoon van [slachtoffer 2] pakten en waarschijnlijk ook die van mij hebben gepakt want deze ben ik ook kwijt. (…) Voordat ik naar buiten klom zag ik dat de mannen iets in hun handen hadden. Ik zag dat het in ieder geval hamers waren. (…) Ik kan vertellen dat een persoon echt pikzwart was van huidskleur en de drie anderen hadden een lichtere tint. Ik weet dat omdat ik de huid rondom de ogen kon zien ondanks dat ze bivakmutsen droegen. (…) Ik had op een make up tafel die naast het nachtkastje stond een geldbedrag liggen (…) dit geld hebben ze meegenomen. Ik weet het niet zeker maar mogelijk hebben ze ook nog mijn horloge weggenomen want ik dacht dat ik dat daar ook neergelegd had. (…)
De signalementen van de overvallers kan ik u als volgt omschrijven:
Persoon 1: (…)
- Geheel donker gekleed op de bodywarmer na.
(…)
  • Had hamer in een van zijn handen.
  • Bivakmuts, groen/ bruin van kleur.

Persoon 2 t/m 4: (…)

  • donker gekleed maar onbekend wat voor kleding. (…)
  • allemaal een groene/ bruine bivakmuts op.” [3]
“Er is bij mij (…) ook een [merk] weggenomen, maar dat is geen echte [merk] . (…) ik kan u vertellen dat het een nep [merk] is, goud van kleur en een lederen zwarte band. (…) Het [merk] horloge dat is weggenomen van mij heeft op de sluiting waar hij vastgemaakt moet worden best veel krasjes. (…)” [4]
Uit de aangifte van [slachtoffer 2] blijkt dat zij en [slachtoffer] om 22:10 uur naar bed zijn gegaan en dat zij 5 á 10 minuten later gerommel aan de deur hoorden en dat er vervolgens vier mannen met hamers de slaapkamer waren binnen gekomen. [5]
Beoordeling door de rechtbank
Vrijspraak
De rechtbank vindt, met de officier van justitie, niet bewezen dat er door verdachte en zijn mededaders fysiek geweld is gebruikt, een pistool is gebruikt en dat er een [merk] horloge is gestolen.
De rechtbank vindt, anders dan de officier van justitie, ook niet overtuigend bewezen dat er 1000 euro is gestolen. Er wordt door [slachtoffer] verschillend verklaard over de hoogte van het gestolen bedrag. Zoals hierna blijkt, kan diefstal van een geldbedrag wel worden bewezenverklaard.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de hiervoor genoemde diefstal vergezeld van bedreiging met geweld.
Verdachte heeft het volgende verklaard:
“Ik wil verklaren over de woningoveral in Ammerzoden (…) Ik werd benaderd door iemand die had gesproken met een tipgever. Ik heb van hem te horen gekregen dat er horloges aanwezig waren in een huis in Ammerzoden. En dat de mensen die daar woonden uit eten waren. Ik heb gezegd dat ik wil mee wilde doen met het inbreken in dat huis in Ammerzoden. Ik wist toen nog niet op welk adres het was in Ammerzoden. De avond waarop het gebeurd is, werd ik opgehaald door 1 persoon wiens naam ik niet wil noemen bij mijn zus in Wijchen. (…) Daarna zijn we in de auto van degene die mij ophaalde naar Nijmegen gereden. We stopten ergens in het Waterkwartier op de parkeerplaats bij de Jumbo. Daar stonden nog andere drie andere mensen. (…) . . Onderweg werd er door een van de andere inzittenden, niet de chauffeur, gebeld naar de tipgever waar het precies was. (…) Er [werd] toen gezegd dat we aan de achterkant moesten zijn bij een huis. (…) Toen stapten iedereen uit behalve de chauffeur. Die bleef zitten en wachten. Ik had een koevoet mee om daar de deur open te breken. (…) Ik had een soort bandana om voor het geval er camera's waren. Het was volgens mij een zwarte. (…) Verder had ik de capuchon van mijn vest over mijn hoofd getrokken. De anderen hadden ook hun gezicht bedekt met iets, maar ik weet niet meer wat ze op hadden voor als er camera's waren. We klommen allemaal over een hekwerk. Er waren twee deuren aan de achterzijde van de woning. (…) Ze hebben die deur gewoon open geduwd. Er is geen breekijzer voor gebruikt. De twee die bezig waren met die deur zijn naar binnen gerend. Ik en de andere volgden hen. Wij stonden in de woonkamer en de twee die als eerste naar binnen gingen stonden in de slaapkamer. Ik en de andere jongen zijn toen ook naar de slaapkamer gerend. Ik zag toen dat er twee mensen in bed lagen. (…) Die jongen begon te schreeuwen. Hij riep de hele tijd een naam. Ik weet echter niet meer welke naam. Ik was hier van slag van en ben weggerend naar buiten via de deur waar ik ook binnen was gekomen. Ik ben toen weer over het hekwerk geklommen en heb een stukje verder op gewacht totdat de anderen kwamen. De anderen kwamen vrij snel nadat ik daar stond ook over het hekwerk geklommen. Hierna zijn we in de auto gesprongen en zijn we meteen weggereden. De chauffeur stond nog op ons te wachten. (…)” [6]
[medeverdachte] heeft verklaard:
“A: Op de dag van de overval in Ammerzoden ben ik met mijn eigen auto naar Ammerzoden gegaan. (...) Ik heb de jongens op een afgesproken plaats in Nijmegen (...) opgehaald. (...) We zijn naar Ammerzoden gereden. Het waren in totaal vier jongens. Drie die me gevraagd hadden of ik geld wilde verdienen en een jongen die ik niet ken. (...) Toen we langs het huis opreden ben ik uiteindelijk naar de achterzijde van het pand gereden en heb daar mijn auto geparkeerd. (...) De vier jongens stapten uit de auto (...) en zijn voor mijn gevoel twee minuten of zo weggeweest en toen kwamen ze weer terug. (...)” [7]
“V: Heb jij hamers gezien?
A: Volgens mij eentje, een klauwhamer achtig iets. (...)” [8]
“A: [medeverdachte 2] gaf mij aanwijzingen naar de plek in Ammerzoden.” [9]
“V: Wat droegen de vier jongens?
A: Ze droegen zwarte kleding en bivakmutsen (...) Ze namen een tas mee uit de auto. (...)” [10]
“V: Welke andere jongens waren erbij in Ammerzoden?
A: Dat waren [verdachte] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] (dat is zijn bijnaam). (...)” [11] “ [verdachte] heet [verdachte] . Hij komt uit [woonplaats] .” [12]
Tijdens de aanhouding van [medeverdachte 3] , [medeverdachte] en [verdachte] op 29 maart 2019 is in de auto een horloge van het Merk [merk] aangetroffen. [13] Uit onderzoek is gebleken dat dit horloge grote gelijkenissen vertoont met het horloge dat aangever [slachtoffer] heeft omschreven in zijn verklaring [14] en dat hij draagt op twee foto’s op zijn facebookpagina. [15]
[medeverdachte 2] heeft onder meer het volgende verklaard:
“In totaal waren we met zijn vijven. (…) We hebben een tip gekregen en daar werd verteld dat er in het tuinhuis veel waardevolle spullen zouden staan. [16]
Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich in nauwe en bewuste samenwerking met zijn mededaders schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde diefstal met bedreiging met geweld. Ze zijn samen naar Ammerzoden gereden en samen de woning binnengedrongen. Zelfs als verdachte en zijn mededaders dachten dat de personen die in de woning verbleven uit eten waren, dan hebben zij, mede gelet op het tijdstip, de aanmerkelijke kans aanvaardt dat de bewoners al weer thuis waren, of op enig moment thuis zouden komen. Toen de verdachten merkten dat er personen in de woning aanwezig waren, gingen zij niet weg maar hebben zij de diefstal doorgezet. Zij kwamen samen de slaapkamer in en vroegen schreeuwend om geld en om de kluis. Zij droegen donkere kleding, de bivakmutsen, hamers en een breekijzer. Zij hebben geld en telefoons en een horloge meegenomen. Verdachte heeft (tenminste) door zijn donkere, gezicht bedekkende kleding, het binnen dringen van de slaapkamer en het dragen van een breekijzer bijgedragen aan het scheppen van een dreigende sfeer. Daarom heeft hij zich schuldig gemaakt aan het medeplagen van diefstal met bedreiging met geweld. Uit verdachtes handelen leidt de rechtbank zijn opzet op de diefstal met bedreiging met geweld af. Nu er geen sprake is geweest van fysiek geweld wordt verdachte van het plegen van geweld vrijgesproken.
Conclusie
Gelet op bovengenoemde bewijsmiddelen en in samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met zijn mededaders schuldig heeft gemaakt aan diefstal vergezeld van bedreiging met geweld van twee telefoons, een horloge en een geldbedrag, gedurende de voor de nachtrust bestemd tijd.
Feit 2 (Onderzoek [slachtoffer 3] , zaaksdossier 6):
Uit de aangifte namens [slachtoffer 3] blijkt dat er tussen 23 maart 2019 en 28 maart 2019 werd ingebroken in het [slachtoffer 3] aan de [adres] . De buitendeur aan de achterzijde van het gebouw was opengebroken. Deze deur was beveiligd met drie dievenklauwen. Er was schade aan de deur en het kozijn ter hoogte van de dievenklauwen. In het gebouw stonden kasten van staal, allemaal met een slot afgesloten. Deze kasten waren ook opengebroken. De volgende goederen waren weggenomen: aggregaat; klein gereedschap; kettingzaag, merk [merk] ; bouwradio, merk [merk] ; 10 stuks walkietalkies, merk [merk] , met 5 opladers. [17]
[medeverdachte] heeft verklaard:
“V: Wat weet je te vertellen over een inbraak in Wijchen bij de [slachtoffer 3] ?
A: Het was niet echt een inbraak . Ze hadden namelijk zelfs de sleutels gewoon bij. Ik bedoel dan een van die jongens.
V: Heb je gereden in je auto?
A: Ja (...) Er zaten in mijn auto vier jongens en ik. (...) Ik zag wel dat ze terugkwamen met wat gereedschapsdingen. Ze hadden een soort radioachtig iets. (...) Ze hebben die spullen achter in mijn auto gelegd. Daarna gingen we naar de woning van een van die jongens in [woonplaats] . Daar hebben we de spullen eruit gehaald en in zijn woning gelegd. (...) Toen kwamen ze terug en toen heb ik de overige drie jongens naar huis gebracht. (...)
V: Hoe waren de jongens gekleed toen ze het [slachtoffer 3] in gingen?
A: Gewoon in het zwart allemaal en een bivakmuts op ook. (…) het is zo dat toen we rondreden en de jongens zeiden dat er wat te halen was daar ze ook mijn navigatiesysteem ingesteld hadden. De navigatie hebben ze ingesteld op mijn telefoon. Een van de jongens is in [woonplaats] bij de woning afgezet en eentje in het centrum bij zijn woning. Ik ben toen met die andere jongen naar Druten gereden. (…)
V: Heb jij daarna nog gezocht op internet naar soortgelijke gereedschappen dan die gestolen waren in Wijchen?
A: Ik had wel een en ander opgezocht, dat klopt. Ik wilde weten wat ze waard waren ongeveer. Voor de rest niks bijzonders.” [18]
“V: Wat kwam er na Ammerzoden?
A: De [slachtoffer 3] . [medeverdachte 3] ( [medeverdachte 3] ) belde me op en vroeg wat ik aan het doen was. Ik wist niet dat hij zou gaan bellen. Hij zei, kom naar Dukenburg toe, dan gaan we naar Wijchen. (…) Ik heb niet gevraagd waarom, ik ben gewoon gegaan. Ik ben naar [medeverdachte 3] toe gegaan en heb hem bij Dukenburg , bij die parkeerplekken bij het winkelcentrum, opgehaald. Hij stapte in en zei yo alles goed, kom we gaan naar Wijchen toe. Hij wees de weg naar Wijchen. Hij zei dat we wat gingen doen, maar wat precies had hij nog niet verteld. We kwamen bij het huis aan van iemand, maar ik weet niet precies hoe diegene heet. Het was een blanke kleine jongen. Hij was kleiner dan ik en ietsje dunner dan ik. Hij droeg een pet en jas. Ik denk dat hij 24 of 25 was ongeveer. Hij had zwart haar, kort. Iedereen noemde hem [pseudoniem] (fonetisch). (…) We gingen daar sigaretten roken, even zitten. [medeverdachte 3] en [verdachte] en hij waren er. [verdachte] was er al. Ik wist niet dat hij daar was. Ik zag hem pas toen ik daar aan kwam. We gingen toen in mijn auto. Een van die jongens zette de navigatie aan naar de [slachtoffer 3] via mijn telefoon. [medeverdachte 3] vroeg om mijn telefoon, om het adres in te voeren. Hij vroeg of ik mijn telefoon kon geven, zodat hij iets op kon zoeken. Wat hij precies op zocht wist ik niet precies, maar ik hoorde wel navigatiegeluid. Ik weet niet waarom hij mijn telefoon wilde. [medeverdachte 3] zat voorin in de auto, [verdachte] en [pseudoniem] zaten achterin. Er was nog iemand, dat was die [medeverdachte 4] . [medeverdachte 4] was ook al in die woning.
V: Wanneer wist je wat de bestemming was?
A: Toen ik opeens in een gebied reed waar bos was en één huis stond. Toen stond ik met de achterkant van mijn auto langs de weg stil en stapten zij uit. Ze hadden nog geen mutsen op gedaan. Even later deden ze mutsen op, die hadden ze waarschijnlijk in hun jas of zak, dat heb ik niet gezien. Ze hadden gewoon normale kleren aan, spijkerbroeken en zwarte broeken en donkere kleren. Voordat ze uitstapten gaf [pseudoniem] mijn telefoon aan mij. Zij gingen daar naartoe lopen met zijn allen. Ze zeiden tegen mij dat ik maar even hier moest wachten. Ik heb in de auto zitten wachten. Dan duurt het tien minuten ongeveer. Eentje kwam terug met een soort radio van [merk] , een soort blauwe radio. Ik heb verder niet goed kunnen zien wat ze hebben meegenomen. Iedereen stapte in de auto. Daarna gingen we weer weg. We gingen terug naar de woning in Wijchen. (…) Iedereen stapte uit. Ik bleef in de auto wachten. Ze haalden de radio eruit. Ik keek naar mijn telefoon dus ik heb niet gezien wat er nog meer is uitgehaald. (…) [medeverdachte 3] kwam alleen terug en ik ben met hem terug naar Nijmegen gegaan. Ik vroeg aan hem wat ze hadden meegenomen. Hij zei dat ze best wel wat mee hadden genomen, maar hij zei niet wat. Ik heb [medeverdachte 3] afgezet op dezelfde plek als waar ik hem heb opgehaald en ben naar Druten toe gegaan. (…) Voor de [slachtoffer 3] heb ik niets gekregen. Ze zouden alles verkopen en dan geld geven.” [19]
[verdachte] heeft verklaard:
“A: (…) inbraak bij een [slachtoffer 3] . Ik wil ook bekennen dat ik daar ook bij aanwezig was en dat ik spullen heb weggehaald daar. (...) Het komt erop neer dat er een tip was van iemand dat er collectebussen aanwezig waren in dat [slachtoffer 3] in Wijchen. (...) Ik werd daar opgehaald door een jongen in een auto, dat was dezelfde jongen die ook chauffeur was naar Ammerzoden. Het was ook in dezelfde auto. (…) Er zijn drie of vier jongens mee gegaan. (...) De bestuurder bleef daar in de auto wachten. 1 jongen die met ons mee was had de sleutel van het gebouw. Die jongen heeft de deur aan de achterzijde van het gebouw bij een pleintje geopend met de sleutel. We zijn toen naar binnen gegaan. Ik ben naar binnen gegaan; de jongen die de sleutel had en nog 1 of 2 jongens.
We zijn binnen op zoek gegaan naar die collectebussen maar we hebben die niet gevonden. We vonden wel een bladblazer, een radio en nog wat elektrische apparatuur. Ik weet niet precies wat. Dit hebben we in de auto gelegd en daarna werd ik weer bij mijn zus afgezet. (...) Later hoorde ik dat ze geprobeerd hebben de spullen te verkopen. Ik heb ook nog rondgevraagd of iemand iets wilde kopen. Ik heb niet verkocht. Ik heb verder ook niet gehoord of er iets verkocht is en waar het lag.” [20]
Uit onderzoek is gebleken dat met het telefoonnummer [telefoonnummer] in gebruik bij [medeverdachte] op 28 maart 2019 om 01:05 uur via Safari op Google Maps werd gezocht op “ [adres] ” en [adres] . Op 28 maart 2019 om 02:38 uur werd gezocht via google.nl op [merk] , om 02:39 uur [merk] aggregaat, en om 02:39:14 uur werd gezocht via www. [merk] .nl naar EG441 A-4-takt Generator. Om 02:39:27 uur werd gezocht via www.mtools.nl/machines/ [merk] op [merk] Generator online kopen. Op 28 maart 2019 om 02:39:52 uur werd gezocht op www.mtools.nl/ [merk] -EG671 a-4-takt-generator. [21]
Uit de historische gegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer] in gebruik bij [medeverdachte] blijkt dat hij op 27 maart 2019 tussen 18:42 uur en 21:20 uur meerdere malen contact heeft gehad met het nummer [telefoonnummer] in gebruik bij [medeverdachte 3] . Na 21:20 uur is er geen telefonisch contact meer tot 28 maart 2019 om 18:03 uur. [22] Voorts heeft het nummer in gebruik bij [medeverdachte] om 21:47 uur contact met het nummer [telefoonnummer] , in gebruik bij [medeverdachte 4] . [23]
Uit de historische gegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer] in gebruik bij [medeverdachte] blijkt dat dat nummer op 27 maart 2019 vanaf 21:47 uur tot en met 23:03 uur zendmasten aanstraalt in Nijmegen. Van 23:24 uur tot 1:19 uur straalt het nummer zendmasten aan in Wijchen; tot 23:56 uur aan de Oosterweg 171 en om 1:19 uur aan de Heumenseweg 180, in de nabije omgeving van de plaats delict. [24]
Uit de historische gegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer] in gebruik bij [verdachte] blijkt dat het nummer op 28 maart 2019 tot 23:08 uur zendmasten aanstraalt in Nijmegen en vanaf 00:06 uur zendmasten aanstraalt in Wijchen; om 02:42 uur straalt het nummer de zendmast aan de Oosterweg te Wijchen aan. De locatie van deze zendmast is gelegen in de buurt van de plaats delict. [25]
Uit de historische gegevens blijkt dat het telefoonnummer [telefoonnummer] in gebruik bij [medeverdachte 3] op 27 maart 2019 tussen 23:24 uur en 23:56 uur eveneens de mast van de Oosterweg te Wijchen aanstraalt. Op 28 maart 2019 om 01:19 uur straalt dat telefoonnummer de mast aan de Heumenseweg 180, in de nabije omgeving van de plaats delict, aan. [26]
Uit de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer] in gebruik bij [medeverdachte 4] blijkt dat er op 27 maart 2019 om 20:03; om 21:00 en om 21:47:49 uur telefonisch contact is geweest met het telefoonnummer in gebruik bij [medeverdachte 3] . [27]
Uit de historische verkeersgegevens blijkt dat het telefoonnummer [telefoonnummer] in gebruik bij [medeverdachte 4] vanaf 27 maart 2019 21:47:59 uur tot 28 maart 2019 om 5:47 uur geen registraties bevat. [28]
Uit de historische gegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer] in gebruik bij [medeverdachte 3] blijkt verder dat hij voorafgaande aan de inbraak op 28 maar 2019, om 18:42 heeft uitgebeld naar [medeverdachte] ; dat hij om 20:15 werd gebeld door [verdachte] , dat hij om 20:51 heeft uitgebeld naar [medeverdachte] , dat [medeverdachte] heeft ingebeld om 20:57 uur; dat hij om 21:20 heeft uitgebeld naar [verdachte] en om 21:47 heeft uitgebeld naar [medeverdachte 4] . Vervolgens vindt er geen telefonisch contact meer plaats tussen [medeverdachte 3] en een van de andere verdachten tot 15:30 uur op 28 maart 2019. [29]
De rechtbank overweegt dat [medeverdachte] heeft verklaard dat het adres van de [slachtoffer 3] voorafgaande aan de inbraak is ingevoerd in zijn telefoon voor de navigatie. Uit de bovengenoemde telefoongegevens kan worden afgeleid dat het adres van de [slachtoffer 3] op 28 maart 2019 om 1:05 uur is opgezocht. [medeverdachte] heeft verder verklaard dat hij na de inbraak de waarde van het gestolen gereedschap heeft opgezocht op internet. Uit de bovengenoemde telefoongegevens blijkt dat hij deze data heeft opgezocht vanaf 02:38 uur. De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat de inbraak in het gebouw van de [slachtoffer 3] heeft plaatsgevonden op 28 maart 2019 tussen 1:05 uur en 2:38 uur. Voorts blijkt uit bovengenoemde bewijsmiddelen dat de telefoonnummers van [medeverdachte] , [medeverdachte 3] en [verdachte] voor en/of tijdens die tijdstippen zendmasten aanstralen in Wijchen in de (nabije) omgeving van de plaats delict.
De verklaring van [medeverdachte] is gedetailleerd en wordt op diverse onderdelen ondersteund door de overige inhoud van het dossier. Bovendien wordt de verklaring van [medeverdachte] bevestigd door de verklaring van [verdachte] . De rechtbank heeft dan ook geen reden om te twijfelen aan de verklaring van [medeverdachte] .
Gelet op bovengenoemde bewijsmiddelen en in samenhang bezien, stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte] als chauffeur heeft gereden naar de [slachtoffer 3] in Wijchen, en dat [medeverdachte 3] , [verdachte] , [medeverdachte 4] en een onbekend gebleven persoon (genaamd [pseudoniem] ), samen het [slachtoffer 3] zijn ingegaan en daar een aggregaat, ( [merk] ) gereedschap, portofoons en een bouwradio hebben weggenomen. Nu er schade aan de deur van het gebouw en aan de kasten is veroorzaakt, is de rechtbank van oordeel dat verdachten zich de toegang tot het gebouw hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder zich hebben gebracht door middel van braak/verbreking. Dat een van de verdachten mogelijk een sleutel van een deur van het gebouw had, maakt het vorenstaande niet anders.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen met anderen het feit heeft begaan.
Feit 3 (Onderzoek Escharen, zaaksdossier 7):
De rechtbank is, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat het wettig en overtuigend bewijs ter zake van dit feit ontbreekt, zodat verdachte dient te worden vrijgesproken.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
Onderzoek Pimpernel, zaaksdossier 1:
1.
hij op
of omstreeks20 maart 2019, te Ammerzoden,
in de gemeente Maasdriel, omstreeks 23.30 uur,
in ieder gevalgedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aan de [plaats delict] , tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen
, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 2 mobiele telefoons en
/of ongeveer 1000 Euro contant geld en/of tweeeen horloge
s (merk [merk]
en [merk] ), in elk geval enig goeden
/ofenig geldbedrag, geheel
of ten deletoebehorende aan [slachtoffer] en/of [slachtoffer 2] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),welke diefstal werd
voorafgegaan,vergezeld
en/of gevolgdvan
geweld en/ofbedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer] en
/of[slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/ofwelke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij verdachte en
/ofzijn mededader
(s
),
  • voorzien van (een) hamer(s), in ieder geval (een) dergelijkend(e) (slag)voorwerp(en)
  • voornoemde woning is/zijn binnen gedrongen en
  • tegen die [slachtoffer] en
  • aan voornoemde [slachtoffer] en
Onderzoek inbraak [slachtoffer 3] , zaaksdossier 6:
2.
hij
in of omstreeks de periode van 23 maart 2019 tot en metop 28 maart 2019, in de gemeente Wijchen, tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen, eenaggregaat en
/ofeen hoeveelheid ( [merk] ) gereedschap en
/ofportofoons en
/ofeen bouwradio,
in elk geval enig goed, dat geheel
of ten deleaan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader
(s
)toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking
, inklimming.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Ten aanzien van feit 2:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte in zijn geheel uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder feit 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de op te leggen straf een substantieel voorwaardelijk strafdeel zou moeten bevatten, met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals deze zijn geformuleerd door de reclassering. De verdediging ter onderbouwing van dit standpunt gewezen op de rapportage van de gedragsdeskundige omtrent de problematische ontwikkeling en de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
  • het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 1 mei 2020;
  • een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 5 juni 2020;
  • een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 22 januari 2020;
  • een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 2 augustus 2019;
  • een NIFP-rapportage van drs. M.H. Bos, GZ-psycholoog, gedateerd 13 december 2019.
Verdachte heeft zich samen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan een overval op twee mensen die op dat moment verbleven in een gastenverblijf. De overval vond laat op de avond plaats, terwijl de slachtoffers al in bed lagen. De overvallers drongen het verblijf binnen terwijl zij hamers bij zich droegen. Ook droegen zij donkere kleding en bivakmutsen. In het gastenverblijf hebben zij de slachtoffers onder bedreiging met geweld twee mobiele telefoons, een geldbedrag en een horloge afhandig gemaakt. Acht dagen later heeft verdachte zich samen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan een inbraak bij de [slachtoffer 3] . Bij deze inbraak hebben zij een aggregaat, gereedschap, portofoons en een bouwradio weggenomen.
Verdachte heeft door het plegen van de overval de in het gastenverblijf aanwezige personen angst aangejaagd. Zij zijn overvallen terwijl zij in bed lagen, terwijl dat bij uitstek een plek is waar ieder mens zich veilig zou moeten kunnen voelen. Door deze gebeurtenissen is het veiligheidsgevoel van deze mensen in sterke mate aangetast en ook in de samenleving leiden nieuwsberichten over gewapende overvallen tot gevoelens van afschuw en angst. Ook hebben verdachte en zijn mededaders door het plegen van de overval en de inbraak bij de [slachtoffer 3] er blijk van gegeven dat zij geen respect hebben voor de eigendommen van anderen.
De rechtbank overweegt dat uit de justitiële documentatie blijkt dat verdachte in het recente verleden meerdere malen is veroordeeld voor soortgelijke feiten. In 2014 is verdachte veroordeeld tot de plaatsing in een inrichting voor jeugdigen voor de duur van twee jaren, de zogeheten PIJ-maatregel. De rechtbank constateert dat verdachte ondanks de eerder aan hem opgelegde straffen en de aan hem in het kader van de PIJ-maatregel geboden hulpverlening niet in staat is gebleken om te stoppen met het plegen van strafbare feiten.
De rechtbank is van oordeel dat gezien de ernst van de bewezenverklaarde feiten de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur passend is. De rechtbank ziet op dit moment geen aanleiding om over te gaan tot de oplegging van een voorwaardelijk strafdeel met daaraan te verbinden bijzondere voorwaarden. Daarbij merkt de rechtbank op dat verdachte meermaals is veroordeeld en behandeld en ook bij de voorlopige invrijheidsstelling van verdachte nog voorwaarden kunnen worden gesteld. De rechtbank houdt wel in straf verminderende zin rekening met de jeugdigheid van de verdachte en de navolgende overwegingen.
Er is een nader psychologisch onderzoek ingesteld naar de persoon van de verdachte. Uit dit onderzoek is gebleken dat verdachte kampt met een ziekelijke stoornis, bestaande uit een lichte stoornis in het gebruik van cannabis. Daarnaast is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens van de verdachte, in de vorm van zwakbegaafdheid en een persoonlijkheid met antisociale trekken. De psycholoog heeft de rechtbank geadviseerd om verdachte het tweede feit – de inbraak bij de [slachtoffer 3] – in verminderde mate toe te rekenen, omdat hij zich hierbij onder druk gezet voelde door zijn mededaders. Hij zou ten aanzien van dit feit geen weerstand hebben kunnen bieden aan deze druk. Dit zou samenhangen met zijn persoonlijkheidsproblematiek die onder meer inhoudt dat verdachte kampt met een laag zelfgevoel, een gebrekkige identiteit, een gebrek aan emotionele autonomie en een onvermogen om situaties en consequenties van zijn handelen te overzien. De rechtbank neemt de conclusies van de psycholoog ten aanzien van de stoornis en de gebrekkige ontwikkeling van verdachte over en maakt deze tot de hare. De rechtbank ziet echter niet in waarom de door de psycholoog geconstateerde problematiek wel van invloed zou zijn geweest op de gedragskeuzes van verdachte ten aanzien van het tweede feit maar niet ten aanzien van het eerste feit. De rechtbank zal verdachte dan ook ten aanzien van beide feiten verminderd toerekeningsvatbaar verklaren en hier bij de straftoemeting rekening mee houden.
Al het voorgaande afwegende en gelet op straffen die door strafrechters in vergelijkbare zaken worden opgelegd, acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden passend en geboden.
Verzoek opheffing/schorsing voorlopige hechtenis
Gelet op de bewezenverklaring van twee van de drie tenlastegelegde feiten en de opgelegde gevangenisstraf wijst de rechtbank het verzoek tot opheffing dan wel schorsing van de voorlopige hechtenis af.
Ten aanzien van het beslag:
Nu zich geen strafvorderlijk belang daartegen verzet, zal de teruggave worden gelast van de volgende voorwerpen aan de verdachte:
  • een rode iPhone (goednummer: [goednummer] ); en
  • een donkerblauwe jas (goednummer onbekend, betreft de jas op p. PD5-45).
7a. De beoordeling van de civiele vorderingen, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 2.860,58, bestaande uit € 860,58 aan materiële schade en € 2.000,- aan immateriële schade. Daarbij is toewijzing van de wettelijke rente en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 2.081,72, bestaande uit € 81,72 aan materiële schade en € 2.000,- aan immateriële schade. Daarbij is toewijzing van de wettelijke rente en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
De benadeelde partij [slachtoffer 3] , vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de stichting] , heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 2.190,-, bestaande uit materiële schade. Daarbij is toewijzing van de wettelijke rente en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vorderingen van de benadeelde partijen toe te wijzen tot de volgende bedragen:
  • [slachtoffer] : € 2.860,58;
  • [slachtoffer 2] : € 2.081,72;
  • [slachtoffer 3] : € 2.190,-.
Ten aanzien alle vorderingen heeft de officier van justitie toewijzing van de wettelijke rente verzocht en voorts oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht. De officier van justitie verzocht dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk zullen worden verklaard voor dat deel van de vorderingen waarvoor hij geen toewijzing heeft verzocht.
Hij heeft daarnaast verzocht om te bepalen dat de vorderingen hoofdelijk worden opgelegd.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het materiële deel van de vordering van [slachtoffer] is het volgende aangevoerd. Het bedrag van de kosten voor therapie dient te worden gematigd nu uit de onderbouwing van de vordering blijkt dat er slechts sprake is geweest van één afspraak, in plaats van zes. Het gevorderde bedrag voor de verlofuren en het gevorderde eigen risico is onvoldoende onderbouwd, de benadeelde partij moet voor dit deel niet ontvankelijk in de vordering te worden verklaard.
Ten aanzien van de immateriële schade is primair verzocht de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren, omdat onvoldoende is onderbouwd dat er sprake is van psychische schade. Subsidiair is verzocht het bedrag te matigen.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2] is aangevoerd dat de materiële schade niet onderbouwd is. De verdediging verzoekt de benadeelde partij ten aanzien van het materiële gedeelte niet-ontvankelijk te verklaren. Ten aanzien van de immateriële schade is primair verzocht de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren, omdat niet kan worden vastgesteld dat er sprake is van psychische schade. Subsidiair is verzocht het bedrag te matigen.
Ten aanzien van de vordering van de [slachtoffer 3] is opgemerkt dat deze vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat deze is ingediend door [vertegenwoordiger van de stichting] , waarvan niet blijkt dat hij gerechtigd was om de [slachtoffer 3] te vertegenwoordigen. Subsidiair is aangevoerd dat de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard, omdat het een onevenredige belasting van het strafproces oplevert om uit te zoeken of [vertegenwoordiger van de stichting] gemachtigd is.
Meer subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat de gevorderde bedragen te summier onderbouwd zijn en de vordering om die reden niet ontvankelijk moet worden verklaard.
Nog meer subsidiair heeft de verdediging verzocht de vordering aanzienlijk te matigen en daarbij gebruik te maken van de schattingsbevoegdheid.
Beoordeling door de rechtbank
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] (Onderzoek Pimpernel, Ammerzoden)
Materiele schade
Vast staat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde feit onder 1 rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank zal de vordering ten dele toewijzen en overweegt daartoe als volgt.
-
Reiskosten € 136,92
De rechtbank overweegt dat de gevorderde reiskosten naar de rechtbank en naar slachtofferhulp geen rechtstreekse schade zijn en zal dit daarom behandelen bij de vergoeding van de proceskosten.
De reiskosten naar het politiebureau (€ 17,42) en naar de therapie (€ 49,38), zijn naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd en zullen worden toegewezen. Het totale bedrag aan toegewezen reiskosten komt daarmee uit op
€ 84,22.
-
Parkeerkosten € 28,80
De rechtbank overweegt dat de gevorderde parkeerkosten naar de rechtbank en naar slachtofferhulp geen rechtstreekse schade zijn en zal dit daarom behandelen bij de vergoeding van de proceskosten.
-
Kosten opgenomen verlofuren € 309,86
De rechtbank overweegt dat door de verdediging voor de kosten voor de opgenomen verlofuren aansluiting is gezocht bij het Besluit tarieven in strafzaken. Voornoemd besluit ziet op een vergoeding voor de tijd van een getuigenverhoor. In onderhavige vordering wordt schade gevorderd voor de uren waarvoor verlof is opgenomen. Hiervoor dient onder meer aangetoond te worden wat de benadeelde partij verdient en hoeveel uur hij als gevolg van deze strafzaak niet heeft kunnen werken, om de daadwerkelijke schade te kunnen vaststellen. De rechtbank is van oordeel dat dit in het onderhavige geval onvoldoende is onderbouwd en dat het een onevenredige belasting voor het strafgeding oplevert om dit nader te laten onderbouwen. De rechtbank zal om die reden de benadeelde partij voor dit deel van haar vordering niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan derhalve zijn vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
-
Eigen risico zorgverzekering € 385,-
De rechtbank acht uit de stukken en hetgeen ter zitting daarbij is toegelicht vooralsnog onvoldoende onderbouwd dat benadeelde partij op dit punt schade heeft geleden. De rechtbank zal om die reden de benadeelde partij voor dit deel van haar vordering niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan derhalve zijn vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Immateriële schade € 2.000,-
De benadeelde partij heeft naast materiële schade vergoeding van immateriële schade gevorderd. In het geval geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals hier aan de orde, kan op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek slechts een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Geestelijk letsel kan pas worden aangemerkt als aantasting van de persoon, indien de psychische gevolgen voldoende ernstig zijn. Gevoelens van angst vallen niet onder het bereik van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek. Ernstige psychische schade, als hiervoor bedoeld, is naar het oordeel van de rechtbank door de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij zal daarom in de vordering tot vergoeding van immateriële schade niet-ontvankelijk worden verklaard.
De benadeelde partij kan derhalve zijn vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Totale schade en toewijzing van de wettelijke rente
De rechtbank zal de vordering met betrekking tot
materiële schadetoewijzen tot een bedrag van
€ 84,22, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 17 september 2019 (de dag van het instellen van de vordering) tot de dag van volledige betaling.
Proceskostenvergoeding
De benadeelde partij vordert vergoeding van de kosten die zij heeft gemaakt ter verkrijging van schadevergoeding. Het gaat om reiskosten naar de rechtbank (€ 35,28) en naar slachtofferhulp (€ 17,42) en parkeerkosten op de dag van de inhoudelijke behandeling van de strafzaak bij de rechtbank (€ 28,80). De rechtbank acht deze posten voldoende onderbouwd. Verdachte zal worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en die zij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze proceskosten worden tot op dit moment begroot op
€ 81,50.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] (Onderzoek Pimpernel, Ammerzoden)
Materiele schade
De rechtbank overweegt als volgt.
-
Kosten opgenomen verlofuren € 81,72
De rechtbank overweegt dat door de verdediging voor de kosten voor de opgenomen verlofuren aansluiting is gezocht bij het Besluit tarieven in strafzaken. Voornoemd besluit ziet op een vergoeding voor de tijd van een getuigenverhoor. In onderhavige vordering wordt schade gevorderd voor de uren waarvoor verlof is opgenomen. Hiervoor dient onder meer aangetoond te worden wat de benadeelde partij verdient en hoeveel uur zij als gevolg van deze strafzaak niet heeft kunnen werken, om de daadwerkelijke schade te kunnen vaststellen. De rechtbank is van oordeel dat dit in het onderhavige geval onvoldoende is onderbouwd en dat het een onevenredige belasting voor het strafgeding oplevert om dit nader te laten onderbouwen. De rechtbank zal om die reden de benadeelde partij voor dit deel van haar vordering niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Immateriële schade € 2.000,-
De benadeelde partij heeft naast materiële schade vergoeding van immateriële schade gevorderd. In het geval geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals hier aan de orde, kan op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek slechts een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Geestelijk letsel kan pas worden aangemerkt als aantasting van de persoon, indien de psychische gevolgen voldoende ernstig zijn. Gevoelens van angst vallen niet onder het bereik van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek. Ernstige psychische schade, als hiervoor bedoeld, is door de benadeelde partij niet gesteld, noch onderbouwd. De benadeelde partij zal daarom in de vordering tot vergoeding van immateriële schade niet-ontvankelijk worden verklaard.
De benadeelde partij kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] (Onderzoek [slachtoffer 3] , Wijchen)
Ontvankelijkheid
De vordering is ingediend door [vertegenwoordiger van de stichting] . De aangifte is ingediend door [aangever] . Uit het proces-verbaal van bevindingen (p. DD-779) én uit openbare bronnen is het de rechtbank genoegzaam gebleken dat de voorzitter van het Stichting bestuur [vertegenwoordiger van de stichting] is. [30] De rechtbank is dan ook van oordeel dat de benadeelde partij in haar vordering kan worden ontvangen.
Materiële schade
Vast staat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde feit onder 2 rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank zal de vordering ten dele toewijzen en overweegt daartoe als volgt.
-
Aggregaat € 500,-
De rechtbank is van oordeel dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid een bedrag van € 100,- kan worden toegewezen ter vergoeding van de gestolen aggregaat.
-
Portofoons € 240,-
De rechtbank is van oordeel dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid een bedrag van € 100,- kan worden toegewezen ter vergoeding van de 10 gestolen portofoons.
-
Bouwradio € 150,-
De rechtbank is van oordeel dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid een bedrag van € 50,- kan worden toegewezen ter vergoeding van de gestolen bouwradio.
-
Kasten € 400,-
De rechtbank is van oordeel dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid een bedrag van € 100,- kan worden toegewezen ter vergoeding van de 3 beschadigde kasten.
-
Deur € 900,-
De rechtbank is van oordeel dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid een bedrag van € 500,- kan worden toegewezen ter vergoeding van de beschadigde (buiten)deur.
Voor het overige deel niet-ontvankelijk
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan derhalve dat deel van de vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Totale schade en toewijzing van de wettelijke rente
De rechtbank zal de vordering met betrekking tot
materiële schadetoewijzen tot een bedrag van
€ 850,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 14 augustus 2019 (de dag van het instellen van de vordering) tot de dag van volledige betaling.
Proceskostenvergoeding
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt
en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten
worden tot op dit moment begroot op nihil.
Ten aanzien van alle vorderingen benadeelde partij
Hoofdelijkheid
De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk
aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partijen voor dat hele bedrag aansprakelijk is. De verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voor zover het gevorderde door een van zijn mededaders is of wordt voldaan.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partijen.
De (gevorderde en toegewezen) vergoeding voor proceskosten is daar niet bij inbegrepen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 47, 57, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder feit 3 tenlastegelegde;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 wijst af het verzoek tot opheffing dan wel schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis;
De beslissing op het beslag:
 gelast de
teruggavevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen aan veroordeelde, te weten:
o een rode iPhone (goednummer: [goednummer] ); en
o een donkerblauwe jas (goednummer onbekend, betreft de jas op p. PD5-45);
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] :
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1 tot betaling van
  • verklaart de
  • verstaat dat indien en voor zover door de mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd;
  • legt aan veroordeelde de
met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 1 dag gijzeling zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] :
 verklaart de
benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijkin haar vordering;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] :
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 2 tot betaling van
  • verklaart de
  • verstaat dat indien en voor zover door de mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd;
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J.H. van Laethem (voorzitter), mr. H.P.M. Kester-Bik en mr. F.E. Venema, rechters, in tegenwoordigheid van A.W. Elbersen en mr. J.M.P. van der Meulen, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 juli 2020.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, onderzoek ON5R019030 Linde, dossiernummer PL0600-2019205618, gesloten op 26 oktober 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal bevindingen meldkamergesprek, p. DD-271.
3.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , p. DD-7-9.
4.Proces-verbaal verhoor aangever [slachtoffer] , p. DD-30-31.
5.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , p. DD-56.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. PD5-75-76.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , PD1-68.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , PD1-69.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. PD1-91.
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. PD1-96.
11.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. PD1-97.
12.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. PD1-92.
13.Proces-verbaal van aanhouding verdachte [medeverdachte 3] , p. PD2-19-21; proces-verbaal van aanhouding verdachte [medeverdachte] , p. PD1-19-21; proces-verbaal van aanhouding verdachte [verdachte] , p. PD5-13-15; proces-verbaal van bevindingen tactisch onderzoek Mercedes, p. DD-818-832.
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. DD-32; proces-verbaal van bevindingen, p. DD-37-38; proces-verbaal van bevindingen, p. DZK-F-17-18.
15.Proces-verbaal van bevindingen, p. DZK-F-12-13.
16.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. PD-72-73.
17.Proces-verbaal van aangifte door [aangever] , namens [slachtoffer 3] te Wijchen, p. DD-772-773.
18.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. PD1-81-83.
19.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. PD1-104-105.
20.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. PD5-77-78.
21.Proces-verbaal van bevindingen, p. DD-789.
22.Rapportage analyse gebruiker [telefoonnummer] , p. DD-997.
23.Rapportage analyse gebruiker [telefoonnummer] , p. DD-995.
24.Rapportage analyse gebruiker [telefoonnummer] , p. DD-995-996.
25.Rapportage analyse gebruiker [telefoonnummer] , p. DD-1065.
26.Rapportage analyse gebruiker [telefoonnummer] , p. DD-995-996.
27.Rapportage analyse gebruiker [telefoonnummer] , p. DD-995; rapportage analyse gebruiker [telefoonnummer] , p. DD-1058-1059.
28.Rapportage analyse gebruiker [telefoonnummer] , p. DD-1058.
29.Rapportage analyse onderlinge contacten inbraak [slachtoffer 3] , p. DD-1103.
30.https:// [slachtoffer 3] .nl/organisatie/bestuur/