ECLI:NL:RBGEL:2020:3309

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 juli 2020
Publicatiedatum
8 juli 2020
Zaaknummer
8327870
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van een regiomanager bij een uitzendbureau wegens valse facturen en schending van het concurrentiebeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 8 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen Alertec Uitzendbureau B.V. en een voormalige regiomanager. De procedure is gestart met een verzoekschrift van Alertec, waarin zij verzoekt om de voormalige werknemer te veroordelen tot betaling van schadevergoeding en boetes wegens het schenden van het concurrentiebeding. Alertec heeft de werknemer op staande voet ontslagen, omdat hij valse facturen had ingediend voor de huisvesting van uitzendkrachten die niet in zijn woning verbleven. De werknemer heeft op zijn beurt een zelfstandig verzoek ingediend, waarin hij onder andere om een billijke vergoeding vraagt, omdat hij meent dat het ontslag onterecht was.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de werknemer zich schuldig heeft gemaakt aan ernstig verwijtbaar handelen door valse facturen te indienen en zich op ongeoorloofde wijze te verrijken ten koste van Alertec. De kantonrechter oordeelt dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is en dat de werknemer geen recht heeft op de gevraagde vergoedingen. Alertec heeft recht op schadevergoeding en boetes wegens de schending van het concurrentiebeding. De rechtbank heeft de werknemer veroordeeld tot betaling van verschillende bedragen, waaronder een gefixeerde schadevergoeding, onderzoekskosten en boetes voor het overtreden van het concurrentiebeding. De rechtbank heeft ook de verzoeken van de werknemer tot vernietiging van het concurrentiebeding en betaling van achterstallige huur afgewezen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 8327870 \ HA VERZ 20-6 \ 42693 \ 34124
8403786 \ HA VERZ 20-19 \ 42693 \ 34124
uitspraak van 8 juli 2020
beschikking
in de zaak van
de besloten vennootschap
Alertec Uitzendbureau B.V.
gevestigd te Nijbeets
verzoekende en verwerende partij
gemachtigde mr. M.H.J. Miltenburg
en
[verwerende en verzoekende partij]
wonende te [woonplaats]
verwerende en verzoekende partij
gemachtigde mr. A.J. Hendriks
Partijen worden hierna Alertec en [verwerende en verzoekende partij] genoemd.

1.De procedure

1.1.
De procedure is ingeleid met het verzoekschrift ex artikel 7:686a lid 2 en lid 3 BW jo. artikel 7:677 lid 2 BW alsmede nevenvorderingen met producties 1 tot en met 36 aan de zijde van Alertec van 12 februari 2020. Dit verzoekschrift is bij de rechtbank bekend onder procedurenummer 8327870 \ HA VERZ 20-6.
1.2.
[verwerende en verzoekende partij] heeft op 13 maart 2020 een zelfstandig verzoekschrift ex artikel 7:681 lid 1 sub a jo. 7:686a BW ingediend met producties 1 tot en met 13. Dit verzoekschrift is bij de rechtbank bekend onder procedurenummer 8403786 HA VERZ 20-19.
1.3.
[verwerende en verzoekende partij] heeft op 24 april 2020 in de zijdens Alertec aanhangig gemaakte procedure een verweerschrift, tevens houdende zelfstandig tegenverzoek met producties 1 tot en met 22 ingediend.
1.4.
Alertec heeft op 24 april 2020 in de zijdens [verwerende en verzoekende partij] aanhangig gemaakte procedure een verweerschrift met producties 1 tot en met 9 ingediend.
1.5.
Bij akte van 18 mei 2020 heeft Alertec haar verzoekschrift gewijzigd onder overlegging van de producties 37 tot en met 46.
1.6.
Bij akte van 28 mei 2020 heeft [verwerende en verzoekende partij] de producties 23 tot en met 25 in het geding gebracht.
1.7.
Op 3 juni 2020 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Alertec is verschenen, vertegenwoordigd door de commercieel directeur [commercieel directeur] en het hoofd P&O [hoofd P&O] , bijgestaan door mr. Miltenburg. [verwerende en verzoekende partij] is verschenen, bijgestaan door mr. Hendriks. Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht, mr. Van Miltenburg en mr. Hendriks aan de hand van vooraf toegezonden spreekaantekeningen.
1.8.
Tot slot is de datum van de beschikking bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Alertec exploiteert een uitzendorganisatie waarbij zij (onder meer) bemiddelt in buitenlandse arbeidskrachten en ZZP’ers.
2.2.
[verwerende en verzoekende partij] is op 1 oktober 2013 op basis van een fulltime dienstverband in dienst getreden bij Alertec, laatstelijk in de functie van regiomanager te [plaats 1] . Het laatstgenoten salaris van [verwerende en verzoekende partij] bedraagt € 4.097,60 bruto per vier weken, te vermeerderen met vakantietoeslag en winstuitkering.
2.3.
In het addendum bij de arbeidsovereenkomst van [verwerende en verzoekende partij] zijn partijen op 27 maart 2018 overeengekomen:
Activiteiten werkgever
Werkgever exploiteert uitzendbureaus verspreid over Nederland (…) Werkgever werft en selecteert in dat kader personeel voor haar opdrachtgevers, gaat met dat personeel uitzendovereenkomsten aan en stelt dat personeel vervolgens ter beschikking aan haar opdrachtgevers. Werkgever heeft de ambitie om landelijke dekking te bieden. Werkgever is breed actief in diverse branches.
(…)
Concurrentiebeding
Het is werknemer zonder schriftelijke toestemming van werkgever niet toegestaan om gedurende de arbeidsovereenkomst en gedurende een tijdvak van één jaar na beëindiging daarvan binnen een straal van 100 kilometer, gerekend vanaf de standplaats van de werknemer, [plaats 1] , in enigerlei vorm een zaak gelijk, gelijksoortig, aanverwant aan of concurrerend met het bedrijf van werkgever te vestigen, te drijven of mede te drijven of te doen drijven, hetzij direct, hetzij indirect, en/of financieel in welke vorm dan ook bij een dergelijke zaak belang te hebben, daarin of daarvoor op enigerlei wijze werkzaam te zijn, al dan niet in dienstbetrekking, hetzij tegen vergoeding, hetzij om niet, of daarin deel te hebben, zulks op straffe van verbeurte ten gunste van en aan werkgever van een dadelijk en ineens zonder sommatie of ingebrekestelling opeisbare boete van € 15.000,- per gebeurtenis en tevens van € 1.000,- voor iedere dag dat werknemer in overtreding blijft onverminderd het recht van werkgever om in plaats daarvan schadevergoeding te vorderen.
Relatiebeding
Het is werknemer zonder uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van de werkgever niet toegestaan om gedurende een tijdvak van één jaar na beëindiging van de arbeidsovereenkomst op enigerlei wijze contacten te onderhouden met relaties van werkgever, c.q. relaties van aan werkgever gelieerde ondernemingen, zulks op straffe van verbeurte van een ten gunste van en aan werkgever dadelijk en ineens zonder sommatie of ingebrekestelling opeisbare boete van € 15.000,- per gebeurtenis en tevens van € 1.000,- voor iedere dag dat werknemer in overtreding blijft, onverminderd het recht van de werkgever om in plaats daarvan schadevergoeding te vorderen. Onder relaties worden verstaan: alle klanten en potentiële klanten van werkgever en van aan werkgever gelieerde ondernemingen waarmee werknemer gedurende zijn dienstverband met werkgever contacten heeft onderhouden teneinde daarmee zaken te doen of om in de toekomst mogelijk zaken mee te gaan doen.”
2.4.
Als uitzendorganisatie verzorgt Alertec ook de huisvesting van de buitenlandse uitzendkrachten. Hierbij maakt Alertec gebruik van de zogenaamde ET-regeling. Deze regeling komt er op neer dat een aantal specifieke kosten, waaronder huisvestingskosten, uitgeruild kunnen worden tegen bruto loon.
2.5.
In oktober 2017 zijn partijen overeengekomen dat [verwerende en verzoekende partij] zijn woning aan [woning 1] in [plaats 1] aan Alertec zou verhuren ten behoeve van de huisvesting van buitenlandse uitzendkrachten. Hierbij is een bedrag overeengekomen van € 100,00 per week, per in de woning gehuisveste uitzendkracht.
2.6.
Tijdens het functioneringsgesprek op 19 november 2018 is tussen partijen gesproken over de verhuur van [verwerende en verzoekende partij] aan Alertec. In het functioneringsgesprek is daarover opgenomen:
“ [verwerende en verzoekende partij] wil zelf graag huizen gaan verhuren. [naam 1] geeft aan dat dit niet wenselijk is omdat het toch invloed kan hebben op het werken bij de Alertec Group. Je intentie was om huizen te huren van een vriend en deze vervolgens onderverhuren aan Alertec of andere partijen. Hier zit weer marge tussen wat de Alertec Group dus meer geld kost. In het contract staat ook dat dergelijke nevenactiviteiten niet zijn toegestaan en eerst toestemming moet worden verleend vanuit de directie. Je mag wel nevenactiviteiten uitvoeren maar het moet de Alertec Group niet schaden. [verwerende en verzoekende partij] snapt het wel maar is van mening dat Alertec via iemand anders wellicht duurder uit is. Conclusie is dat Alertec elders moet gaan huren.”
2.7.
Bij e-mail van 21 november 2018 schreef de heer [commercieel directeur] , directeur Alertec, aan [verwerende en verzoekende partij] :
“Hierbij nog een aanvulling op het beoordelingsgesprek van [verwerende en verzoekende partij] .
Dit kon ik niet vinden in het gespreksverslag:
Wij willen dat de nevenactiviteiten die een conflict of interest hebben met de werkzaamheden binnen de Alertec Group per direct stoppen.”
In reactie hierop schreef [verwerende en verzoekende partij] op 26 november 2018:
“Per december is alles al afgestoten en zal ik enkel nog [woning 1] (mijn eigen “oude” huis) verhuren aan Alertec.
M.a.w. week 48 is de laatste week die in rekening wordt gebracht m.b.t. [omschrijving] .”
2.8.
Bij brief van 16 januari 2020 heeft Alertec [verwerende en verzoekende partij] op staande voet ontslagen:
“Met u werd in november 2018 besproken dat het u (enkel) toegestaan was om uw eigen (tweede) woning aan het adres [woning 1] in [plaats 1] beschikbaar te stellen aan uitzendkrachten van mijn cliënte en daarvoor € 100,- per week per gehuisveste uitzendkracht in rekening te brengen (per 1 januari 2020 werd dat bedrag in overleg met mijn cliënte verhoogd tot € 105,- per uitzendkracht per week).
(…)
Eind vorige week is mijn cliënte bekend geworden met het vermoeden dat u facturen zou versturen voor huisvesting van twee uitzendkrachten in uw eigen woning die zich niet in die woning bevinden. Naar aanleiding van de betreffende signalen heeft mijn cliënte een onderzoek uitgevoerd en begin deze week vastgesteld dat u in ieder geval voor de periode van 1 februari 2019 tot 1 maart 2020 facturen heeft gestuurd aan Alertec Uitzendbureau B.V. voor de huisvestiging van de heren [uitzendkracht 1] en [uitzendkracht 2] als zouden deze uitzendkrachten gehuisvest zijn in uw woning aan [woning 1] in [plaats 1] . Wij hebben echter van deze medewerkers documentatie verstrekt gekregen waaruit blijkt dat zij sinds 1 maart 2011 een woning huren aan de [woning 2] in [plaats 1] en daarvoor maandelijks rechtstreeks de huur voldoen aan de verhuurder, de heer [verhuurder 1] mevrouw [verhuurder 2] .
In totaal heeft u voor de huisvesting van deze twee uitzendkrachten in de periode tot 1 februari 2020 een bedrag van € 10.845,- gefactureerd en betaald gekregen, terwijl deze uitzendkrachten dus rechtstreeks een eigen woning huren en niet in uw woning gehuisvest zijn. Deze facturen richtte u aan de vestiging Alertec Bouw Zuid en zond u naar het e-mailadreszuid@alertecbouw.nl. Daarnaast factureerde u maandelijks voor de huisvesting in uw woning van 4 dan wel 5 andere bij naam op de facturen genoemde uitzendkrachten. Die facturen richtte u aan vestiging Alertec [plaats 1] en stuurde u naar het e-mailadres[plaats 1] @alertec.nl. U stuurde dus maandelijks twee facturen. Deze facturen zijn ingevoerd in het administratiesysteem en u heeft persoonlijk deze facturen geaccordeerd, waardoor deze facturen ook aan u zijn betaald.
U heeft zich hiermee derhalve minimaal een bedrag van € 10.845,- toegeëigend zonder dat daarvoor enige grond bestond en uzelf dus verrijk ten laste van uw werkgever.
(…)
Daarnaast is geconstateerd dat er in 2019 vanaf 21 september gedurende meerdere maanden huur werd betaald voor een woning in [woning 3] die door Alertec Uitzendbureau B.V. gehuurd werd van mevrouw [verhuurder 3] . Mijn cliënte stelde vast dat de facturen geaccordeerd zijn door u, terwijl gedurende die maanden in de woning geen uitzendkrachten gehuisvest waren. Mijn cliënte heeft u diverse malen gevraagd naar het huurcontract of onderliggende afspraken. Die vragen heeft u niet beantwoord.
Door deze woning gedurende meerdere maanden te blijven huren terwijl daarin geen uitzendkrachten gehuisvest waren heeft mijn cliënte ten onrechte en onnodig kosten gemaakt. U had kennelijk niet gezorgd voor opzegging van huur en u heeft mijn cliënte geen inzicht gegeven in de afspraken over deze huur in strijd met instructies. Mijn cliënte hebben signalen bereikt dat u een deel van het aan mevrouw [verhuurder 3] betaalde huurbedrag incasseerde bij mevrouw [verhuurder 3] . Aangegeven werd dat u “naar [woning 3] ging om geld op te halen”. Daarmee zou u kennelijk verdienen aan de verhuur van deze woning door uw ex-collega mevrouw [verhuurder 3] . Daarover heeft mijn cliënte navraag gedaan bij mevrouw [verhuurder 3] . Zij heeft telefonisch verklaard dat zij maandelijks € 500,- contant aan u beschikbaar stelde. U heeft u daarmee over de huurperiode van 21 september 2019 tot en met 24 januari 2020 een bedrag van € 2.000,- toegeëigend. U heeft Alertec Uitzendbureau B.V. schade toegebracht door de woning te huren terwijl er geen uitzendkrachten in gehuisvest werden en ook nog eens uzelf ten laste van Alertec Uitzendbureau B.V. verrijkt door uzelf € 2.000,- van de huursom toe te eigenen.
U heeft ondanks afspraken daarover geen einde gemaakt aan het dienstverband met uw echtgenote, die voor een aantal uren per week salaris betaald krijgt voor schoonmaakwerkzaamheden. Medewerkers van de vestiging in [plaats 1] hebben verklaard dat uw echtgenote sinds oktober 2018 maar incidenteel kwam schoonmaken en dat zij vanaf juni 2019 helemaal niet meer is geweest, terwijl zij niet ziek gemeld is of anderszins haar afwezigheid gemeld heeft. De medewerkers maken het pand zelf schoon. U bent verantwoordelijk voor het organiseren van de schoonmaak en het aansturen van de medewerkers van de vestiging. Kennelijk heeft u toegelaten dat uw echtgenote al maanden haar werk niet uitvoert en toch salaris uitbetaald krijgt, waarmee u Alertec Uitzendbureau B.V. schade berokkend heeft.
(…)
Besloten is om aan u ontslag op staande voet te verlenen. U heeft zich zonder rechtsgrond gelden van mijn cliënte toegeëigend door uw handelwijze en uzelf daarmee ten laste van mijn cliënte verrijkt. U heeft over meerdere jaren ten onrechte kosten bij mijn cliënte in rekening gebracht, die facturen zelf geaccordeerd en er daarmee voor gezorgd dat u gelden van mijn cliënte uitbetaald kreeg waarop u geen recht had. Ook heeft u in strijd met de expliciete afspraken uit 2018 verdiend aan de huur van de woning in [woning 3] door een afspraak met de verhuurder te maken over betalingen aan u. U heeft Alertec Uitzendbureau B.V. schade berokkend door een woning te huren zonder dat er uitzendkrachten in gehuisvest werden en door toe te laten dat uw echtgenote haar verplichtingen uit hoofde van haar arbeidsovereenkomst niet nakwam. Mijn cliënte stelt zich op het standpunt dat u er door uw handelwijze blijk gegeven heeft in ernstige mate de bekwaamheid en geschiktheid te missen tot de arbeid waartoe u zich verbonden heeft. U heeft als regiomanager de verantwoordelijkheid toebedeeld gekregen voor de zuidelijke regio en mijn cliënte moet blindelings op u kunnen vertrouwen. U heeft bovendien een voorbeeldfunctie binnen de organisatie. U heeft met uw handelwijze dan ook in ieder geval grovelijk de plichten veronachtzaamd die de arbeidsovereenkomst u oplegt.”
2.9.
Bij brief van 17 januari 2020 heeft [verwerende en verzoekende partij] Alertec geïnformeerd dat hij niet akkoord gaat met het ontslag.
2.10.
Op 1 februari 2020 is [verwerende en verzoekende partij] in dienst getreden bij een nieuwe werkgever, namelijk [bedrijf 1] te [plaats 1] . Bestuurder van deze vennootschap is [bestuurder] , die als activiteiten heeft (volgens het uittreksel van de kamer van koophandel):
Detachering in het algemeen, alsmede bemiddeling en het geven van adviezen in het algemeen.[bestuurder] is tevens bestuurder van [bedrijf 2] met als activiteiten:
detachering in het algemeen, het uitoefenen van een uitzendbureau alsmede bemiddeling en het geven van adviezen in het algemeenen van [bedrijf 3] met als activiteiten
het verrichten van activiteiten als uitzendbureau, het detacheren en/of ter beschikking stellen van personeel, het aannemen van personeel, arbeidsbemiddeling, het verlenen van personeelsdiensten, en al hetgeen hiermee verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn.
2.11.
Op 7 februari 2020 heeft Alertec zowel [verwerende en verzoekende partij] als [bedrijf 3] , [bestuurder] en [bedrijf 2] aangeschreven over het in dienst treden door [verwerende en verzoekende partij] bij, zoals Alertec toen vermoedde, [bedrijf 3] . Medegedeeld werd dat [verwerende en verzoekende partij] zich in verband met het concurrentiebeding niet mocht bezighouden met concurrerende werkzaamheden en dat een boete wordt verbeurd bij overtreding.
2.12.
Namens [verwerende en verzoekende partij] is per brief van 12 februari 2020 gereageerd met de mededeling dat [verwerende en verzoekende partij] in dienst is getreden bij [bedrijf 1] en dat dat bedrijf zich niet bezig houdt met het uitzenden van uitzendkrachten of met werving en selectie van personeel.
2.13.
In maart 2020 constateerde Alertec dat op het Linkedin profiel van [verwerende en verzoekende partij] staat:
[bedrijf 1] is een ZZP bemiddelingsbedrijf dat ZZP’ers in de branches (af)bouw en techniek kan inzetten op uw projecten. Omdat u als bedrijf vaak diverse projecten tegelijkertijd heeft lopen, kan het zijn dat u voor kort- of langlopende (deel-)projecten ondersteuning nodig heeft van echte vakmensen met een verantwoordelijkheidsgevoel. (…) Dan ondersteun ik u graag met het vinden van de juiste vakman.
2.14.
Per brief van 23 maart 2020 heeft Alertec [verwerende en verzoekende partij] andermaal aangeschreven op het overtreden van het concurrentiebeding. [verwerende en verzoekende partij] werd gesommeerd de boete van € 15.000,- en van € 1.000,- per dag dat [verwerende en verzoekende partij] in dienst is van [bedrijf 1] na 1 februari 2020, op dat moment opgelopen tot € 66.000,-, te voldoen.

3.Het verzoek van Alertec, het verweer en het zelfstandig tegenverzoek

3.1.
Alertec verzoekt de kantonrechter, na wijziging van haar verzoek, bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
I. [verwerende en verzoekende partij] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 60.357,81, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 februari 2020 tot aan de dag van algehele voldoening;
II. [verwerende en verzoekende partij] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 122.000,00 ter zake van door schending door [verwerende en verzoekende partij] van het non-concurrentiebeding tot en met 18 mei 2020 verbeurde boetes, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 mei 2020 tot aan de dag van algehele voldoening;
III. [verwerende en verzoekende partij] te verbieden om tot 17 januari 2021 op enigerlei wijze bij, voor of namens de besloten vennootschappen [bedrijf 1] , [bedrijf 3] , [bedrijf 2] en/of [bestuurder] werkzaam te zijn, zulks op straffe van verbeurte van de contractueel overeengekomen boete van € 1.000,00 voor iedere dag dat deze overtreding voortduurt met ingang van 19 mei 2020;
IV. [verwerende en verzoekende partij] te veroordelen tot betaling van de proceskosten, de beslagkosten alsmede de nakosten.
3.2.
Alertec legt aan haar verzoeken ten grondslag dat de arbeidsovereenkomst met [verwerende en verzoekende partij] op 17 januari 2020 is geëindigd door ontslag op staande voet. Aan dit ontslag ligt ten grondslag dat [verwerende en verzoekende partij] vanuit zijn eigen onderneming aan Alertec ten onrechte bedragen heeft gefactureerd en betaald heeft gekregen voor huisvesting van uitzendkrachten en heeft toegestaan dat zijn echtgenote, die als schoonmaakster in dienst was van Alertec, zonder reden gedurende lange tijd haar werkzaamheden niet heeft uitgevoerd. Als gevolg van de handelswijze van [verwerende en verzoekende partij] maakt Alertec aanspraak op terugbetaling door [verwerende en verzoekende partij] van ten onrechte door hem gefactureerde bedragen, op betaling van schadevergoeding, op vergoeding van onderzoekskosten alsmede op de vergoeding ex artikel 7:677 lid 2 BW.
Het onder I gevorderde bedrag is als volgt samengesteld:
Huisvesting [woning 1] € 10.845,00
Huisvesting [woning 2] € 6.100,00
Huisvesting [woning 4] € 6.800,00
Huur [woning 3] € 12.800,00
Salaris echtgenote € 7.256,16
Onderzoekskosten € 7.908,02
Vergoeding ex artikel 7:677 lid 2 BW € 9.828,00
Totaal € 61.537,18
Minus eindejaarsuitkering € 1.179,37
Gevorderde som € 60.357,81
Tot slot heeft [verwerende en verzoekende partij] het in de arbeidsovereenkomst opgenomen concurrentiebeding overtreden door in februari 2020 in dienst te treden van het bedrijf [bedrijf 3] te [plaats 1] . Alertec verzoekt de betaling van de boete wegens de overtreding van het concurrentiebeding alsmede een verbod op het verrichten van werkzaamheden bij deze onderneming en bij de aan haar gelieerde vennootschappen.
3.3.
[verwerende en verzoekende partij] heeft primair aangevoerd dat Alertec niet-ontvankelijk is omdat haar verzoeken niet zijn aan te merken als vorderingen die verband houden met het einde van de arbeidsovereenkomst, zoals vereist is in artikel 7:686a lid 3 BW.
[verwerende en verzoekende partij] voert subsidiair aan dat geen sprake is van een dringende reden die het ontslag op staande voet rechtvaardigt. [verwerende en verzoekende partij] voert daartoe aan dat hij altijd met toestemming van Alertec aan Alertec diverse woningen verhuurde vanuit zijn eigen onderneming. Het is juist dat [verwerende en verzoekende partij] aan deze constructie heeft verdiend maar Alertec was hiervan op de hoogte en had zelf ook voordeel van deze constructie omdat Alertec daardoor middels de zogenoemde ET-regeling een belastingvoordeel had. Hem kan derhalve geen verwijt worden gemaakt, aldus [verwerende en verzoekende partij] .
Evenmin is er grond voor een schadevergoeding. Alertec was in 2018 op de hoogte van de verhuur en nadien heeft [verwerende en verzoekende partij] conform de afspraken met Alertec de overeengekomen woning verhuurd. Alertec is niet benadeeld en heeft derhalve geen schade geleden.
3.4.
Bij wijze van zelfstandig tegenverzoek verzoekt [verwerende en verzoekende partij] de kantonrechter bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, Alertec te veroordelen om binnen 2 dagen na betekening van deze beschikking te betalen een bedrag van € 8.280,00 aan achterstallige huur en niet in acht genomen redelijke opzegtermijn, althans een in goede justitie te betalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 april 2020 tot aan de dag van algehele voldoening, met veroordeling van Alertec in de proceskosten.
3.5.
[verwerende en verzoekende partij] legt aan dit verzoek ten grondslag dat Alertec ten onrechte de facturen voor de huur van [woning 1] onbetaald heeft gelaten. Bovendien heeft Alertec nagelaten de overeengekomen opzegtermijn in acht te nemen. Als gevolg van deze handelswijze is Alertec tekort geschoten in de nakoming van de gesloten huurovereenkomst en is zij gehouden de schade die hij hierdoor heeft geleden, ten bedrage van € 8.280,00, aan [verwerende en verzoekende partij] te vergoeden.
3.6.
Tegen het zelfstandig tegenverzoek van [verwerende en verzoekende partij] heeft Alertec verweer gevoerd waarop hierna, voor zover rechtens van belang, wordt ingegaan.

4.Het zelfstandig verzoek van [verwerende en verzoekende partij] en het verweer

4.1.
[verwerende en verzoekende partij] verzoekt de kantonrechter bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
I. Alertec te veroordelen tot betaling binnen 7 dagen na betekening van de te wijzen beschikking aan [verwerende en verzoekende partij] van de billijke vergoeding ten bedrage van € 200,000,00 bruto, dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag;
II. Alertec te veroordelen tot betaling binnen 2 dagen na betekening van de te wijzen beschikking aan [verwerende en verzoekende partij] een vergoeding wegens onregelmatige opzegging ex artikel 7:672 lid 9 BW, ten bedrage van € 12.508,55 bruto;
III. Alertec te veroordelen om binnen 2 dagen na betekening van de te wijzen beschikking over te gaan tot een correcte eindafrekening met inbegrip van vakantiegeld en openstaande vakantieuren ten bedrage van € 8.112,73 bruto;
IV. aan [verwerende en verzoekende partij] ten laste van Alertec een transitievergoeding toe te kennen ten bedrage van €10.510,40 bruto, te betalen binnen 2 dagen na betekening van de te wijzen beschikking;
V. de door Alertec gelegde beslagen binnen 2 dagen na betekening van de te wijzen beschikking op te heffen, onder verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag dat Alertec in gebreke blijft;
VI. te verklaren voor recht dat de door Alertec gelegde beslagen onrechtmatig zijn en Alertec te veroordelen om binnen 2 dagen na betekening van de te wijzen beschikking tot betaling aan [verwerende en verzoekende partij] over te gaan van een schadevergoeding ten bedrage van
€ 3.000,00, dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag;
VII. te verklaren voor recht dat Alertec geen rechten kan ontlenen aan een eventueel rechtsgeldig tussen partijen overeengekomen concurrentie- en relatiebeding, nu het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Alertec;
Subsidiair
VIII. voor het geval de arbeidsovereenkomst is geëindigd door een rechtsgeldig ontslag op staande voet, Alertec te veroordelen om aan [verwerende en verzoekende partij] de transitievergoeding te betalen ten bedrage van € 10.510,40 bruto, omdat [verwerende en verzoekende partij] niet ernstig verwijtbaar heeft gehandeld en/of nu het niet toekennen daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, te betalen binnen 2 dagen na betekening van de te wijzen beschikking;
IX. voor het geval de arbeidsovereenkomst is geëindigd door een rechtsgeldig ontslag op staande voet, het tussen partijen overeengekomen concurrentie- en relatiebeding op grond van artikel 7:653 lid 3b BW geheel te vernietigen, nu [verwerende en verzoekende partij] door die bedingen onbillijk wordt benadeeld;
Zowel primair als subsidiair
X. Alertec te veroordelen om binnen 2 dagen na betekening van de te wijzen beschikking aan [verwerende en verzoekende partij] te betalen de eindejaarsuitkering over 2019 van 2% ten bedrage van
€ 1.179,37 netto (uit de WKR);
XI. Alertec te veroordelen om binnen 7 dagen na betekening van de te wijzen beschikking aan [verwerende en verzoekende partij] al zijn eigendommen, zoals genoemd onder paragraaf 11.5 van het verzoekschrift, in goede staat over te dragen, onder verbeurte van een dwangsom van
€ 100,00 per dag dat Alertec in gebreke blijft;
XII. Alertec te veroordelen om binnen 2 dagen na betekening van de te wijzen beschikking tot betaling aan [verwerende en verzoekende partij] over te gaan van de buitengerechtelijke kosten conform besluit BIK;
XIII. Alertec te veroordelen tot betaling aan [verwerende en verzoekende partij] van de wettelijke verhoging vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van de onder II., III. en X. genoemde bedragen tot aan de dag van algehele voldoening;
XIV. Alertec te veroordelen tot betaling aan [verwerende en verzoekende partij] van de wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van de onder I. t/m IV., VI., VIII. en X. genoemde bedragen tot aan de dag van algehele voldoening;
XV. Alertec te veroordelen om binnen 10 dagen na betekening van de te wijzen beschikking deugdelijke salarisspecificaties en betalingsbewijzen van de te betalen bedragen aan [verwerende en verzoekende partij] te overhandigen, onder verbeurte van een dwangsom van € 100,00 per dag dat Alertec in gebreke blijft;
XVI. Alertec te veroordelen in de kosten van de procedure, het salaris van de gemachtigde daaronder begrepen.
4.2.
[verwerende en verzoekende partij] legt aan zijn verzoeken ten grondslag dat hij ten onrechte op staande voet is ontslagen. Hij heeft uitsluitend op verzoek van Alertec meegewerkt aan constructies die met name in het belang van Alertec waren. Van enige benadeling van Alertec is geen sprake geweest, zodat van een dringende reden ook geen sprake is. Nu [verwerende en verzoekende partij] niet heeft ingestemd met de beëindiging en Alertec evenmin toestemming had om de arbeidsovereenkomst op te zeggen, is opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW.
Omdat [verwerende en verzoekende partij] niet wenst terug te keren bij Alertec berust hij in het ontslag en verzoekt hij in plaats daarvan om toekenning van de billijke vergoeding, de transitievergoeding en de vergoeding wegens onregelmatige opzegging en een aantal nevenverzoeken, zoals opheffing van het beslag en betaling van de eindejaarsuitkering.
Omdat Alertec ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, kan Alertec primair geen rechten meer ontlenen aan het tussen partijen overeengekomen concurrentiebeding. Subsidiair stelt [verwerende en verzoekende partij] dat het concurrentie- en relatiebeding moet worden vernietigd nu [verwerende en verzoekende partij] in verhouding tot het te beschermen belang van Alertec door deze bedingen onbillijk wordt benadeeld.
4.3.
Het verweer van Alertec strekt tot afwijzing van de verzoeken van [verwerende en verzoekende partij] . Alertec voert – kort gezegd – aan dat [verwerende en verzoekende partij] zich gelden van Alertec heeft toegeëigend door ongegronde facturen betaalbaar te stellen. Als gevolg van deze handelswijze is Alertec het vertrouwen in [verwerende en verzoekende partij] volledig verloren, zodat zij het dienstverband op rechtsgeldige wijze heeft beëindigd door het ontslag op staande voet. [verwerende en verzoekende partij] kan derhalve geen aanspraak maken op de door hem verzochte vergoedingen, noch op de transitievergoeding omdat hij ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, aldus Alertec.
De door [verwerende en verzoekende partij] verzochte betaling van de eindafrekening en de eindejaarsuitkering over 2019 heeft Alertec verrekend met de gevorderde schadevergoeding. Tot slot voert Alertec aan dat zij wel degelijk rechten kan ontlenen aan het tussen partijen overeengekomen concurrentiebeding. Bovendien heeft zij er een groot belang bij om [verwerende en verzoekende partij] te houden aan het concurrentiebeding omdat hij direct na het ontslag bij een concurrent van Alertec aan de slag is gegaan.
Tot slot voert Alertec aan dat de gelegde beslagen rechtmatig zijn gelegd zodat dat geen grond bestaat voor opheffing en dat zij de privé-eigendommen van [verwerende en verzoekende partij] inmiddels aan hem beschikbaar heeft gesteld.

5.De beoordeling

5.1.
De verzoeken van Alertec en [verwerende en verzoekende partij] worden gezien hun onderlinge samenhang gezamenlijk behandeld. Niet in geschil is dat de verzoeken tijdig zijn ingediend.
Ontvankelijkheid Alertec
5.2.
De door Alertec ingestelde verzoeken houden allen verband met het einde van de arbeidsovereenkomst van [verwerende en verzoekende partij] , zoals bedoeld in artikel 7:686a lid 3 BW. Alertec is derhalve ontvankelijk in haar verzoeken.
Ontvankelijkheid [verwerende en verzoekende partij]
5.3.
[verwerende en verzoekende partij] is enkel niet-ontvankelijk in zijn zelfstandig tegenverzoek inhoudende de veroordeling van Alertec tot betaling van een schadevergoeding voortvloeiende uit de opzegging van de huurovereenkomst tussen de onderneming van [verwerende en verzoekende partij] en Alertec. Allereerst is daarvoor van belang dat de onderneming van [verwerende en verzoekende partij] , [verwerende en verzoekende partij] factureerde op naam van [verwerende en verzoekende partij] Huisvesting, geen partij is in deze procedure. Daarnaast geldt dat de grondslag van het verzoek is gelegen in een huurovereenkomst. Deze houdt derhalve geen verband met het einde van de arbeidsovereenkomst (artikel 7:686a lid 3 BW). Dit tegenverzoek blijft bij het vervolg van de beoordeling derhalve buiten beschouwing.
Rechtsgeldigheid ontslag op staande voet
5.4.
[verwerende en verzoekende partij] heeft berust in het gegeven ontslag. Gelet op de over en weer ingediende verzoeken dient desondanks te worden beoordeeld of het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven.
5.5.
Als dringende reden voor de werkgever voor een ontslag op staande voet worden op grond van artikel 7:678 lid 1 BW beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die tot gevolg hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag of er sprake is van een dringende reden moeten de omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang in aanmerking worden genomen. Daarbij behoren in de eerste plaats de aard en ernst van hetgeen de werkgever als dringende reden aanmerkt, en verder onder meer de aard en ernst van hetgeen de werkgever als dringende reden aanmerkt, en verder onder meer de aard en duur van de dienstbetrekking, de prestaties van de werknemer in het verleden, alsmede de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals zijn leeftijd en de gevolgen die een ontslag op staande voet voor hem zou hebben. Ook indien de gevolgen ingrijpend zijn, kan een afweging van deze persoonlijke omstandigheden tegen de aard en de ernst van hetgeen de werkgever als dringende reden aanmerkt tot de slotsom leiden dat een onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd is.
5.6.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Alertec heeft een aantal onrechtmatigheden aan het ontslag op staande ten grondslag gelegd. Allereerst betreft dit de facturering door [verwerende en verzoekende partij] voor de huisvesting van de uitzendkrachten [uitzendkracht 1] en [uitzendkracht 2] in de woning aan [woning 1] te [plaats 1] . Alertec is gebleken dat deze uitzendkrachten een woning huurden aan de [woning 2] te [plaats 1] . Desondanks factureerde [verwerende en verzoekende partij] maandelijks huisvestingskosten voor deze uitzendkrachten als zouden ze in de woning aan [woning 1] verblijven. In de periode van februari 2019 tot februari 2020 heeft [verwerende en verzoekende partij] aan zijn eigen onderneming door Alertec een bedrag van bijna
€ 10.845,00 laten betalen. Alertec legt voorts aan het ontslag ten grondslag dat [verwerende en verzoekende partij] bij Alertec ook de kosten van huisvesting voor deze zelfde uitzendkrachtenaan [woning 2] te [plaats 1] in rekening bracht, terwijl zij de woning zelfstandig huurden bij de betreffende verhuurder. Ook deze facturen ten bedrage van € 6.100,00 zijn door Alertec zonder rechtsgrond aan de onderneming van [verwerende en verzoekende partij] uitbetaald, aldus Alertec. Ter onderbouwing van haar stellingen heeft Alertec verwezen naar de door [verwerende en verzoekende partij] verzonden facturen alsmede de door [uitzendkracht 1] en [uitzendkracht 2] zelfstandig gesloten huurovereenkomst.
Eenzelfde situatie zou zich hebben voorgedaan ten behoeve van de huisvesting van de uitzendkracht [uitzendkracht 3] . [verwerende en verzoekende partij] factureerde aan Alertec kosten voor de huur van de woning voor huisvesting aan de [woning 4] te [plaats 1] , maar ook deze uitzendkracht huurde de woning rechtstreeks van de eigenaar, Stichting Portaal. Ter onderbouwing verwijst Alertec naar de betreffende huurovereenkomst tussen de heer [uitzendkracht 3] en Portaal, een e-mail van [uitzendkracht 3] waarin hij bevestigt dat hij de woning met ingang van 26 januari 2011 zelf huurt alsmede de door [verwerende en verzoekende partij] in rekening gebrachte facturen. [verwerende en verzoekende partij] zou in totaal een bedrag van € 6.800,00 ten onrechte bij Alertec in rekening hebben gebracht.
Verder zou [verwerende en verzoekende partij] er voor hebben gezorgd dat Alertec een woning in [woning 3] huurde terwijl daarin geen uitzendkrachten gehuisvest waren. Dit heeft Alertec € 12.800,00 gekost. Bovendien is gebleken dat de betreffende verhuurder maandelijks een bedrag van € 500,00 van de door haar ontvangen huursom contant afdroeg aan [verwerende en verzoekende partij] . In totaal zou hij
€ 2.000,00 hebben ontvangen. Ter onderbouwing verwijst Alertec naar een aantal verklaringen van werknemers.
Tot slot verwijt Alertec [verwerende en verzoekende partij] dat hij goedkeurde dat zijn echtgenote, die ook werkzaam was (als schoonmaakster) bij de vestiging van Alertec in [plaats 1] , ongeoorloofd afwezig was, terwijl zij wel inkomsten ontving.
5.7.
Gelet op de met documenten gestaafde stellingen van Alertec, gaat het verweer van [verwerende en verzoekende partij] , zoals opgenomen in r.o. 3.3. en 4.2., niet op. [verwerende en verzoekende partij] heeft geen eenduidige en heldere verklaring gegeven voor de diverse facturen die vanuit zijn onderneming zijn gefactureerd aan Alertec. Hij heeft zich beperkt tot vaag gebleven stellingen, er op neerkomend dat hij toestemming zou hebben gehad en dat zijn handelswijze zou passen binnen de bedrijfscultuur van Alertec. Hij laat na dit concreet te maken. [verwerende en verzoekende partij] noemt niet wat er over zijn handelswijze precies en met wie en waar en wanneer en waarom zou zijn afgesproken. Zo zijn geen bewijsstukken ingebracht waaruit blijkt dat Alertec [verwerende en verzoekende partij] meermaals heeft verzocht om voor de betreffende uitzendkrachten facturen te sturen terwijl deze uitzendkrachten niet op de betreffende adressen woonachtig waren. De enkele verwijzing naar de ET-regeling en de onvoldoende onderbouwde, stelling dat Alertec zelf ook zou hebben geprofiteerd van de door [verwerende en verzoekende partij] gehanteerde constructie legt onvoldoende gewicht in de schaal. Daarbij is van belang dat Alertec – onbestreden – heeft betoogd dat zij als onder toezicht staande uitzendorganisatie juist risico’s heeft gelopen door de verkeerde toepassing van de ET-regeling als gevolg van de aan [verwerende en verzoekende partij] betaalde bedragen voor niet daar tegenover staande huurrelaties. De handelswijze van [verwerende en verzoekende partij] , waar alleen [verwerende en verzoekende partij] financieel voordeel van genoot, kwam onder meer feitelijk neer op belastingontduiking door Alertec. Alertec heeft ook actie moeten ondernemen richting de Belastingdienst om een en ander te herstellen. De stelling dat de uitzendkrachten zelf niet of nauwelijks nadeel hebben ondervonden van de constructie pleit [verwerende en verzoekende partij] evenmin vrij. Bovendien heeft [verwerende en verzoekende partij] erkend dat hij meerdere keren, zonder dat daarvoor een legitieme reden bestond, van de verhuurder van de woning in [woning 3] cash een deel van de door Alertec betaalde huursom heeft ontvangen. Hij heeft dat zelf ‘fout’ genoemd. Gelet op de gemotiveerde en onderbouwde stellingen van Alertec is hetgeen [verwerende en verzoekende partij] daartegen heeft aangevoerd onvoldoende om te worden toegelaten tot het leveren van tegenbewijs.
5.8.
Aan de stelling van [verwerende en verzoekende partij] dat het ontslag niet onverwijld zou zijn gegeven en ook niet aan de mededelingseis zou zijn voldaan, wordt voorbij gegaan. Alertec heeft gemotiveerd aangevoerd dat zij direct nadat meldingen bij haar binnenkwamen van een aantal medewerkers een intern onderzoek heeft ingesteld. Deze signalen kreeg Alertec op 10 januari 2020, waarna zij op 15 januari 2020 met [verwerende en verzoekende partij] heeft gesproken over de hem verweten gedragingen. Op 16 januari 2020 is het ontslag op staande voet verleend. De kantonrechter is van oordeel dat Alertec hiermee voldoende voortvarend heeft gehandeld. In de uitgebreide ontslagbrief van Alertec is bovendien aan [verwerende en verzoekende partij] uiteengezet welke verwijten hem worden gemaakt zodat ook aan de mededelingseis is voldaan.
5.9.
In het licht van het voorgaande staat naar het oordeel van de kantonrechter voldoende vast dat [verwerende en verzoekende partij] vanuit zijn eigen onderneming zonder gerechtvaardigde reden valse facturen heeft gedeclareerd bij Alertec en deze betaald heeft gekregen. Dat zijn gedragingen die niet door de beugel kunnen. Daarbij weegt mee dat [verwerende en verzoekende partij] in de functie van Regiomanager leiding geeft aan een team van medewerkers uit hoofde waarvan hij enerzijds een voorbeeldfunctie en anderzijds verdergaande verantwoordelijkheden heeft. Verder is van belang dat [verwerende en verzoekende partij] er door Alertec in november 2018 nadrukkelijk op is gewezen dat het hem niet is toegestaan om vanuit zijn eigen onderneming andere woningen aan Alertec te verhuren dan de woning aan [woning 1] te [plaats 1] . Desondanks heeft [verwerende en verzoekende partij] facturen gedeclareerd voor niet bestaande huurverhoudingen en in persoon cash geld in ontvangst genomen van een verhuurder die op zijn initiatief had gecontracteerd met Alertec. [verwerende en verzoekende partij] heeft Alertec hiermee benadeeld, hetgeen ernstig verwijtbaar handelen oplevert.
5.10.
De kantonrechter komt dan ook tot de slotsom dat van Alertec redelijkerwijze niet gevergd kon worden de arbeidsovereenkomst met [verwerende en verzoekende partij] te laten voortduren. Het vorenstaande brengt met zich dat het ontslag op staande voert rechtsgeldig is gegeven. De ingrijpende gevolgen van het ontslag voor [verwerende en verzoekende partij] zijn, afgezet tegen de ernst van het vergrijp, van onvoldoende gewicht om te oordelen dat het ontslag op staande voet onterecht is gegeven.
Transitievergoeding, billijke vergoeding en vergoeding wegens onregelmatige opzegging
5.11.
Nu er geen sprake is van een opzegging in strijd met artikel 7:671 BW is er ook geen grond om toepassing te geven aan artikel 7:681 lid 1 BW. De verzochte billijke vergoeding en de vergoeding op grond van onregelmatige opzegging missen derhalve grondslag en worden afgewezen. Omdat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van [verwerende en verzoekende partij] wordt ook de verzochte betaling van de wettelijke transitievergoeding afgewezen. Het voorgaande leidt ertoe dat ook de verzochte wettelijke verhoging over deze bedragen wordt afgewezen.
Persoonlijke eigendommen
5.12.
[verwerende en verzoekende partij] heeft verzocht Alertec te veroordelen tot het retourneren van zijn persoonlijke eigendommen. Alertec heeft aangevoerd dat zij de genoemde eigendommen heeft verzameld, voor zover die zich onder haar bevonden, en ter beschikking heeft gesteld aan [verwerende en verzoekende partij] . Tijdens de mondelinge behandeling heeft [verwerende en verzoekende partij] erkend dat een aantal eigendommen aan hem is geretourneerd, maar dat de in deze procedure verzochte teruggave van eigendommen daar niet bij zaten. Alertec heeft dit verder niet weersproken zodat de kantonrechter uitgaat van de juistheid daarvan. Dit verzoek van [verwerende en verzoekende partij] wordt derhalve toegewezen. De kantonrechter ziet geen aanleiding om aan deze veroordeling een dwangsom te verbinden nu er geen reden is aan te nemen dat Alertec die spullen niet terug zou willen geven.
Buitengerechtelijke kosten
5.13.
De door [verwerende en verzoekende partij] verzochte betaling van de buitengerechtelijke kosten wordt afgewezen. Hiervoor bestaat geen grondslag nu hiervoor is geoordeeld dat de arbeidsovereenkomst is geëindigd als gevolg van ernstig verwijtbaar handelen van [verwerende en verzoekende partij] en geen sprake is van een schending van het beginsel van goed werkgeverschap door Alertec.
Gefixeerde schadevergoeding
5.14.
Alertec heeft aanspraak gemaakt op de gefixeerde schadevergoeding als bedoeld in artikel 7:677 lid 2 jo. lid 3 BW. Nu geoordeeld is dat [verwerende en verzoekende partij] aan Alertec een dringende reden voor ontslag op staande voet heeft gegeven en Alertec van die bevoegdheid gebruik heeft gemaakt, is [verwerende en verzoekende partij] de gefixeerde schadevergoeding aan Alertec verschuldigd. De vergoeding bedraagt in dit geval het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren. Met inachtneming van de door [verwerende en verzoekende partij] in acht te nemen opzegtermijn van een maand zou de arbeidsovereenkomst bij een regelmatige opzegging hebben voortgeduurd tot 16 februari 2020. Gelet op het salaris van [verwerende en verzoekende partij] bedraagt de gefixeerde schadevergoeding een bedrag van € 5.402,60. Dit onderdeel van de vordering wordt dus tot dat bedrag toegewezen. De verzochte wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 12 februari 2020 tot aan de dag van algehele voldoening.
Onderzoekskosten
5.15.
Alertec vordert betaling van [verwerende en verzoekende partij] van een bedrag van € 7.908,02 in verband met gemaakte onderzoekskosten in verband met het verrichten van onderzoek naar het handelen van [verwerende en verzoekende partij] . Ingevolge artikel 6:96 lid 2 onder b BW komen voor vergoeding in aanmerking de redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid. Hieronder vallen ook de kosten van verzameling van bewijs waaronder de intern gemaakte bedrijfskosten, in de vorm van door eigen deskundige medewerkers aan de zaak bestede tijd. Alertec heeft gesteld dat een drietal medewerkers een uitgebreid onderzoek heeft verricht om het handelen van [verwerende en verzoekende partij] te controleren. Als producties 30a, 30b en 30c heeft Alertec een overzicht gevoegd waaruit volgt hoeveel uren deze medewerkers van Alertec hebben besteed aan het onderzoek en de kosten die daarmee gemoeid zijn. [verwerende en verzoekende partij] heeft de gemaakte onderzoekskosten gemotiveerd betwist. Volgens [verwerende en verzoekende partij] was [commercieel directeur] al geruime tijd op de hoogte van de handelswijze van [verwerende en verzoekende partij] en is er niet of nauwelijks onderzoek verricht. Bovendien is sprake van managementactiviteiten, hetgeen reguliere activiteiten zijn. Daarbij kan het op orde brengen van de administratie niet voor rekening van [verwerende en verzoekende partij] worden gebracht. Met inachtneming van dit debat zullen de gemaakte onderzoekskosten worden begroot op
€ 2.500,00. Dit bedrag wordt aangemerkt als redelijke kosten. Dit bedrag ligt lager dan het gevorderde bedrag omdat in de (hypothetische) situatie dat de administratie in alle opzichten optimaal was geweest, de valse facturen gemakkelijker en in een eerder stadium ontdekt waren en het dus minder tijd had gekost om een en ander op een rijtje te zetten. Dat de valse facturen pas na een melding werd ontdekt en dat dit vervolgens moest worden uitgezocht kan in redelijkheid niet geheel op [verwerende en verzoekende partij] worden afgewenteld.
Schadevergoeding
5.16.
Alertec stelt voorts dat [verwerende en verzoekende partij] ongerechtvaardigd is verrijkt, tekort is geschoten in de nakoming van de arbeidsovereenkomst althans dat hij onrechtmatig heeft gehandeld jegens Alertec en dat hij Alertec daarmee aanmerkelijke schade heeft berokkend. [verwerende en verzoekende partij] is dan ook schadeplichtig, aldus Alertec.
5.17.
De schade, waarvan Alertec betaling verzoekt, bestaat uit een bedrag van in totaal
€ 43.801,16. Dit bedrag is opgebouwd uit de bedragen die volgen uit door [verwerende en verzoekende partij] verhuurde woningen alsmede de loonkosten van zijn echtgenote. Het betreft een bedrag van
€ 10.845,00 in verband met de verhuur van de woning aan [woning 1] in [plaats 1] , een bedrag van € 6.100,00 in verband met de verhuur van de woning aan de [woning 2] te [plaats 1] , € 6.800,00 in verband met de woning aan [woning 4] in [plaats 1] , € 12.800,00 in verband met de woning in [woning 3] en € 7.256,16 aan loon in verband met de afwezigheid van de echtgenote van [verwerende en verzoekende partij] . Ter onderbouwing van haar verzoek heeft Alertec onder meer verwezen naar diverse door [verwerende en verzoekende partij] verzonden facturen. [verwerende en verzoekende partij] heeft verweer gevoerd tegen de onderscheidenlijke schadeposten.
5.18.
De gevorderde schade wordt beoordeeld aan de hand van hetgeen in artikel 7:661 BW is bepaald. Daarin staat in de kern dat de werknemer die bij de uitvoering van de overeenkomst schade toebrengt aan de werkgever alleen aansprakelijk als de schade een gevolg is van zijn opzet of bewuste roekeloosheid.
[woning 1] , [woning 2] en [woning 4]
5.19.
De facturen van [verwerende en verzoekende partij] betreffende [woning 1] , als [woning 2] en [woning 4] zijn aan te merken als valse facturen. [verwerende en verzoekende partij] heeft deze facturen bij Alertec in rekening gebracht terwijl de betreffende uitzendkrachten of op dat adres niet gehuisvest waren of rechtstreeks van de verhuurder zelf huurden, zonder tussenkomst van Alertec. Zoals reeds in het kader van de beoordeling van de rechtsgeldigheid van het ontslag op staande voet is geoordeeld, heeft [verwerende en verzoekende partij] de stellingen van Alertec hieromtrent onvoldoende gemotiveerd weersproken. Gelet op hetgeen door Alertec is aangevoerd is de kantonrechter van oordeel dat [verwerende en verzoekende partij] opzettelijk heeft gehandeld als bedoeld in artikel 7:661 BW. [verwerende en verzoekende partij] heeft immers valse facturen laten betalen aan zichzelf en heeft daar van geprofiteerd zonder dat daar kosten of gerechtvaardigde inspanningen tegenover stonden. Gelet op het voorgaande wordt [verwerende en verzoekende partij] veroordeeld tot betaling van de bedragen € 10.845,00, € 6.100,00 en € 6.800,00.
Woning in [woning 3]
5.20.
Ten aanzien van de woning in [woning 3] heeft Alertec gesteld dat [verwerende en verzoekende partij] haar heeft benadeeld door de betreffende woning te blijven huren, terwijl daarin geen uitzendkrachten gehuisvest waren. Volgens Alertec is de woning zonder enige noodzaak gehuurd, zodat zij schade heeft geleden die [verwerende en verzoekende partij] aan haar dient te vergoeden. De kantonrechter is echter van oordeel dat wat betreft deze handelswijze van [verwerende en verzoekende partij] hoogstens kan worden gezegd dat hij als werknemer wellicht niet zorgvuldig heeft gehandeld. [verwerende en verzoekende partij] heeft bovendien - en dat is onvoldoende weersproken door Alertec - aangevoerd dat wel degelijk een klus was gepland waarvoor ten behoeve van de in te schakelen uitzendkrachten woonruimte was beoogd in de woning in [woning 3] . De verzochte vergoeding van de door Alertec aan de betreffende verhuurder betaalde huurpenningen ten bedrage van € 12.800,00 wordt dan ook afgewezen, behoudens een bedrag van € 2.000,00. Van dit bedrag heeft [verwerende en verzoekende partij] erkend, althans onvoldoende weersproken, dat hij dit cash van de betreffende verhuurder heeft ontvangen ‘in ruil’ voor de verhuur van de woning door Alertec. Voor dit laatst genoemde bedrag is dus sprake van opzet als bedoeld in artikel 7:661 BW. [verwerende en verzoekende partij] is gehouden € 2.000,00 aan Alertec te betalen.
Afwezigheid echtgenote [verwerende en verzoekende partij]
5.21.
Alertec heeft tot slot gesteld dat [verwerende en verzoekende partij] haar schade heeft toegebracht door zijn echtgenote toe te staan geen werkzaamheden te verrichten maar wel loon te blijven ontvangen. De kantonrechter is echter van oordeel dat Alertec haar stellingen wat betreft deze schadepost onvoldoende heeft onderbouwd. Met de stelling dat [verwerende en verzoekende partij] verantwoordelijk is voor de aansturing van medewerkers is niet voldaan aan het wettelijke vereiste van schade als gevolg van opzet althans bewuste roekeloosheid. Dit verzoek van Alertec, dat evenmin op de andere aangevoerde grondslagen kan worden toegewezen, wordt dan ook afgewezen.
Eindafrekening, eindejaarsuitkering, salarisspecificaties en betalingsbewijzen
5.22.
Als productie 35 heeft Alertec de door haar opgestelde eindafrekening gevoegd. Aan deze verplichting heeft Alertec derhalve nu voldaan. Aangezien Alertec geen bedragen is verschuldigd aan [verwerende en verzoekende partij] , bestaat geen aanleiding om Alertec te veroordelen tot het verstrekken van salarisspecificaties en betalingsbewijzen. Ten aanzien van de eindejaarsuitkering heeft Alertec erkend dat zij deze aan [verwerende en verzoekende partij] is verschuldigd maar zij heeft deze verrekend met de openstaande vorderingen op [verwerende en verzoekende partij] . [verwerende en verzoekende partij] heeft de rechtmatigheid van de verrekening van zowel de eindejaarsuitkering als het vakantiegeld en openstaande vakantiedagen verder niet weersproken, zodat wordt uitgegaan van de juistheid daarvan. De verzoeken van [verwerende en verzoekende partij] daaromtrent worden dan ook afgewezen. Datzelfde geldt voor de daarmee samenhangende verzoeken strekkende tot betaling van de wettelijke verhoging alsmede de wettelijke rente.
Tussenconclusie schade
5.23.
Toewijsbaar is dus een bedrag aan schade van in totaal € 25.745,00 waarop de eindejaarsuitkering van € 1.179,37 in mindering is gebracht, zodat [verwerende en verzoekende partij] wordt veroordeeld tot betaling van € 24.565,63, vermeerderd met wettelijke rente. Dat Alertec te laat zou hebben geklaagd, zoals [verwerende en verzoekende partij] nog aanvoert, wordt verworpen. Alertec heeft genoegzaam uitgelegd wanneer en op welke wijze zij achter de onrechtmatigheden is gekomen. Dat Alertec op grond van goed werkgeverschap niet zou mogen overgaan tot het vorderen van schade wordt eveneens verworpen. In onderhavig geval is sprake van schending van het goed werknemerschap en niet van schending van goed werkgeverschap.
Concurrentie- en relatiebeding
5.24.
Alertec verzoekt – kort gezegd – [verwerende en verzoekende partij] te veroordelen tot betaling van
€ 122.000,00 aan boetes in verband met het overtreden van het concurrentiebeding alsmede [verwerende en verzoekende partij] te veroordelen om tot 17 januari 2021 op enigerlei wijze werkzaam te zijn bij, voor of namens [bedrijf 1] , [bedrijf 2] , [bedrijf 3] en/of [bestuurder] . op straffe van de contractueel overeengekomen boete. [verwerende en verzoekende partij] verzoekt op zijn beurt onder meer om het concurrentiebeding te vernietigen en de boete te matigen. Gezien de onderlinge samenhang van de verzoeken van partijen worden deze hierna gezamenlijk besproken.
5.25.
Allereerst is van belang dat de rechtsgeldigheid van het tussen partijen overeengekomen concurrentiebeding niet in geschil is. Zo is gesteld noch gebleken dat [verwerende en verzoekende partij] niet of onvoldoende op de hoogte was inhoud en de reikwijdte van het beding.
5.26.
Op grond van artikel 7:653 lid 4 BW kan aan een concurrentiebeding geen rechten worden ontleend door de werkgever als het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever. Zoals uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt is daarvan geen sprake. De vordering van [verwerende en verzoekende partij] onder primair VII wordt daarom afgewezen.
5.27.
Vervolgens is het de vraag of het concurrentiebeding is overtreden. Volgens [verwerende en verzoekende partij] is er geen sprake van overtreding van het beding omdat hij zich slechts bezig houdt met bemiddeling van ZZP-ers, zodat hij niet concurrerend handelt met Alertec, die zich op haar beurt slechts bezig houdt met uitzendkrachten.
Gelet op hetgeen Alertec daartoe heeft aangevoerd is de kantonrechter van oordeel dat [bedrijf 1] te beschouwen valt als een concurrent van Alertec. Hoewel de naam van [bedrijf 1] dat niet direct doet vermoeden is de onderneming, die via een holding is gelieerd aan [bedrijf 3] en [bedrijf 2] , net als Alertec actief in het uitzenden, detacheren en werven en selecteren van personeel. Zo schrijft [verwerende en verzoekende partij] zelf op Linkedin over zijn werkzaamheden dat hij ondersteunt in het vinden van de juiste vakman. Alertec heeft verder, onder verwijzing naar de door haar overgelegde productie 46, voldoende onderbouwd dat [verwerende en verzoekende partij] zich ook bij Alertec bezighield met het onderhouden van contacten met ZZP’ers en het zoeken van opdrachtgevers waar de ZZP’ers tewerk gesteld kunnen worden. Bovendien, ook al zou [verwerende en verzoekende partij] wel worden gevolgd in zijn verweer, dan is het werven en selecteren van ZZP’ers alsnog aan te merken als aan Alertec
aanverwantewerkzaamheden, die ook in het concurrentiebeding zijn uitgesloten. Met het verrichten van werkzaamheden voor [bedrijf 1] handelt [verwerende en verzoekende partij] dus in strijd met het tussen partijen overeengekomen concurrentiebeding.
5.28.
In vervolg op de vraag of het beding is overtreden, is het de vraag of het beding vernietigd moet worden Op grond van artikel 7:653 lid 3 BW kan een concurrentiebeding door de rechter worden vernietigd indien in verhouding tot het te beschermen belang van de werkgever, de werknemer door het beding onbillijk wordt benadeeld.
5.29.
[verwerende en verzoekende partij] heeft in dat verband genoemd dat Alertec vanwege de andere tak van sport (ZZP versus uitzendkracht) geen redelijk te beschermen belang heeft bij handhaving. Voorts is opgemerkt dat [verwerende en verzoekende partij] nu bij [bedrijf 1] zijn geld verdient en daarmee zijn gezin onderhoudt. Alertec heeft over haar belang bij handhaving van het beding gemotiveerd gesteld dat de bemiddeling van goede vakkrachten een activiteit is waarvoor vergaand geïnvesteerd moet worden in relaties met inleners, opdrachtgevers en vakkrachten. Met dit netwerk en een goede naam moet het geld verdiend worden. Die investeringen heeft Alertec gedaan. Daarvoor is onder meer [verwerende en verzoekende partij] ingezet. Daarbij stelt Alertec dat, ter bescherming van haar bedrijfsdebiet, zij wil voorkomen dat [verwerende en verzoekende partij] in dezelfde branche of regio werkzaam zal zijn. Als hij de (financiële) kennis die hij heeft opgedaan en de contacten die hij had in de regio zal inzetten voor een concurrerende onderneming, dan is dat een bedreiging voor Alertec. Bovendien heeft hij mogelijkheden genoeg nu hij dezelfde functie in een andere bedrijfstak kan vervullen, of dezelfde functiebuiten een straal van 100 kilometer vanaf [plaats 1] , aldus Alertec.
5.30.
Dit leidt tot de volgende tussenconclusie. [verwerende en verzoekende partij] wordt door het concurrentiebeding, in verhouding van het te beschermen belang van Alertec, niet onredelijk benadeeld. Alertec heeft haar belang aangetoond en de relativering van [verwerende en verzoekende partij] gaat niet op. Het staat op zichzelf wel vast dat [verwerende en verzoekende partij] wordt benadeeld door het beding, maar die benadeling is niet onredelijk. Hierbij weegt tevens mee dat het beding een jaar na beëindiging van het dienstverband afloopt en geografisch beperkt is, zodat het niet onmogelijk is voor [verwerende en verzoekende partij] om in dezelfde branche werkzaam te blijven. De verzochte vernietiging wordt afgewezen.
5.31.
Het voorgaande brengt ook met zich mee dat het door Alertec verzochte verbod voor [verwerende en verzoekende partij] om tot 17 januari 2021 op enigerlei wijze bij, voor of namens de besloten vennootschappen [bedrijf 1] , [bedrijf 3] , [bedrijf 2] en/of [bestuurder] werkzaam te zijn, wordt toegewezen.
5.32.
Alertec maakt op grond van het concurrentiebeding aanspraak op een bedrag van
€ 122.000,00 aan verbeurde boetes vanwege schending van het concurrentiebeding. [verwerende en verzoekende partij] heeft daartegen verweer gevoerd en heeft verzocht om matiging van de boete.
Op grond van artikel 6:94 lid 1 BW kan de rechter op verzoek van de schuldenaar een overeengekomen boete matigen, indien de billijkheid dit klaarblijkelijk eist. Deze maatstaf brengt mee dat de rechter pas als de toepassing van een boetebeding in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt, van zijn bevoegdheid tot matiging gebruik mag maken. Daarbij zal de rechter niet alleen moeten letten op de verhouding tussen de werkelijke schade en de hoogte van de boete, maar ook op de aard van de overeenkomst, de inhoud en de strekking van het beding en de omstandigheden waaronder het is ingeroepen (HR 27 april 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ6638).
5.33.
Altertec heeft, direct nadat bij haar het vermoeden rees dat [verwerende en verzoekende partij] concurrerende werkzaamheden verrichtte, [verwerende en verzoekende partij] daarop aangesproken. [verwerende en verzoekende partij] heeft hierin kennelijk geen aanleiding gezien om zijn werkzaamheden voor [bedrijf 1] te staken. Dit pleit niet voor matiging. De omstandigheden die [verwerende en verzoekende partij] heeft aangevoerd leiden evenmin tot matiging. Dat Alertec geen schade heeft geleden is immers bepaald niet een gegeven. Dat geen relaties zijn overgestapt legt geen gewicht in de schaal nu het hier gaat om het concurrentiebeding en niet om het relatiebeding. Dat Noah geen concurrent is, is al verworpen. Tenslotte is het gegeven dat [verwerende en verzoekende partij] een gezin moet onderhouden zeker een te respecteren belang, maar dit kan gezien de strenge toetsingsmaatstaf op zichzelf niet de doorslag geven voor matiging. Gelet op het voorgaande wordt de gevorderde boete toegewezen.
Opheffing beslag en schadevergoeding
5.34.
[verwerende en verzoekende partij] heeft verzocht om een verklaring voor recht dat de door Alertec gelegde beslagen onrechtmatig zijn en Alertec te veroordelen over te gaan tot betaling van een schadevergoeding.
5.35.
De kantonrechter begrijpt het verzoek van [verwerende en verzoekende partij] aldus dat hij mede heeft beoogd om opheffing van het gelegde beslag te verzoeken. Ingevolge artikel 705 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) wordt een conservatoir beslag opgeheven bij verzuim van op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen, indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslagleggen ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag blijkt, of, zo het beslag is gelegd voor een geldvordering, indien voor deze vordering voldoende zekerheid wordt gesteld.
5.36.
Zoals hiervoor is geoordeeld heeft Alertec een terechte geldvordering op [verwerende en verzoekende partij] , zodat niet is gebleken van de ondeugdelijkheid van het door Alertec ingeroepen recht. Nu gesteld noch is gebleken dat aan één van de overige vereisten van artikel 705 lid 2 Rv is voldaan wordt het verzoek van [verwerende en verzoekende partij] strekkende tot een verklaring voor recht, althans de opheffing van het beslag, afgewezen. Datzelfde geldt voor het verzoek strekkende tot toekenning van schadevergoeding.
Kosten
5.37.
[verwerende en verzoekende partij] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van deze procedure. De gevorderde nakosten zullen worden begroot op een bedrag van € 120,00 zijnde een half salarispunt van het toe te wijzen salaris van de gemachtigde, met een maximum van € 120,00, te vermeerderen met een bedrag van € 102,00 indien betekening van de beschikking dient plaats te vinden. De gevorderde rente over de proceskosten wordt toegewezen vanaf 14 dagen na de datum van deze beschikking.
5.38.
De gevorderde beslagkosten kunnen worden toegewezen gelet op het bepaalde in artikel 706 Rv. De beslagkosten worden begroot op € 456,05 voor verschotten en € 721,00 voor salaris gemachtigde.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
veroordeelt Alertec om binnen zeven dagen na de betekening van deze beschikking aan [verwerende en verzoekende partij] zijn eigendommen, zoals genoemd in paragraaf 11.5 van zijn verzoekschrift, in goede staat over te dragen;
6.2.
veroordeelt [verwerende en verzoekende partij] tot betaling aan Alertec van de gefixeerde schadevergoeding ten bedrage van € 5.402,60 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 februari 2020 tot aan de dag van algehele voldoening;
6.3.
veroordeelt [verwerende en verzoekende partij] tot betaling aan Alertec van een bedrag van € 2.500,00 aan onderzoekskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 februari 2020 tot aan de dag van algehele voldoening;
6.4.
veroordeelt [verwerende en verzoekende partij] tot betaling aan Alertec van een bedrag van € 24.565,63 aan schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 februari 2020 tot aan de dag van algehele voldoening;
6.5.
veroordeelt [verwerende en verzoekende partij] tot betaling aan Alertec van een bedrag van € 122.000,00 aan boetes vanwege overtreding van het concurrentiebeding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 mei 2020 tot aan de dag van algehele voldoening;
6.6.
verbiedt [verwerende en verzoekende partij] om tot 17 januari 2021 op enigerlei wijze bij, voor of namens de besloten vennootschappen [bedrijf 1] , [bedrijf 3] , [bedrijf 2] en/of [bestuurder] werkzaam te zijn, op straffe van verbeurte van de contractueel overeengekomen boete van € 1.000,- voor iedere dag dat deze overtreding voortduurt met ingang van 19 mei 2020;
6.7.
veroordeelt [verwerende en verzoekende partij] tot betaling aan Alertec van de beslagkosten, tot op heden begroot op € 456,05 voor verschotten en € 721,00 voor salaris gemachtigde, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 14 dagen na de datum van deze beschikking;
6.8.
veroordeelt [verwerende en verzoekende partij] in de proceskosten tot deze uitspraak aan de zijde van Alertec begroot op € 340,00 aan griffierechten (griffierecht onderhavige procedure € 996,00 - griffierecht beslagprocedure € 656,00), € 980,00 aan salaris voor de gemachtigde, € 120,00 aan nakosten die na de beschikking zullen ontstaan alsmede € 102,00 in het geval betekening van de beschikking heeft plaatsgevonden, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 14 dagen na de datum van deze beschikking;
6.9.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.10.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. S.E. Sijsma en in het openbaar uitgesproken op 8 juli 2020.