ECLI:NL:RBGEL:2020:3503

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 juli 2020
Publicatiedatum
15 juli 2020
Zaaknummer
05/128532-19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor ladingdiefstal van 2002 laptops ter waarde van ruim 1 miljoen euro

Op 14 juli 2020 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ladingdiefstal. De verdachte, geboren in 1985 en op dat moment gedetineerd in HvB Zutphen, werd bijgestaan door raadsman mr. J. van Wijk. De zaak kwam voort uit een diefstal op 31 maart 2019 op het bedrijventerrein van een transportbedrijf in Duiven, waar ongeveer 2002 laptops ter waarde van meer dan 1 miljoen euro werden gestolen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij de diefstal, mede op basis van camerabeelden en getuigenverklaringen van verbalisanten die de verdachte herkenden. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 36 maanden, maar de rechtbank legde uiteindelijk een straf op van 24 maanden, rekening houdend met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was gepleegd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf was verschaft door middel van braak. De rechtbank weegt de eerdere veroordelingen van de verdachte mee in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/128532-19
Datum uitspraak : 14 juli 2020
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1985 in [geboorteplaats] ,
wonende aan het [adres 1] ,
op dit moment gedetineerd in HvB Zutphen,
raadsman: mr. J. van Wijk, advocaat te Eindhoven.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 3 september 2019 en 30 juni 2020.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 31 maart 2019, in de gemeente Duiven, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (zeer) grote hoeveelheid laptops (ongeveer 2002 stuks),
die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), te weten aan (het bedrijf) [bedrijfsnaam 1] , gevestigd/gelegen aan/op [adres 2] te Duiven en/of aan [bedrijfsnaam 2] en/of aan (een) ander(en),
heeft/hebben weggenomen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 31 maart 2019 vond er een diefstal plaats op het bedrijventerrein van [bedrijfsnaam 1] , gelegen aan de [adres 2] in Duiven. Daarbij zijn (in ieder geval) zes personen betrokken geweest. De daders hebben hekwerken doorgeknipt om op het bedrijventerrein te komen. Daarnaast hebben zij sloten van trailers doorgeknipt. Uit een trailer zijn in totaal 2002 laptops van het merk [merknaam 1] weggenomen. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Daartoe heeft de verdediging aangevoerd dat bij de beoordeling van herkenningen behoedzaamheid dient te worden betracht. Volgens de verdediging zijn de foto’s die door verbalisant [naam 1] zijn bekeken van een dusdanige slechte kwaliteit dat herkenbare persoonskenmerken niet zijn vast te stellen. De foto’s die door verbalisanten [naam 2] en [naam 3] zijn bekeken, zijn niet als bijlagen bij de processen-verbaal gevoegd, waardoor geen oordeel gevormd kan worden over de juistheid van de herkenningen.
De beoordeling door de rechtbank
De vraag die de rechtbank moet beoordelen is of verdachte betrokken is geweest bij de diefstal (met braak) van de laptops. Meer juridisch gesteld: kan verdachte worden aangemerkt als medepleger van deze diefstal?
Verbalisant [naam 1] heeft de camerabeelden van [bedrijfsnaam 1] bekeken en de personen op de camerabeelden vergeleken met een foto van verdachte. [naam 1] zag dat het signalement van verdachte overeenkwam met het signalement van één van de personen op de camerabeelden voor wat betreft het gelaat, de neus, het postuur en het uiterlijk. [3]
Op 27 april 2019 zijn aan verbalisant [naam 2] twee screenshots getoond van de videobeelden van de beveiligingscamera’s. [naam 2] heeft verdachte eind 2018 verhoord en heeft de persoon op de afbeeldingen aan zijn gelaat herkend als verdachte. [4] Ook verbalisant [naam 3] heeft verdachte tijdens het verhoor herkend als de persoon die op de screenshots te zien is. [5]
De rechtbank stelt voorop dat behoedzaam dient te worden omgegaan met herkenningen aan de hand van “stills” van camerabeelden. Voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van een herkenning aan de hand van camerabeelden of afbeeldingen van camerabeelden is onder meer van belang in hoeverre op deze afbeeldingen voldoende duidelijke, specifieke en onderscheidende persoonskenmerken zichtbaar zijn. Of hiervan sprake is hangt af van de kwaliteit van de afbeeldingen en de mate van zichtbaarheid van persoonskenmerken op die afbeeldingen. Daarnaast is ook van belang of de waarnemer de door hem herkende persoon eerder heeft gezien en hoe de herkenning tot stand is gekomen.
In het dossier bevinden zich vanaf pagina 582 zeven stills (foto’s 2 tot en met 8) van de camerabeelden van de ladingdiefstal. De rechtbank is van oordeel dat deze van een zodanige kwaliteit zijn dat deze een betrouwbare positieve herkenning toelaten. Weliswaar heeft de man op de beelden een capuchon op zijn hoofd, maar op de “stills” is een groot gedeelte van het gezicht van de man goed zichtbaar.
De rechtbank stelt vast dat verbalisant [naam 2] eerder met verdachte contact heeft gehad en hem bij het bekijken van de screenshots heeft herkend. De enkele omstandigheid dat de verbalisant wist dat de verdachte in deze zaak als verdachte is aangemerkt, is onvoldoende om de conclusie te trekken dat de verbalisant om die reden geen objectieve waarnemer zou kunnen zijn, en maakt de herkenning niet onbetrouwbaar. Hetzelfde geldt voor de herkenning van verdachte door verbalisant [naam 3] . Ook overigens is niet aannemelijk geworden dat de herkenningen tot stand zijn gekomen op een zodanige wijze dat niet meer van een betrouwbare herkenning zou kunnen worden gesproken.
Ook het feit dat, zoals door de verdediging is aangevoerd, niet duidelijk is op welke twee screenshots de verbalisanten [naam 2] en [naam 3] hun herkenning hebben gebaseerd, maakt de herkenningen niet onbetrouwbaar. Duidelijk is dat het twee van de hiervoor genoemde zeven stills moeten zijn geweest.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank de herkenning van verdachte door de verbalisanten betrouwbaar en zal deze voor het bewijs gebruiken. Aldus komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte een van de zes daders is van de diefstal van de laptops en dat verdachte zich aldus schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van deze diefstal. Het oordeel dat verdachte een van de daders was vindt daarnaast steun in de volgende omstandigheden:
- Verdachte is op 21 maart 2019 als bestuurder in een auto in Amsterdam door de politie gecontroleerd. [naam 4] was de bijrijder. Tijdens de controle zijn twee briefjes in het dasboardkastje aangetroffen waarop adressen van verschillende transportbedrijven stonden, waaronder het adres ‘ [adres 2] ’. Het bedrijf [bedrijfsnaam 1] is gevestigd op het adres [adres 2] in Duiven en grenst aan het naastgelegen transportbedrijf [bedrijfsnaam 3] . [6]
- Een onder verdachte in beslag genomen iPhone is onderzocht. Uit dat onderzoek is gebleken dat op 26 mei 2019 op internet is gezocht met de term “ladingdiefstal” en dat een uitspraak en een nieuwsbericht over ladingdiefstal zijn bekeken. Daarnaast is een afbeelding aangetroffen van de bewakingsbeelden van [bedrijfsnaam 1] , die afkomstig is van het programma Opsporing Verzocht. [7]
- Uit het dossier blijkt dat zowel verdachte als medeverdachte [medeverdachte] [naam 4] kennen; een persoon die door de politie met de ladingdiefstal in verband wordt gebracht. [8]
- Verder is uit financieel onderzoek gebleken dat verdachte een uitkering ontvangt, geen geregistreerd vermogen heeft en niet in het bezit is van onroerend goed. Verdachte heeft wel sinds 29 april 2019 een [voertuig] op zijn naam met een geschatte waarde tussen €14.995,-- en € 29.950,--. Uit het onderzoek naar de iPhone van verdachte is gebleken dat verdachte daarnaast een uitgavepatroon heeft dat zijn uitkering ruimschoots te boven gaat. Zo zijn op de iPhone van verdachte onder andere afbeeldingen aangetroffen waaruit blijkt dat verdachte zijn tuin heeft opgeknapt, dat een beveiligingscamera ter waarde van € 895,-- is opgehangen, dat het zoontje van verdachte een designershirt draagt ter waarde van € 119,95 en dat er luxe artikelen zijn gekocht bij winkels als [merknaam 2] . [9] Daarbij is het gezin van verdachte in april 2019 op vakantie geweest in Turkije. Verdachte heeft voor deze bestedingen geen aannemelijke verklaring gegeven.
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde diefstal.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks31 maart 2019, in de gemeente Duiven, tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,een (zeer) grote hoeveelheid laptops (ongeveer 2002 stuks),
die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en
/ofzijn mededader
(s
)toebehoorde
(n
),
te weten aan (het bedrijf) [bedrijfsnaam 1] , gevestigd/gelegen aan/op [adres 2] te Duiven en/of aan [bedrijfsnaam 2] en/of aan (een) ander(en),
heeft/hebben weggenomen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en
/ofzijn mededader
(s
)zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft/hebben verschaft en
/of dat/die weg te nemen
goed/goederen onder
zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak
, verbreking, inklimming.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
‘diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak’.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gelet op de bepleite vrijspraak geen strafmaatverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het plegen van een diefstal, waarbij midden in de nacht uit een trailer die op een beveiligd bedrijventerrein geparkeerd stond, 2002 laptops met een waarde van ruim 1 miljoen euro zijn buitgemaakt. Van de 2002 gestolen laptops zijn tot op heden slechts twee laptops teruggevonden. De slachtoffers blijven vermoedelijk zitten met een zeer grote schade. Uit het dossier is gebleken dat er sprake was van een groep die de diefstal tot in de puntjes heeft voorbereid en uitgevoerd. Verdachte en zijn medeverdachten hebben onder meer meerdere voertuigen gehuurd en zijn maar liefst 8 uur bezig geweest met het uitvoeren van de diefstal. Dat anderen daarbij grote schade werd berokkend, maakte verdachte kennelijk niets uit. Naar het oordeel van de rechtbank had verdachte een wezenlijke rol bij de ladingdiefstal. Uit de handelswijze van verdachte spreekt een minachting voor andermans eigendom.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op een uittreksel uit het justitiële documentatieregister van 7 mei 2020. Daaruit volgt dat verdachte veelvuldig voor ladingdiefstallen en andere vermogensdelicten is veroordeeld. De rechtbank weegt dit strafverzwarend mee. Daarnaast heeft de rechtbank gelet op de reclasseringsadviezen van 28 mei 2019, 20 augustus 2019 en 13 september 2019.
Voor een dergelijk omvangrijke en brutale diefstal is naar het oordeel van de rechtbank alleen een forse gevangenisstraf passend. De door de LOVS opgestelde oriëntatiepunten voor ladingdiefstal vormen in dit geval geen passend uitgangspunt, gelet op de grote mate van organisatie, de langdurige uitvoering en de hoogte van de toegebrachte schade. Veeleer moet aansluiting worden gezocht bij andere zaken waarin sprake was van diefstal of opzetheling van grote hoeveelheden laptops of mobiele telefoons. In die vergelijking vindt de rechtbank anderzijds aanleiding om een lagere straf op te leggen dan door de officier is geëist. Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden opleggen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H.M. Pastoors, voorzitter, mr. D.R. Sonneveldt en
mr. T. Bertens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D. Waizy, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 juli 2020.
mr. D.R. Sonneveldt is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door de politie Oost Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2019281035, gesloten op 12 juli 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte, p. 178-180.
3.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 581.
4.Het proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar, p. 602.
5.Het proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar, p. 603.
6.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 578-581.
7.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 809-814.
8.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 578-581 en het mutatie rapport, p. 591-599.
9.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 670-671 en het proces-verbaal van bevindingen, p. 809-821.