ECLI:NL:RBGEL:2020:3286

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 juli 2020
Publicatiedatum
6 juli 2020
Zaaknummer
05.058211.20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor afpersing met geweld door een man uit Nijmegen

Op 6 juli 2020 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 39-jarige man uit Nijmegen, die werd beschuldigd van afpersing van een begeleidster van het RIBW. De verdachte heeft op 5 maart 2020, met gebruik van een groot mes, de begeleidster gedwongen tot de afgifte van geld en telefoons. Hij had zich bedreigend opgesteld en had voorbereidingen getroffen door telefoonkabels door te knippen en een vluchtauto te regelen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan afpersing, maar sprak hem vrij van diefstal, omdat de diefstal niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaren op, met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis had doorgebracht. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder het delict was gepleegd, de psychische problematiek van de verdachte en het feit dat hij zich snel bij de politie had gemeld. De rechtbank vond het van belang dat de verdachte de gevolgen van zijn handelen begrijpt en dat hij zich bewust wordt van de consequenties van zijn daden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05.058211.20
Datum uitspraak : 6 juli 2020
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1980 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. Zwolle, PPC,
raadsman: mr. P.H.W.M. Roelofs, advocaat te Nijmegen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 juni 2020.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 5 maart 2020 te Nijmegen met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een of meer enveloppen met geldbedragen en/of telefoons, in elk geval enig(e) goed(eren) en/of geldbedrag(en), dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer] en/of het RIBW, althans aan een ander dan aan verdachte toebehoorde(n), door
- een (groot) mes, althans een soortgelijk scherp/puntig voorwerp, op te halen en/of te pakken en/of (op korte afstand van die [slachtoffer] ) op tafel te leggen en/of
- (daarbij) tegen die [slachtoffer] te zeggen dat hij, verdachte, geld uit de kluis en/of de telefoon(s) van die [slachtoffer] wil hebben en/of dat die [slachtoffer] de kluis open moet maken en/of
- (vervolgens) met voornoemd (groot) mes in zijn, verdachtes, handen achter, althans op korte afstand van die [slachtoffer] te gaan staan en/of over de schouder van die [slachtoffer] mee te kijken (terwijl die [slachtoffer] de code intoetst en de kluis openmaakt),
en/of
hij op of omstreeks 5 maart 2020 te Nijmegen een of meer enveloppen met geldbedragen en/of telefoons, in elk geval enig(e) goed(eren) en/of geldbedrag(en), dat/die geheel of ten dele aan een ander toebehoorde(n), te weten aan [slachtoffer] en/of het RIBW, althans aan een ander dan aan verdachte, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- een (groot) mes, althans een soortgelijk scherp/puntig voorwerp, op te halen en/of te pakken en/of (op korte afstand van die [slachtoffer] ) op tafel te leggen en/of
- (daarbij) tegen die [slachtoffer] te zeggen dat hij, verdachte, geld uit de kluis en/of de telefoon(s) van die [slachtoffer] wil hebben en/of dat die [slachtoffer] de kluis open moet maken en/of
- (vervolgens) met voornoemd (groot) mes in zijn, verdachtes, handen achter, althans op korte afstand van die [slachtoffer] te gaan staan en/of over de schouder van die [slachtoffer] mee te kijken (terwijl die [slachtoffer] de code intoetst en de kluis openmaakt).
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 4 en 5;
- het proces-verbaal van verhoor van de verdachte, p. 29.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte door bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot afgifte van enveloppen met geldbedragen en telefoons. Van de diefstal van deze goederen zal verdachte worden vrijgesproken.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks5 maart 2020 te Nijmegen met het oogmerk om zich
en/of een anderwederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/ofbedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van
een of meerenveloppen met geldbedragen en
/oftelefoons,
in elk geval enig(e) goed(eren) en/of geldbedrag(en), dat/die
geheel of ten deleaan die [slachtoffer] en/of het RIBW,
althans aan een ander dan aan verdachtetoebehoorde
(n
), door
- een (groot) mes,
althans een soortgelijk scherp/puntig voorwerp,
op te halen en/ofte pakken en
/of(op korte afstand van die [slachtoffer] ) op tafel te leggen en
/of- (daarbij) tegen die [slachtoffer] te zeggen dat hij, verdachte, geld uit de kluis
en/of de telefoon(s) van die [slachtoffer]wil hebben en
/ofdat die [slachtoffer] de kluis open moet maken en
/of- (vervolgens) met voornoemd (groot) mes in zijn, verdachtes, handen achter, althans op korte afstand van die [slachtoffer] te gaan staan en
/ofover de schouder van die [slachtoffer] mee te kijken (terwijl die [slachtoffer] de code intoetst en de kluis openmaakt),
en/of
hij op of omstreeks 5 maart 2020 te Nijmegen een of meer enveloppen met geldbedragen en/of telefoons, in elk geval enig(e) goed(eren) en/of geldbedrag(en), dat/die geheel of ten dele aan een ander toebehoorde(n), te weten aan [slachtoffer] en/of het RIBW, althans aan een ander dan aan verdachte, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door- een (groot) mes, althans een soortgelijk scherp/puntig voorwerp, op te halen en/of te pakken en/of (op korte afstand van die [slachtoffer] ) op tafel te leggen en/of- (daarbij) tegen die [slachtoffer] te zeggen dat hij, verdachte, geld uit de kluis en/of de telefoon(s) van die [slachtoffer] wil hebben en/of dat die [slachtoffer] de kluis open moet maken en/of- (vervolgens) met voornoemd (groot) mes in zijn, verdachtes, handen achter, althans op korte afstand van die [slachtoffer] te gaan staan en/of over de schouder van die [slachtoffer] mee te kijken (terwijl die [slachtoffer] de code intoetst en de kluis openmaakt);
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Afpersing

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot dertig maanden gevangenisstraf met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat gezien de feiten en omstandigheden van deze zaak een lichtere straf dient te worden opgelegd dan dertig maanden gevangenisstraf en dat een deel van de straf voorwaardelijk dient te zijn.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie van 2 juni 2020;
- het reclasseringsrapport van 5 juni 2020;
- een psychologisch onderzoek Pro Justitia van 22 mei 2020, opgemaakt door drs. R. Bout,
GZ-psycholoog
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan afpersing van een begeleidster van het RIBW, waarbij hij een groot mes heeft gebruikt. Hij heeft voorbereidingen getroffen om dit feit te plegen, door tevoren telefoonkabels door te knippen en een vluchtauto te regelen. Hij heeft zich bedreigend opgesteld, waardoor hij gevoelens van angst en onveiligheid bij de begeleidster heeft opgeroepen. Dit neemt de rechtbank verdachte dan ook kwalijk. De rechtbank houdt in het voordeel van verdachte rekening met de enigszins amateuristische manier waarop hij de afpersing heeft gepleegd en het feit dat hij zich vrij snel bij de politie zelf heeft gemeld.
De rechtbank heeft ook kennis genomen van het psychologisch onderzoek van Pro Justitia waaruit volgt dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis in het gebruik van cocaïne. Daarnaast is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, in de zin van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale en borderline trekken. De totstandkoming van het delict kan volgens de bevindingen van de Pro Justitia-rapporteur niet worden verklaard door zijn psychische problematiek. Daarnaast lijkt verdachte geen berouw te tonen jegens het slachtoffer. De negatieve consequenties voor hemzelf lijken daarentegen wel te leiden tot gevoelens van spijt. Omdat er geen verband beschreven kan worden tussen diagnoses en delict onthoudt de psycholoog zich van het geven van een interventieadvies om de kans op recidive te verkleinen.
De reclassering verwijst naar bovenstaande bevindingen van de Pro Justitia-rapporteur. Omdat er geen relatie kan worden gelegd tussen het delict en de psychische problematiek van verdachte is volgens de reclassering een afdoening in een voorwaardelijk kader, om recidive te verminderen, niet geïndiceerd. Tevens heeft verdachte gedurende het onderzoek nauwelijks
gevoelens van berouw getoond. Hij lijkt enkel spijt te hebben van zijn daden omdat zijn vrijheid is ontnomen. Hierdoor lijkt volgens de reclassering een forse, onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend, omdat dat verdachte bewust maakt van de consequenties van zijn handelen, waardoor hij in de toekomst in een spanningsvolle situatie mogelijk op een andere manier reageert en recidive beperkt wordt. De reclassering ziet wel aanleiding voor een behandeling in het kader van zijn verslavingsproblematiek en in het aanleren van meer adequate copingsvaardigheden; dit zou echter ook kunnen plaatsvinden in het kader van het Penitentiair Programma en/of Voorwaardelijke Invrijheidsstelling. De reclassering adviseert dan ook een straf zonder bijzondere voorwaarden.
Gelet op de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en de uitgebrachte adviezen is de rechtbank van oordeel dat enkel een forse gevangenisstraf passend is. De rechtbank vindt van groot belang dat verdachte de gevolgen van zijn handelen begrijpt. Het opleggen van voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden acht de rechtbank niet geïndiceerd, overeenkomstig het advies van de reclassering. De rechtbank legt aan verdachte alles overwegend dan ook een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren op, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) jaren;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y. Yildiz, voorzitter, mr. C. Kleinrensink en mr. Y. Yeniay-Cenik, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.G.M. van Ophuizen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 juli 2020.
mr. Y. Yildiz is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2020101403, gesloten op 9 maart 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.