Op 19 juni 2020 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen een beschikking gegeven inzake de voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënt, geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], die verblijft in [de accomodatie] te [plaats]. Het verzoek tot voortzetting is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op basis van artikel 37 van de Wet zorg en dwang (Wzd). De mondelinge behandeling vond plaats via beeldbellen vanwege de COVID-19 maatregelen. Tijdens de behandeling zijn de cliënt, haar advocaat mr. P.W.E. Hoezen, en familieleden gehoord, evenals een specialist ouderengeneeskunde.
De rechtbank overwoog dat de cliënt, die lijdt aan de ziekte van Alzheimer, in een situatie verkeert waarin onmiddellijk dreigend ernstig nadeel kan optreden. Dit werd onderbouwd door een recente val in haar thuissituatie, waardoor zij lichamelijke klachten heeft opgelopen en niet in staat was om gebruik te maken van de alarmknop. De rechtbank concludeerde dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn voor de voortzetting van de inbewaringstelling, aangezien ambulante begeleiding onvoldoende bescherming biedt tegen de risico's van valpartijen.
De rechtbank verleende de machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling voor de duur van zes weken, tot en met 31 juli 2020. De beschikking werd mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door rechter L.J.P. Lambooij, in tegenwoordigheid van griffier M.M. Verschuren. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.