ECLI:NL:RBGEL:2020:3297

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 juli 2020
Publicatiedatum
7 juli 2020
Zaaknummer
8368125
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huur van woonruimte en achterstallige huurtermijnen met aankondiging terme de grâce

In deze zaak heeft Woningstichting Heteren een vordering ingesteld tegen [gedaagde partij] wegens achterstallige huurtermijnen. De procedure is gestart met een dagvaarding op 2 maart 2020, gevolgd door een conclusie van antwoord, repliek en dupliek. De huurprijs voor de woning bedraagt € 615,13 per maand. Woningstichting Heteren heeft eerder, op 12 december 2014, [gedaagde partij] veroordeeld tot betaling van € 4.273,42 aan achterstallige huurpenningen, maar [gedaagde partij] heeft hieraan niet voldaan. Dit leidde tot executoriaal derdenbeslag op de huurtoeslag van [gedaagde partij].

Woningstichting Heteren vordert nu ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning, alsook betaling van de achterstallige huur van € 1.840,52 en de wettelijke rente. [gedaagde partij] heeft verweer gevoerd en stelt dat er geen schuld meer zou zijn. De kantonrechter heeft beide partijen verzocht om overzichten van schulden en betalingen over te leggen. Na vergelijking van de overzichten blijkt dat er nog een achterstand is van € 1.733,10, wat dicht in de buurt komt van het gevorderde bedrag.

De kantonrechter heeft overwogen dat, indien de huurtermijnen voor mei, juni en juli 2020 worden voldaan, er een termijn van één maand (terme de grâce) kan worden gegeven om de resterende schuld te voldoen. De zaak is verwezen naar de rol voor akte, waarbij Woningstichting Heteren als eerste moet reageren, gevolgd door [gedaagde partij].

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Nijmegen
zaakgegevens 8368125 \ CV EXPL 20-715 \ 398 \ 44219
uitspraak van 10 juli 2020
vonnis
in de zaak van
de stichting
Woningstichting Heteren
gevestigd te Heteren
eisende partij
gemachtigde Syncasso Gerechtsdeurwaarders B.V.
tegen

1.[gedaagde 1] en2. [gedaagde 2]

beiden wonende te [woonplaats], gemeente [plaats]
gedaagde partij
procederend verschenen bij gedaagde sub 1 in persoon, mede namens gedaagde sub 2
Partijen worden hierna Woningstichting Heteren en [gedaagde partij] (mannelijk enkelvoud) genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 2 maart 2020
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek met producties
- de conclusie van dupliek met producties.
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Woningstichting Heteren verhuurt aan [gedaagde partij] de woning, gelegen aan [adres], [postcode] te [plaats] (verder: de woning) tegen een maandelijks bij vooruitbetaling te betalen huurprijs van thans € 615,13.
2.2.
Op 12 december 2014 is [gedaagde partij] bij vonnis van de rechtbank Gelderland veroordeeld om een bedrag van € 4.273,42 aan achterstallige huurpenningen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover, te betalen aan Woningstichting Heteren. [gedaagde partij] is daarbij ook veroordeeld in de proceskosten.
2.3.
Omdat [gedaagde partij] niet aan genoemd vonnis had voldaan heeft Woningstichting Heteren op 12 juli 2019 executoriaal derdenbeslag laten leggen op de huurtoeslag van [gedaagde partij].

3.De vordering en het verweer

3.1.
Woningstichting Heteren vordert, na vermindering van eis, dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
a. de tussen Woningstichting Heteren en [gedaagde partij] bestaande huurovereenkomst zal ontbinden, met veroordeling van [gedaagde partij] om de woning met al de zich daarin bevindende personen en roerende zaken, voor zover deze laatste het eigendom van Woningstichting Heteren niet zijn, te verlaten en te ontruimen en met afgifte van de sleutels en alles wat verder tot de woning behoort, in behoorlijke staat op te leveren en ter algehele beschikking van Woningstichting Heteren te stellen;
b. [gedaagde partij] hoofdelijk zal veroordelen om aan Woningstichting Heteren tegen behoorlijke kwijting te betalen, des de één betaalt, de ander tot dat bedrag zal zijn bevrijd, de hoofdsom van € 1.840,52, alsmede de wettelijke rente over een bedrag van € 1.845,39 vanaf 2 maart 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede een bedrag van € 615,13 per maand of gedeelte daarvan dat [gedaagde partij] de woning na 31 maart 2020 in gebruik zullen houden;
c. [gedaagde partij] hoofdelijk zal veroordelen in de proceskosten.
3.2.
Woningstichting Heteren baseert haar vordering, tegen de achtergrond van de vastgestelde feiten, op de volgende stellingen.
[gedaagde partij] is de huurpenningen steeds op de eerste van de maand bij vooruitbetaling verschuldigd geworden. [gedaagde partij] heeft de huurpenningen voor de maanden januari, februari en maart 2020, ondanks sommatie, niet (tijdig dan wel volledig) voldaan. Omdat [gedaagde partij] na het uitbrengen van de dagvaarding tevens de huurpenningen voor de maand april verschuldigd is geworden en een betaling ten bedrage van € 620,- heeft gedaan, bedraagt de huurachterstand thans € 1.840,52. De wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten worden gevorderd als vermogensschade.
3.3.
[gedaagde partij] voert gemotiveerd verweer, waarop, voor zover voor de beslissing van belang, hieronder bij de beoordeling zal worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Zowel Woningstichting Heteren als [gedaagde partij] hebben overzichten overgelegd van schulden en betalingen daarop in de voorbije periode. Volgens [gedaagde partij] volgt uit zijn overzicht dat er geen schuld meer is. Er zou per 23 april 2020 sprake zijn van een positief saldo van € 919,02. [gedaagde partij] heeft zijn – overigens niet met bescheiden onderbouwde – overzicht pas bij dupliek overgelegd, zodat Woningstichting Heteren daarop nog niet heeft kunnen reageren. De kantonrechter heeft zich niettemin aan een vergelijking van beide overzichten gewaagd. Daaruit komt het volgende naar voren.
4.2.1.
In de eerste plaats start het overzicht van Woningstichting Heteren op 1 september 2012 en dat van [gedaagde partij] op 1 januari 2016. Volgens het overzicht van Woningstichting Heteren heeft [gedaagde partij] op dat laatste moment al een achterstand van € 2.412,75. Daarmee heeft [gedaagde partij] in zijn overzicht geen rekening gehouden.
4.2.2.
In de tweede plaats noteert [gedaagde partij] op 1 februari 2016 een betaling van € 579,82 die er volgens het overzicht van Woningstichting Heteren niet geweest.
4.2.3.
In de derde plaats noteert [gedaagde partij] op 1 februari 2018 ten onrechte een dubbele huurschuld van € 599,55, derhalve € 599,55 te veel.
4.2.4.
In de vierde plaats noteert [gedaagde partij] op 23 april 2020 nog een betaling c.q. inning op het beslag van € 940,- (€ 620,- + € 320,-).
4.3.
Als met die verschillen rekening wordt gehouden resulteert ook volgens het overzicht van [gedaagde partij] een negatief saldo van (€ 919,02 plus € 579,82 min € 599,55 min
€ 2.412,75 is) € 1.733,10. Dat ontloopt het gevorderde bedrag (€ 1.840,52) niet veel. De kantonrechter kan niet 1 2 3 zien waardoor het verschil van € 107,42 wordt veroorzaakt.
4.4.
Inmiddels zijn op het moment van de uitspraak van dit vonnis weer drie huurtermijnen vervallen (mei, juni, juli; de huurtermijnen moeten vooruit worden betaald). Als die allemaal zijn voldaan en ook augustus, september en oktober vóór 1 augustus 2020 en 1 september 2020 en 1 oktober 2020 worden voldaan, overweegt de kantonrechter in een op 2 oktober 2020 uit te spreken eindvonnis een terme de grâce van één maand toe te zullen staan, binnen welke de dan nog resterende schuld van € 1.733,10 of € 1.840,52 (of minder wellicht, als in de tussentijd nog extra wordt afgelost) voldaan moet zijn om een ontbinding te voorkomen.
4.5.
Voordien zullen partijen zich echter eerst nog moeten uitlaten over de al of niet juistheid van de hierboven weergegeven vergelijking tussen de twee overzichten. De zaak zal daartoe worden verwezen naar de rol voor akte, eerst aan de zijde van Woningstichting Heteren (rol van 7 augustus 2020) en vervolgens voor antwoordakte aan de zijde van [gedaagde partij] (rol van 4 september 2020). Beide partijen zullen hun stellingen in de aktes uiteraard met bescheiden moeten onderbouwen. Voor beide aktes zal geen uitstel worden verleend.
4.6.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.De beslissing

5.1.
verwijst de zaak naar de rol van 7 augustus 2020 voor akte (zonder uitstel) aan de zijde van Woningstichting Heteren over hetgeen onder 4.1. tot en met 4.5. is overwogen, waarna [gedaagde partij] daarop op de rolzitting van 4 september 2020 (ook zonder uitstel) bij akte kan antwoorden;
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. R.J.J. van Acht en in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2020.