Uitspraak
Baston Wonen
1.[gedaagde 1]
1.De procedure
2.De verdere beoordeling
bijdroeg (…)aan [gedaagde 1] ten behoeve van zijnaandeelin de huurlasten’(onderstreping kantonrechter) eerder dat er sprake was van een gezamenlijke huishouding tussen [gedaagde 2] en [gedaagde 1], dan dat er sprake was van een onderhuurovereenkomst. Dit beeld wordt ook versterkt door de overgelegde bankafschriften. [gedaagde 2] heeft geen verklaring in het geding gebracht van [gedaagde 1] over het bestaan van een onderhuurovereenkomst, noch andere stukken die tot die conclusie zouden kunnen leiden. Het voorgaande brengt met zich dat [gedaagde 2] onvoldoende heeft gemotiveerd dat er sprake is van een onderhuurovereenkomst. Dat Baston wist dat [gedaagde 2] in het gehuurde woonde en [gedaagde 2] er belang bij heeft in het (betaalbare) gehuurde te blijven, maakt het voorgaande niet anders. Het beroep op artikel 7:269 lid 1 BW slaagt niet.
rente rechtens’ over de tot en met 1 november 2019 verschenen huurachterstand (€ 4.658,07) gevorderd. De rente wordt toegewezen over de huurachterstand tot en met 1 november 2019 vanaf de respectieve vervaldata.