In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 14 juli 2020 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een verdachte die betrokken was bij een diefstal in vereniging. De officier van justitie vorderde dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, dat door de officier is gesteld op € 51.595,75. De verdachte, geboren in 1985 en op dat moment gedetineerd in HvB Zutphen, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. J. van Wijk. De ontnemingsvordering werd ter terechtzitting van 3 september 2019 aanhangig gemaakt en op 30 juni 2020 onderzocht.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wederrechtelijk voordeel heeft genoten van de diefstal die op 31 maart 2019 heeft plaatsgevonden op het bedrijventerrein van een bedrijf. De rechtbank heeft de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel gebaseerd op het proces-verbaal van de politie, waarin het voordeel is berekend op € 51.595,75. De verdediging heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de ontnemingsvordering, gezien de bepleitte vrijspraak in de hoofdzaak.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte, samen met anderen, betrokken was bij de diefstal van laptops en andere elektronica, met een totale consumentenprijs van € 1.238.298. De rechtbank heeft de inkoopwaarde van de gestolen goederen vastgesteld op 25% van de consumentenprijs, wat resulteert in een geschat wederrechtelijk verkregen voordeel van € 309.574,50. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot betaling van één zesde deel van dit bedrag, zijnde € 51.595,75, aan de Staat.