I. Eenzet te veroordelen tot betaling van het achterstallige loon tot en met februari 2020 ter hoogte van € 2.448,44 bruto, alsmede tot betaling van het 100% bruto salaris van de maand maart;
II. Eenzet te veroordelen tot betaling van 48,55 vakantiedagen;
III. Eenzet te veroordelen tot betaling van een bedrag gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voor te duren / van rechtswege zou zijn geëindigd, één en ander conform artikel 7:677 lid 2 e.v., in totaal een bedrag van € 22.201,08 bruto;
IV. Eenzet te veroordelen tot betaling van de transitievergoeding van € 38.971,63 bruto;
V. in het geval wordt geoordeeld dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten aan de zijde van [eiser], verzoekt [eiser] om met toepassing van artikel 7:673 lid 8 BW Eenzet te veroordelen tot betaling van de transitievergoeding van € 38.971,63 bruto;
VI. Eenzet te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding van € 249.496,80 bruto dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag;
VII. Eenzet te veroordelen aan [eiser] een schriftelijke en deugdelijke netto/bruto specificatie te verstrekken, waarin de bedragen en betalingen zoals genoemd onder I. tot en met VI. zijn verwerkt, op straffe van een dwangsom ter hoogte van € 100,00 per dag, althans een in goede justitie te bepalen dwangsom, met een maximum van € 10.000,00 voor elke dag na twee dagen na de datum van de beschikking dat [eiser] niet voldoet aan de beschikking;
VIII. Eenzet te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten conform staffel WIK;
IX. Eenzet te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente over de onder I. tot en met VII. genoemde bedragen vanaf het opeisbaar worden van die bedragen tot aan de dag van algehele voldoening;
X. Eenzet te veroordelen tot betaling van de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na dagtekening van de te wijzen beschikking;
XI. voor recht te verklaren dat aan de opzegging van Eenzet geen dringende reden ten grondslag ligt en/of onverwijld aan hem is medegedeeld.