ECLI:NL:RBGEL:2020:3287

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 juli 2020
Publicatiedatum
6 juli 2020
Zaaknummer
05/225061-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf wegens feitelijke aanranding van de eerbaarheid

Op 6 juli 2020 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van feitelijke aanranding van de eerbaarheid. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 4 december 2017, waarbij de verdachte, een man geboren in 1964, de 14-jarige [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de [slachtoffer] heeft gezoend en haar heeft betast, ondanks haar verbale en non-verbale verzet. De rechtbank heeft de verklaringen van de [slachtoffer] als geloofwaardig beoordeeld, mede door steunbewijs van getuigen en app-berichten tussen de verdachte en de [slachtoffer]. De verdachte heeft de handelingen in eerste instantie ontkend, maar later erkend dat hij de [slachtoffer] had gekust en betast. De rechtbank heeft geoordeeld dat er sprake was van dwang en dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden en een taakstraf van zestig uren. Tevens is de vordering van de benadeelde partij, de [slachtoffer], toegewezen, waarbij de verdachte €750,- moet betalen voor immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/225061-18
Datum uitspraak : 6 juli 2020
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum 1] 1964 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 juni 2020.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 4 december 2017 te Haalderen, gemeente Lingewaard, in elk geval in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer] , heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen door die [slachtoffer] te (tong)zoenen en/of over en/of onder haar kleding te betasten bij haar billen en/of borsten en/of haar te bewegen zijn penis te betasten, waarbij dat geweld en/of die die één of meer andere feitelijkheden en/of die bedreiging met geweld en/of met één of meer andere feitelijkheden er in heeft bestaan dat verdachte
- die [slachtoffer] onverhoeds heeft gezoend en/of
- die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of
- die [slachtoffer] de deur heeft laten sluiten,
waarbij verdachte meermalen voorbij is gegaan aan het verbale en/of non-verbale verzet van die [slachtoffer] ;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 4 december 2017 te Haalderen, gemeente Lingewaard, in elk geval in Nederland, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
door die [slachtoffer] te (tong)zoenen en/of over en/of onder haar kleding te betasten bij haar billen en/of borsten en/of haar te bewegen zijn penis te betasten;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 4 december 2017 was [slachtoffer] , destijds 14 jaar oud, bij verdachte thuis in zijn woning in Haalderen in de gemeente Lingewaard. Toen [slachtoffer] wilde vertrekken vroeg verdachte haar om een kus. [slachtoffer] wilde verdachte op zijn wang kussen en kreeg vervolgens een tongzoen van verdachte waarbij verdachte zijn handen op de billen van [slachtoffer] legde. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit, te weten aanranding. Dat er sprake is van ontuchtige handelingen staat vast, nu verdachte een tongzoen, het aanraken van de billen en borsten heeft toegegeven. Volgens de officier van justitie zijn de handelingen echter verdergegaan en was er ook sprake van dwang door andere feitelijkheden.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft gesteld dat er sprake is van een misverstand.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer] heeft tegenover de politie verklaard dat toen zij verdachte een kus op de wang wilde geven hij haar bij haar hoofd pakte en vast hield. Toen hij haar vervolgens een tongzoen gaf, gaf zij aan dit niet te willen en probeerde zij zichzelf naar achteren te duwen. Verdachte bleef haar echter vasthouden met één hand op haar billen. Een hand was eerst op haar broek en later in haar broek. Met de andere hand ging hij ook naar haar borsten, eerst op de trui en later ook eronder. Ondertussen vroeg zij hem om te stoppen en gaf zij nogmaals aan dit niet te willen. Toen zij los kwam en de voordeur opendeed, moest zij die van verdachte weer dicht doen. [3] Vervolgens moest zij voelen hoe hard zijn penis was geworden en bracht verdachte haar hand naar zijn kruis. Nadat verdachte haar hand op zijn penis had gebracht trok zij haar hand terug en ging weg. [slachtoffer] heeft verder verklaard dat verdachte steeds over haar borsten ging en dat hij kneep. [4]
Verdachte heeft verklaard dat bij de voordeur sprake was van een omhelzing, dat zijn handen op haar billen waren en dat hij haar kuste. [5] Verdachte heeft verklaard in te zien dat dit fout is en daar spijt van te hebben. Hij denkt dat [slachtoffer] haar hoofd wegtrok tijdens de tongzoen. [6] Bij het terugtrekken van zijn handen van haar billen, raakte hij de zijkant van haar borsten aan. [7] Verdachte heeft verklaard haar hoofd niet te hebben vastgehouden en haar slechts kort gekust te hebben, niet in haar broek te hebben gezeten en haar borsten niet te hebben betast. Tevens geeft hij aan niet gezegd te hebben dat [slachtoffer] de deur dicht moest doen, niet gezegd te hebben dat zij aan zijn penis moest voelen en ook geen erectie te hebben gehad. Ter terechtzitting heeft verdachte wel nog verklaard dat het tongzoenen een seconde of 5 geduurd heeft en dat het zou kunnen dat zij haar hoofd heeft weggedraaid. [8] Verdachte heeft daarnaast verklaard dat hij zich niet kan herinneren dat [slachtoffer] ook gezegd heeft dat hij moest stoppen.
Op grond van de verklaringen van aangeefster en verdachte concludeert de rechtbank dat verdachte zijn handen op haar billen heeft gehad, er sprake is geweest van tongzoenen en dat verdachte de borsten van [slachtoffer] heeft aangeraakt. De lezingen van [slachtoffer] en verdachte over hetgeen zich in de woning van verdachte verder nog heeft afgespeeld verschillen. De rechtbank acht de verklaring van [slachtoffer] hieromtrent geloofwaardig, gelet op het navolgende.
Ten eerste heeft [getuige 1] , een vriendin van [slachtoffer] die naast verdachte woont, verklaard dat [slachtoffer] direct nadat ze bij verdachte was vertrokken hyperventilerend bij [getuige 1] aankwam en toen vertelde dat ze door verdachte was aangeraakt op plekken waar ze dat niet wilde. [9] Verder vertelde [slachtoffer] aan [getuige 1] niet meer details dan dat verdachte aan haar billen en haar borsten had gezeten en dat hij haar had willen zoenen. [10] [getuige 1] merkte de dag na het gebeurde aan [slachtoffer] dat zij het moeilijk vond om erover te praten, en gaf haar het advies om er in ieder geval met iemand over te praten. [11]
De rechtbank ziet hierin steunbewijs. [slachtoffer] heeft volgens [getuige 1] immers direct hevig geëmotioneerd een verklaring afgelegd bij [getuige 1] , hetgeen zeer wel past bij de door haar beschreven gebeurtenissen. De verklaringen van [slachtoffer] zijn bovendien vanaf het begin gedetailleerd en consistent, terwijl verdachte niet consistent heeft verklaard. Zo heeft hij volgens de aangifte aanvankelijk tegenover de moeder van [slachtoffer] alles ontkend, terwijl hij later onder meer het zoenen heeft toegegeven.
Verder ziet de rechtbank steunbewijs in de appjes die verdachte en [slachtoffer] over en weer hebben verzonden. Verdachte appte, kort nadat [slachtoffer] zijn woning had verlaten, naar haar nog nooit zo lekker gekust te hebben, dat hij niet hoopt dat ze nu niet meer bij hem wil komen en dat hij ook wel begrijpt dat het verwarrend voor haar is. In het bericht noemt hij haar een mooie, lieve en heel speciale vrouw gevolgd door een kusmondje. Daarbij schreef verdachte ook aan [slachtoffer] er met niemand over te praten. Twee dagen later appte [slachtoffer] “er nachtmerries van te hebben gehad”, waarna verdachte haar berichtte dat dat niet hoeft, het tussen ‘ons’ blijft en dat het niet meer zal gebeuren. [12] Hierin ziet de rechtbank steun voor de verklaring van [slachtoffer] dat er geen sprake was van een kort kusje zoals verdachte aanvankelijk heeft verklaard. Ook concludeert de rechtbank uit deze appjes dat er wel degelijk ontzetting is geweest bij [slachtoffer] , iets dat verdachte ontkent.
Tussenconclusie
De rechtbank maakt uit het voorgaande op dat de verklaring van [slachtoffer] voor wat betreft de handelingen voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen en acht dat deze verklaring geloofwaardig. De rechtbank is op basis daarvan tot de overtuiging gekomen dat verdachte ook de borsten van [slachtoffer] heeft betast, en dat hij haar zijn penis heeft laten betasten.
Ontuchtige karakter
Het geven van een tongzoen, het betasten van de billen en borsten en het laten betasten van de penis zijn handelingen met een onmiskenbaar seksuele lading en zijn in strijd met sociaal-ethische normen en zijn dus handelingen met een ontuchtig karakter, mede gelet op het aanmerkelijke leeftijdsverschil tussen de verdachte en de destijds 14-jarige [slachtoffer] en de vertrouwensband die beiden in de loop der jaren hadden opgebouwd.
Dwang
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of er sprake was van dwang. Uit de verklaring van [slachtoffer] concludeert de rechtbank dat zij bij de deur stond en dat zij dacht verdachte een kus op zijn wang te geven, waarna zij onverhoeds door hem op de mond werd gekust. Het kwam tot tongzoenen, terwijl verdachte daarbij zijn handen achter [slachtoffer] op haar billen hield. Op dat moment stond verdachte zelf voor [slachtoffer] . Daarmee is ook sprake van vasthouden. Ook is de rechtbank van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat [slachtoffer] haar hoofd afwendde om een einde te maken aan het tongzoenen. Verdachte heeft gesteld zich geen opmerkingen te herinneren dat zij dit allemaal niet wilde, maar uit het afwenden van het hoofd en de verklaringen van [slachtoffer] leidt de rechtbank af dat [slachtoffer] wel degelijk verbale en non-verbale reacties heeft gegeven. Hieruit had verdachte kunnen en moeten afleiden dat zij dit niet wilde. De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat sprake is geweest van dwang. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks4 december 2017 te Haalderen, gemeente Lingewaard,
in elk geval in Nederland,door
geweld ofeen andere feitelijkheid
en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer] , heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen door die [slachtoffer] te (tong)zoenen en
/ofover en
/ofonder haar kleding te betasten bij haar billen en
/ofborsten en
/of haar te bewegen zijn penis te betasten, waarbij
dat geweld en/of diedie
één of meerandere feitelijkheden
en/of die bedreiging met geweld en/of met één of meer andere feitelijkhedener in hebben bestaan dat verdachte
- die [slachtoffer] onverhoeds heeft gezoend en
/of
- die [slachtoffer] heeft vastgepakt en
/of
- die [slachtoffer] de deur heeft laten sluiten,
waarbij verdachte meermalen voorbij is gegaan aan het verbale en
/ofnon-verbale verzet van die [slachtoffer] ;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, en voorts tot het verrichten van 140 uren werkstraf, te vervangen door 70 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd die in verzekering is doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De verdachte heeft geen verweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 9 juni 2020;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 25 september 2019.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft het slachtoffer onverhoeds getongzoend en haar bij de borsten en de billen gepakt en haar hand naar zijn kruis gebracht. Daarmee heeft verdachte op ernstige wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer die deze, voor haar zeer onaangename ervaring, heeft moeten ondergaan. Daarbij komt nog dat een en ander heeft plaatsgevonden in de woning van verdachte, terwijl het slachtoffer verdachte al haar hele leven kende en hem geheel vertrouwde, en dat het slachtoffer slechts 14 jaar oud was. Verdachte lijkt enkel oog te hebben gehad voor zijn eigen behoefte, terwijl hij het slachtoffer juist diende te beschermen tegen dergelijke handelingen. Het slachtoffer besprak immers haar problemen met hem en verdachte had haar al veelvuldig van adviezen voorzien. Dat verdachte hiervan misbruik heeft gemaakt, neemt de rechtbank hem zeer kwalijk.
In het reclasseringsadvies is onder meer overwogen dat verdachte de ernst van de situatie lijkt te bagatelliseren. Er zijn echter geen aanwijzingen dat er sprake is van ander seksueel grensoverschrijdend gedrag of risico daarop. Verdachte is niet eerder verdacht geweest of veroordeeld wegens een zedendelict en het politieonderzoek heeft geen aanwijzingen opgeleverd dat er sprake zou zijn van meer feiten dan het onderhavige. Desalniettemin acht de reclassering het wenselijk dat verdachte middels psychotherapeutisch contact zicht krijgt op zijn motieven in het tenlastegelegde om daarmee de kans op herhaling zo klein mogelijk te maken. Het risico op recidive wordt laag ingeschat. In geval van veroordeling adviseert de reclassering oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling door forensische polikliniek De Tender, Transfore of een soortgelijke zorgverlener.
Verdachte heeft verklaard alles te willen accepteren. Verdachte heeft tevens verklaard dat hij hoopt dat [slachtoffer] en haar familie door kunnen leven en dat het hem ontzettend spijt.
Het voorgaande geeft de rechtbank aanleiding tot oplegging van een geheel voorwaardelijke vrijheidsstraf en een onvoorwaardelijke werkstraf van na te melden duur. Verdachte heeft geen relevante documentatie, en gelet op de ouderdom van het feit is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet langer passend is. Echter een schuldigverklaring met enkel een geheel voorwaardelijke straf, doet geen recht aan de ernst van het bewezen verklaarde feit. De rechtbank zal verdachte dan ook naast een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden een taakstraf opleggen, waarbij de rechtbank er wel rekening mee houdt dat sprake lijkt te zijn van een eenmalig incident. Bovendien neemt de rechtbank in het voordeel van verdachte in aanmerking dat hij oprecht spijt heeft van hetgeen is voorgevallen. Naast oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 60 uren, met aftrek van de tijd in verzekering doorgebracht, alles afwegende, passend en geboden.
Ter zitting heeft verdachte aangegeven te willen werken aan zichzelf en te willen weten waar zijn gedrag uit voort is gekomen. De rechtbank is daarom met de officier van justitie van oordeel dat aan de voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden moeten worden verbonden.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] , met haar wettelijke vertegenwoordiger [naam] , moeder van [slachtoffer] , hebben zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 750,- voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen. De vordering is schriftelijk en ter terechtzitting toegelicht en komt voor toewijzing in aanmerking. De vordering dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente en te worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdachte heeft de schade niet betwist.
Beoordeling door de rechtbank
De vordering van de [slachtoffer] is niet betwist door verdachte en komt de rechtbank gegrond voor. De rechtbank zal de vordering dan ook in zijn geheel toewijzen.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij. De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 4 december 2017.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 246 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden;
 bepaalt, dat deze gevangenisstraf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten,
 bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit dan wel de navolgende bijzondere voorwaarden niet is nagekomen:
- dat veroordeelde zich na schriftelijke oproep meldt bij reclassering Nederland op het adres Molenstraat 50 te Enschede. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
- dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd, of zoveel korter als zijn behandelaars in overleg met de reclassering nodig achten, zal laten behandelen door forensische polikliniek De Tender, Transfore of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering;
 geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tevens tot een
werkstrafgedurende
60 (zestig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 30 (dertig) dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de werkstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] :
 veroordeelt verdachte tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer], van een bedrag van
€ 750,- (zevenhonderdenvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 december 2017 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij
[slachtoffer], een bedrag
te betalen van € 750,- (zevenhonderdenvijftig euro)vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 december 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 15 dagen gijzeling zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Hoedeman (voorzitter), mr. G.W.B Heijmans en
mr. Y. van Wezel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Bril, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 juli 2020.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, dienst regionale recherche, afdeling zeden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2017562018-5, gesloten op 31 oktober 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 33; proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer] , p. 47; verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 22 juni 2020.
3.Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer] , p. 47 en 48.
4.Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer] , p. 49.
5.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] , p. 65.
6.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] , p. 69.
7.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] , p. 77.
8.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 22 juni 2020.
9.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , p. 54.
10.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , p. 55.
11.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , p. 58.
12.Proces-verbaal van verhoor van aangifte [naam] , p. 41.