In de zaak voor de meervoudige militaire kamer van de rechtbank Gelderland is verdachte vrijgesproken van de artikelen 243 en 247 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank oordeelde dat niet is komen vast te staan dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangeefster zich in een toestand van verminderd bewustzijn bevond. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 29 juni 2018 in Leende, waarbij verdachte handelingen heeft verricht met aangeefster, die volgens hem niet in een toestand van bewusteloosheid verkeerde. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 12 maanden geëist, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak. De militaire kamer concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat verdachte wist of bewust de kans aanvaardde dat aangeefster in een toestand van verminderd bewustzijn verkeerde. De rechtbank overwoog dat de verklaringen van zowel verdachte als aangeefster niet voldoende steun boden voor de tenlastelegging. Aangeefster had verklaard dat zij in een 'slaaproes' verkeerde, maar de militaire kamer vond dat dit niet voldoende bewijs opleverde voor de aanvaarding van de aanmerkelijke kans door verdachte. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard omdat er geen straf of maatregel aan verdachte werd opgelegd.