ECLI:NL:RBGEL:2020:3437

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 juli 2020
Publicatiedatum
14 juli 2020
Zaaknummer
7827787
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling en schadevergoeding in het kader van dakreparatie met cederingskwestie

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland, is er een vordering tot betaling die is gecedeerd aan de eiser. De eiser, die procedeert in persoon, vordert betaling van een bedrag van € 4.000,- dat volgens hem niet contant is betaald, maar per bankoverboeking zou moeten zijn. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis geoordeeld dat voorshands bewezen is dat de gedaagde de contante betaling aan Dakonderhoud Utrecht heeft gedaan. De eiser heeft in zijn akte geen overtuigend tegenbewijs geleverd, waardoor de kantonrechter de vordering van de eiser afwijst en hem in de proceskosten veroordeelt.

In reconventie heeft de gedaagde een vordering tot schadevergoeding ingesteld wegens wanprestatie. De kantonrechter oordeelt echter dat de gedaagde niet de juiste schuldenaar aanspreekt, aangezien de vordering tot betaling aan de eiser is gecedeerd, maar de schadevergoeding moet worden gevorderd van Dakonderhoud Utrecht. De kantonrechter wijst ook deze vordering af en veroordeelt de gedaagde in de kosten van de procedure. Het vonnis is uitgesproken door de kantonrechter R.J.J. van Acht en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 7827787 \ CV EXPL 19-7233 \ 398
uitspraak van
Vonnis
in de zaak van
[eiser]
h.o.d.n. [bedrijfsnaam]
wonende te [woonplaats]
eiser in conventie
verweerder in reconventie
procederend in persoon
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde in conventie
eiser in reconventie
gemachtigde: J.A.M. Drinkenburg (DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringsmaatschappij N.V.)
Partijen worden hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 5 februari 2020 (hierna: het tussenvonnis)
- de akte van [eiser] van 4 maart 2020
- de akte van [gedaagde] van 1 april 2020.
1.2
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling in conventie

2.1
De kantonrechter blijft bij hetgeen in het tussenvonnis is overwogen en beslist. Daarin werd voorshands bewezen geoordeeld dat [gedaagde] de overeengekomen prijs van € 4.000,- contant aan Dakonderhoud Utrecht heeft betaald. [eiser] is vervolgens toegelaten tot het leveren van tegenbewijs.
2.2
[eiser] heeft hierover in zijn akte enkel gezegd dat de mondelinge afspraak, waarop hij zich beroept en waarin in afwijking van de werkopdracht zou zijn overeengekomen dat betaling per bankoverboeking zou plaatsvinden, helaas niet is vastgelegd op een geluidsdrager. Daarmee is het onder 2.1 weergegeven bewijsvermoeden niet ontzenuwd en ook overigens is niet gebleken van enige afspraak als door [eiser] gesteld, zodat de contante betaling van € 4.000,- is komen vast te staan.
2.3
De vordering van [eiser] zal daarom worden afgewezen, met veroordeling van [eiser] in de kosten van de procedure als hierna weer te geven.

3.De verdere beoordeling in reconventie

3.1
Met de vordering in reconventie ziet [gedaagde] eraan voorbij dat [eiser] niet zijn schuldenaar is. Weliswaar is de vordering tot betaling van de aanneemsom door Dakonderhoud Utrecht aan [eiser] gecedeerd, maar het is toch echt Dakonderhoud Utrecht die [gedaagde] wegens wanprestatie tot schadevergoeding zal moeten aanspreken. Weliswaar behoudt [gedaagde] bij cessie zijn verweermiddelen tegen de vordering (art. 6:145 BW) en kan hij onder omstandigheden zelfs tot verrekening overgaan tegenover [eiser] van een vordering op Dakonderhoud Utrecht (art. 6:130 BW), een vordering tot schadevergoeding wegens wanprestatie dient [gedaagde] te richten tegen de degene met wie hij de overeenkomst tot reparatie van de daken is aangegaan (zie ook Asser 6-II, tweede gedeelte, nr. 264).
3.2
De vordering zal daarom worden afgewezen, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure.
3.3
[gedaagde] doet geen beroep op verrekening. Door dat wel te doen zou hij (immers) de vordering van [eiser] erkennen. Het gevolg van de verrekening zou overigens ongeveer op hetzelfde neerkomen als het resultaat van deze beide procedures tezamen.

4.De beslissing

De kantonrechter
in conventie:
4.1
wijst de vordering af;
4.2
veroordeelt [eiser] in de kosten van de procedure, tot dit vonnis aan de zijde van [gedaagde] bepaald op € 480,- voor salaris van de gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis, voor zover dan niet aan deze veroordeling zal zijn voldaan;
4.3
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie:
4.4
wijst de vordering af;
4.5
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, tot dit vonnis aan de zijde van [eiser] bepaald op € 240,- voor salaris van de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. R.J.J. van Acht en uitgesproken in het openbaar op