ECLI:NL:RBGEL:2020:3195

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 juni 2020
Publicatiedatum
1 juli 2020
Zaaknummer
05/278672-19 en 05/235198-19 (gevoegd ter terechtzitting)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf en kliniekopname voor man die straatroof pleegde

Op 30 juni 2020 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die op 28 september 2019 in Wageningen een straatroof heeft gepleegd. De verdachte, geboren in 1999 en thans gedetineerd in P.I. Vught, werd beschuldigd van diefstal met geweld en bedreiging, afpersing, en opzetheling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een ander slachtoffer [slachtoffer 1] heeft beroofd van een horloge, halsketting, heuptasje en geld, waarbij geweld en bedreiging met een mes zijn gebruikt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de rol van de initiator van de beroving had en dat zijn mededader hem daarbij hielp. De verdachte heeft ook geprobeerd om met de gestolen pinpas van het slachtoffer betalingen te doen, wat leidde tot meerdere geslaagde en mislukte transacties. Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van het verwerven van een gestolen fiets en het zich wederrechtelijk toe-eigenen van een OV-chipkaart. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan de feiten en legde een gevangenisstraf op van 427 dagen, waarvan 200 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden waaronder opname in een kliniek voor behandeling van zijn verslavingsproblematiek. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 820,- toegewezen aan het slachtoffer voor de geleden schade door de beroving.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers : 05/278672-19 en 05/235198-19 (gevoegd ter terechtzitting)
Datum uitspraak : 30 juni 2020
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1999 te [geboorteplaats] , wonende te [adres]
thans gedetineerd te P.I. Vught, PPC te Vught,
raadsman: mr. A.J.M. Bommer, advocaat te Rotterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
27 februari 2020, 7 mei 2020 en 17 juni 2020.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
ten aanzien van parketnummer 05/278672-19, na toewijzing van de vordering nadere omschrijving van de tenlastelegging op 7 mei 2020:
1.
hij op of omstreeks 28 september 2019, te Wageningen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, een horloge ( [merk 1] ) en/of een halsketting en/of een heuptasje ( [merk 2] ) met daarin oa een bankpas, in elk geval enig(e) goed(eren), dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft/hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer 1] aan beide armen vast te pakken en/of dichtbij die [slachtoffer 1] is/zijn gaan staan en/of tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd "Give me your money" en/of "Take off the money" en/of "Take off the watch" en/of "I have a knife, do you want me to kill you", althans woorden van soortgelijke dreigende aara of strekking en/of die [slachtoffer 1] tegen de grond heeft/hebben gewerkt en/of die
[slachtoffer 1] heeft/hebben vastgehouden en/of heeft/hebben geschopt en/of getrapt;
en/of
hij op of omstreeks 28 september 2019, te Wageningen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon ( [merk 3] )
en/of 30 Euro, althans een hoeveelheid geld, in elk geval enig(e) goed(eren), dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1] toebehoorde, door die [slachtoffer 1] aan beide armen vast te pakken en/of dichtbij die [slachtoffer 1] is/zijn gaan staan en/of tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd "Give me your money" en/of "Take off the money" en/of "Take off the watch" en/of "I have a knife, do you want me to kill you', althans woorden van soortgelijke dreigende aard of strekking en/of die [slachtoffer 1] tegen de grond heeft/hebben gewerkt en/of die [slachtoffer 1] heeft/hebben vastgehouden en/of
heeft/hebben geschopt en/of getrapt;
2.
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 28 september 2019, te Ede, althans in Nederland, (telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om (telkens een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenenen (telkens) dat weg te nemen goed onder zijn bereik te brengen door middel van
een valse sleutel (pinpas met pincode/contactloos betalen), immers heeft verdachte (telkens) de pinpas van die [slachtoffer 1] voor een betaalautomaat gehouden ter betaling van de aankoop van goederen en/of diensten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 28 september 2019, te Ede, althans in Nederland, (telkens) een hoeveelheid geld, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte (telkens) dat/die weg te nemen geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel (pinpas met pincode/contactloos betalen);
ten aanzien van parketnummer 05/235198-19:
1.
hij in of omstreeks de periode van 27 september 2019 tot en met 30 september 2019 te Bennekom, althans in de gemeente Ede en/of te Wageningen een goed, te weten een fiets (mountainbike) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij in of omstreeks de periode van 27 september 2019 tot en met 30 september 2019 te Bennekom, althans in de gemeente Ede en/of te Wageningen een fiets (mountainbike), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij in of omstreeks de periode van 22 september 2019 tot en met 30 september 2019 te Wageningen en/of te Ede, in elk geval in Gelderland, opzettelijk een ov kaart, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te
weten vinder/gevonden voorwerp, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Ten aanzien van parketnummer 05/278672-19 [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 28 september 2019 werd aangever [slachtoffer 1] (hierna: aangever) tussen 05.30 uur en 06.12 uur op de [straatnaam] in Wageningen beroofd door twee mannen. [2] Aangever zag dat zijn fiets was verplaatst en toen hij bij zijn fiets stond werd hij aangesproken door een man (hierna: persoon 1). Aangever zei toen geïrriteerd tegen persoon 1 dat het zijn fiets was. Vervolgens kwam persoon 1 zeer dicht bij hem staan en pakte zijn [merk 2] tas vast die hij voor op zijn borst droeg. Hierbij zei persoon 1 dat hij zijn geld moest geven, hij zei “Take out the money, take out the money”. Aangever had 30 euro contant geld bij zich en hij zei dat persoon 1 dit kon pakken. Er kwam vervolgens nog een man (hierna: persoon 2) aanlopen [3] , waarna persoon 1 zei dat aangever ook zijn horloge (van het merk [merk 1] [4] ) moest afgeven. Persoon 1 zei “Take off your watch”. [5] Aangever probeerde hierop weg te rennen, maar de personen 1 en 2 kregen verdachte te pakken. Aangever werd door hen naar de grond werkt. Hij lag op zijn buik en werd door persoon 2 hard tegen zijn hoofd geschopt, terwijl persoon 1 hem vasthield . [6] Persoon 2 pakte vervolgens zijn horloge en halsketting. Ook pakten ze zijn [merk 2] tas, waar zijn [naam 1] bankpas in zat. Toen aangever weer bij zijn fiets stond, stond persoon 1 plotseling weer voor hem en zei dat aangever zijn telefoon af moest geven. Toen aangever dat niet wilde zei de man “I have a knife, do you want me to kill you”. Aangever gaf persoon 1 vervolgens zijn telefoon. [7] Dit was een [merk 3] . [8]
Met de [naam 1] bankpas van aangever is vervolgens zonder diens toestemming drie keer gepind, te weten om 07.43 uur bij een treinkaartjesautomaat van NS gevestigd op het NS-station Ede-Wageningen, om 07:53 uur bij de [naam 2] gevestigd in het centrum van Ede en om 07:56 uur bij V.O.F [naam 3] . [9] Deze laatste transactie betrof de aankoop van vruchtensap bij een marktkraam in het centrum van Ede. De man die de vruchtensap had gekocht was tenger gebouwd, had zwart haar, droeg een trainingspak met rode accenten en sprak goed Nederlands, maar met een accent. [10]
Vervolgens werd er zes keer geprobeerd een transactie te doen met de bankpas van aangever, zonder toestemming, maar deze transacties zijn mislukt. Deze mislukte transacties vonden plaats om 08:02 uur (twee keer) bij de [naam 4] Supermarkt te Ede, om 8:07 uur bij supermarkt [naam 5] in het centrum van Ede, om 08:13 uur en 08:14 uur bij Kapsalon [naam 6] te Ede, om 18:43 uur bij de [naam 7] te Ede en om 18:53 uur bij de NS kaartjesautomaat te NS-station Ede-Wageningen. [11]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat op basis van het dossier wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan alle ten laste gelegde feiten. Zij acht de verklaring van verdachte ongeloofwaardig.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat op basis van de camerabeelden niet kan worden vastgesteld dat verdachte de persoon is op die beelden. De herkenningen door de medewerkers van het AZC hebben niet plaatsgevonden op basis van het gezicht van de persoon op de beelden en daarnaast is de identiteit van de medewerkers niet bekend. Deze herkenningen zijn daarom niet betrouwbaar. Daarbij komt dat verdachte kennelijk niet is herkend door een verbalisant, want hiervan is geen proces-verbaal opgemaakt. Tot slot is aangevoerd dat aangever heeft verklaard dat degene die hem heeft beroofd geen horloge droeg. Dit maakt dat de man op de beelden mogelijk niet degene is die aangever heeft beroofd, omdat deze man wel een horloge om heeft en dat onmogelijk het gestolen horloge kan zijn; de wijzerplaat van het gestolen horloge is zwart, terwijl dit op de afbeelding niet is te zien, aldus nog steeds de verdediging.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank overweegt dat niet ter discussie staat dat aangever is beroofd door twee mannen gezamenlijk, op de wijze zoals hiervoor onder de feiten is omschreven. De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of verdachte één van die twee personen was die de diefstal met geweld en bedreiging met geweld en de afpersing heeft medegepleegd.
Verdachte heeft verklaard ten aanzien van de verdenking dat hij op 28 september 2019 bij een houseparty in de buurt van de universiteit te Wageningen was. Toen hij wegging werd hij aangesproken door aangever die hem ervan beschuldigde een fiets te hebben gestolen, waarna een kortdurende ruzie ontstond. [12] De rechtbank begrijpt dat de man waarover verdachte heeft verklaard aangever is geweest. De verklaring van verdachte dat hij na de ruzie met aangever is weggelopen, waarna niet hij maar [naam 8] en ‘ [naam 9] ’ aangever hebben beroofd en zijn verklaring dat hij na de beroving van kleding heeft gewisseld met [naam 8] , acht de rechtbank niet geloofwaardig. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Er zijn camerabeelden van het centrum van Ede van 07.54 uur tot 08.10 uur op 28 september 2019 [13] waarop een persoon te zien is die voldoet aan het signalement dat aangever heeft opgegeven van ‘persoon 1’. [14] Op de camerabeelden van de [naam 4] supermarkt van omstreeks 07.50 uur is deze persoon ook te zien. [15] Op de beelden is te zien dat deze persoon meerdere keren heeft geprobeerd om af te rekenen middels contactloos betalen, maar dat dit kennelijk niet is gelukt. [16]
De rechtbank constateert dat het tijdstip van de camerabeelden overeenkomt met het tijdstip van de mislukte pinpogingen met de bankpas van aangever. De rechtbank concludeert op basis van de tijdstippen van de beelden en het tijdstip van de pintransacties dat de persoon op de beelden in de [naam 4] supermarkt, de persoon is die heeft gepind met de gestolen bankpas van aangever.
Verdachte heeft verklaard dat het zijn kleding is die op de camerabeelden te zien is. [17] Aangever heeft verklaard dat hij de kleding die de persoon op de camerabeelden droeg heeft herkend. Degene die hij heeft omschreven in zijn aangifte als ‘persoon 1’ droeg de jas, de tas en de pet die op de camerabeelden te zien zijn. [18]
De verklaring van verdachte dat [naam 8] de beroving heeft gepleegd en dat verdachte en [naam 8] daarna van kleding hebben gewisseld en dat [naam 8] in de kleding van verdachte op de camerabeelden te zien is, is in strijd met de bewijsmiddelen. Aangever herkent immers de kleding op de beelden als de kleding van persoon 1 die hem mede heeft overvallen. Daarbij komt dat drie medewerkers van het AZC waar zowel verdachte als [naam 8] verbleven de persoon op de beelden van de [naam 4] supermarkt hebben herkend als verdachte. [19] De eerste medewerker heeft verdachte herkend op basis van de kleding en de manier waarop hij loopt. De tweede medewerker heeft verdachte herkend aan zijn baardje, zijn pet en zijn postuur. [20] De derde medewerker heeft verdachte herkend aan zijn gezicht, het jack dat hij draagt en zijn lengte, zijn manier van lopen en het petje dat hij draagt. [21]
Ook de verklaring van getuige [getuige] bevestigt dat verdachte de persoon is op de beelden en niet [naam 8] die de kleren van verdachte draagt. [getuige] heeft namelijk verklaard dat de persoon die vruchtensap bij hem heeft gekocht Nederlands sprak, terwijl [naam 8] de Nederlandse taal onvoldoende machtig is. [22]
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat verdachte de persoon is die te zien is op de camerabeelden van het centrum van Ede en de persoon is die in de [naam 4] supermarkt met de pinpas van aangever probeerde contactloos te betalen. Gezien de verklaring van aangever volgt hieruit dat verdachte degene is die aangever in zijn aangifte heeft omschreven als ‘persoon 1’.
Het verweer van de verdediging dat het horloge dat de persoon op de beelden droeg niet het gestolen horloge van aangever kan zijn, berust op een kwalitatief ontoereikend camerabeeld en weerlegt niet dat de persoon op de beelden door aangever is herkend als “persoon 1”.
Ten slotte overweegt de rechtbank dat er onderzoek is gedaan naar de telefoon van aangever die bij de overval is meegenomen. Er is onderzoek gedaan naar de historische gegevens van het telefoonnummer [nummer 1] ; dit telefoonnummer is gekoppeld aan de simkaart die op 6 oktober, 30 oktober, 31 oktober en 1 november 2019 in de gestolen [merk 3] met IMEI nummer [nummer 2] is geplaatst. [23]
[naam 10] bleek de gebruiker van dit telefoonnummer. [24]
[naam 10] heeft verklaard dat hij de [merk 3] heeft gekocht van een persoon die hij kent als [naam 11] . De afbeelding van de persoon die zichtbaar was bij het telefoonnummer dat [naam 10] heeft van [naam 11] is bekeken door verbalisant [verbalisant] . [verbalisant] herkende de persoon op de foto als verdachte. [25]
De rechtbank is op grond van het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien, van oordeel dat kan worden aangenomen dat verdachte degene is die aangever beschrijft als ‘persoon 1’. Verdachte had daarmee de grootste rol; hij heeft namelijk de beroving geïnitieerd, gevraagd om de goederen en de bedreiging geuit. De handelingen die ‘persoon 2’ heeft verricht (onder meer het samen met verdachte te pakken krijgen van aangever en het pakken van diens horloge en halsketting) zijn zodanig dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking bij de beroving. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met een ander [slachtoffer 1] door middel van geweld en bedreiging met geweld heeft gedwongen tot afgifte van 30 euro en zijn telefoon. Ook acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met een ander het horloge van het merk [merk 1] , de halsketting en het heuptasje van het merk [merk 2] met daarin een bankpas van [slachtoffer 1] heeft weggenomen, waarbij geweld en bedreiging met geweld zijn ingezet met het oogmerk om de diefstal gemakkelijk te maken.
Ten aanzien van de feiten 2 en 3
Zoals hiervoor onder feit 1 is bewezen, was verdachte in het bezit van de pinpas van aangever. Ook is bewezen dat verdachte met die pinpas in de [naam 4] supermarkt heeft geprobeerd om contactloos te betalen. Deze twee betalingspogingen vonden plaats om uur 08.02 uur.
De rechtbank overweegt verder dat de drie geslaagde transacties plaatsvonden tussen de diefstal en de betalingspoging bij de [naam 4] supermarkt om 08.02 uur. Het kan daarom niet anders zijn dan dat verdachte deze drie betalingen met de pinpas van aangever heeft verricht. De rechtbank acht daarom feit 3 wettig en overtuigend bewezen, namelijk dat verdachte door gebruik te maken van de gestolen pinpas drie keer een hoeveelheid geld heeft weggenomen.
De rechtbank overweegt verder dat gezien het zeer korte tijdsbestek tussen de betalingspoging bij de [naam 4] supermarkt en de poging tot een betaling om 8:07 uur bij supermarkt [naam 5] in het centrum van Ede en om 08:13 uur en om 08:14 uur bij Kapsalon [naam 6] te Ede, verdachte degene moet zijn geweest die deze pogingen heeft gedaan. Later hebben er nog mislukte transacties plaatsgevonden om 18:43 uur bij de [naam 7] te Ede en om 18:53 uur bij de NS kaartjesautomaat te NS-station Ede-Wageningen. Verdachte was eerder die dag in het bezit van de pinpas en uit mastgegevens blijkt dat hij in de omgeving was ten tijde van deze transacties [26] . De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ook deze pogingen tot diefstal met behulp van een valse sleutel heeft begaan.
ten aanzien van parketnummer 05/235198-19 [27]
Ten aanzien van feit 1
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte had in de periode van 28 september tot 30 september 2019 te Bennekom en Ede een witte mountainbike voorhanden. [28] Deze mountainbike is tussen vrijdag 27 september 14:00 en zaterdag 28 september 8:20 gestolen van aangever [slachtoffer 3] . [29]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling. Volgens de officier van justitie wist verdachte dat de fiets gestolen was, gezien de omstandigheden waaronder hij de fiets heeft gekocht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van de opzetheling. Verdachte heeft de fiets voor een lage prijs gekocht, maar dat maakt niet dat hij wist dat de fiets gestolen was.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft verklaard dat hij de mountainbike in een park voor € 50,- heeft gekocht in Bennekom. [30] Hij heeft de fiets gekocht van een vrouw die hij heeft omschreven als een junkieachtig type. Verdachte heeft de fiets vervolgens te koop gezet voor € 299,-. [31]
De rechtbank is van oordeel dat verdachte door de fiets te kopen onder deze omstandigheden en wetende dat de fiets meer waard was, bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de fiets van diefstal afkomstig was. De recht bank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling.
Ten aanzien van feit 2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering. Verdachte heeft de ov-kaart gevonden en is zich vervolgens als heer en meester over die kaart gaan gedragen. Hiermee heeft hij zich de kaart wederrechtelijk toegeëigend.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Verdachte heeft verklaard dat hij de intentie had om de ov-kaart naar de politie te brengen en uit het dossier blijkt niet dat verdachte de kaart heeft gebruikt. Er kan niet worden bewezen dat verdachte zich de ov-kaart wederrechtelijk heeft toegeëigend.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte had bij zijn aanhouding meerdere ov-chipkaarten in zijn bezit en heeft wisselend verklaard over de wijze waarop deze in zijn bezit zijn gekomen. Uiteindelijk heeft hij over de tenlastegelegde kaart verklaard dat hij deze in de bus heeft gevonden. De rechtbank heeft, gezien de wisselende verklaringen van verdachte, echter niet de overtuiging dat deze laatste verklaring op waarheid berust. De rechtbank heeft daarmee niet de overtuiging dat verdachte het goed anders dan door misdrijf onder zich heeft gekregen. Om die reden spreekt de rechtbank verdachte vrij van de ten laste gelegde verduistering.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 05/278672-19 als feiten 1, 2 en 3 en het onder parketnummer 05/235198-19 als feit 1 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks28 september 2019, te Wageningen, tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, een horloge ( [merk 1] ) en
/ofeen halsketting en
/ofeen heuptasje ( [merk 2] ) met daarin
oaeen bankpas, in elk geval enig(e) goed(eren), dat geheel
of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorde
, te wetenaan [slachtoffer 1] ,
heeft/hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd
voorafgegaan,vergezeld
en/of gevolgdvan geweld en
/ofbedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden ofgemakkelijk te maken
, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer 1]
aan beide armenvast te pakken en
/ofdichtbij die [slachtoffer 1] te
/zijngaan staan en
/oftegen die [slachtoffer 1] te zeggen
heeft/hebben gezegd "Give me your money" en/of"Take out the money" en
/of"Take off your watch" en
/of"I have a knife, do you want me to kill you
", althans woorden van soortgelijke dreigende aard of strekkingen
/ofdie [slachtoffer 1] tegen de grond
heeft/hebben gewerktte werken en/
ofdie [slachtoffer 1]
heeft/hebben vastgehoudenvast te houden en
/of heeft/hebben geschoptte schoppen
en/of getrapt;
en
/of
hij op
of omstreeks28 september 2019, te Wageningen, tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en
/ofbedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon ( [merk 3] )
en
/of30 euro
, althans een hoeveelheid geld, in elk geval enig(e) goed(eren), dat geheel
of ten deleaan die [slachtoffer 1] toebehoorde, door die [slachtoffer 1]
aan beide armenvast te pakken en
/ofdichtbij die [slachtoffer 1]
is/zijnte gaan staan en
/oftegen die [slachtoffer 1]
heeft/hebben gezegdte zeggen
"Give me your money" en/of"Take out the money" en
/of"Take off your watch" en
/of"I have a knife, do you want me to kill you'
, althans woorden van soortgelijke dreigende aard of strekkingen
/ofdie [slachtoffer 1] tegen de grond
heeft/hebben gewerktte werken en
/ofdie [slachtoffer 1]
heeft/hebben vastgehoudenvast te houden en
/of heeft/hebben geschoptte schoppen
en/of getrapt;
2.
hij op
een of meertijdstippen op
of omstreeks28 september 2019, te Ede
, althans in Nederland,
(telkens
)ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
(telkens een hoeveelheid geld
, in elk geval enig goed, dat geheel
of ten dele aan een andertoebehoorde,
te wetenaan [slachtoffer 1] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
endoor
(telkens
)dat weg te nemen goed onder zijn bereik te brengen door middel van
een valse sleutel (te weten middels pinpas met pincode en/of contactloos betalen), immers heeft verdachte
(telkens
)de pinpas van die [slachtoffer 1] voor een betaalautomaat gehouden ter betaling van de aankoop van goederen en/of diensten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op
een of meertijdstippen op of omstreeks 28 september 2019, te Ede
, althans in Nederland,
(telkens
)een hoeveelheid geld, dat geheel
of ten dele aan een andertoebehoorde
, te wetenaan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte
(telkens
)dat
/dieweg te nemen geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel (te weten middels pinpas met pincode en/of contactloos betalen);
ten aanzien van parketnummer 05/235198-19:
1.
hij in
of omstreeksde periode van 28 september 2019 tot en met 30 september 2019 te Bennekom
, althans in de gemeenteen Ede
en/of te Wageningeneen goed, te weten een fiets (mountainbike) heeft verworven en voorhanden heeft gehad
, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving
of het voorhanden krijgenvan dit goed wist
, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden,dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1:
diefstal door twee of meer verenigde personen, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken
en
afpersing door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van feit 2:
poging tot diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 3:
diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
ten aanzien van parketnummer 05/235198-19, feit 1:
opzetheling.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van alle ten laste gelegde feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 420 dagen, waarvan 195 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden met uitzondering van het contactverbod, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. De verdachte kan dan op 1 juli 2020 worden opgenomen in de kliniek. Hierbij heeft zij rekening gehouden met het feit dat het bewezenverklaarde in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend, maar ook dat verdachte eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld en slechts twee jaar in Nederland verblijft.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat indien de rechtbank alle feiten bewezen acht, de duur van het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf niet langer moet zijn dan de duur van het voorarrest. Verdachte wil graag worden opgenomen in de kliniek om behandeld te worden.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 4 maart 2020;
- de voorlichtingsrapportages van Iriszorg, gedateerd 21 november 2019, 1 mei 2020, 6 mei 2020 en 7 mei 2020;
- het NIFP trajectconsult, gedateerd 22 november 2019;
- de Pro Justitia rapportage van [naam 12] , psycholoog, gedateerd 18 februari 2020.
Verdachte heeft samen met een ander [slachtoffer 1] in de nacht overvallen. [slachtoffer 1] ging weg bij een feestje, wilde zijn fiets pakken om naar huis te fietsen en werd in plaats daarvan door verdachte en zijn mededader bruut overvallen. Verdachte heeft daarbij samen met zijn mededader geweld toegepast en gedreigd met nog meer geweld. Bij deze overval heeft verdachte enkele goederen en een geldbedrag buitgemaakt. Deze overval is zeer beangstigend geweest voor het slachtoffer. Verdachte heeft samen met zijn mededader ook letsel toegebracht aan het slachtoffer. Uit het dossier blijkt dat de overval ook onder de andere aanwezigen op het feestje onrust teweeg heeft gebracht. De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij enkel voor zijn eigen financiële gewin dit zeer ernstige feit heeft gepleegd. Hij heeft na de beroving ook de gestolen pinpas gebruikt om goederen te kopen en later heeft hij dit nog meermaals geprobeerd. Verdachte heeft daarnaast een fiets geheeld en geprobeerd te verkopen. Deze heling is een zeer hinderlijk feit: het bevordert vermogenscriminaliteit: zonder heler, geen steler.
De psycholoog heeft geconcludeerd dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis in de vorm van een posttraumatische stressstoornis en een stoornis in het gebruik van alcohol en cannabis. Er is sprake van een ernstige verslaving aan deze middelen. Er zijn ook aanwijzingen dat de controle over zijn gedrag licht verminderd was ten tijde van het ten laste gelegde, indien bewezen. De psycholoog adviseert om verdachte klinisch te behandelen en eerst te starten met traumabehandeling en daarna te bezien welke behandeling er nog nodig is voor de verslavingsproblematiek. Volgens de psycholoog is het van belang dat deze traumabehandeling klinisch plaatsvindt. De behandeling kan veel bij verdachte teweeg brengen waardoor er een groot risico is op terugval in het gebruik van middelen. De reclassering heeft zich aangesloten bij deze conclusies en heeft eveneens een klinische behandeling geadviseerd, naast andere voorwaarden.
De rechtbank kan zich vinden in bovengenoemde conclusies en maakt die tot de hare. Uit de antwoorden van de IND op daarover gestelde vragen blijkt verder dat de verblijfsstatus van verdachte niet in de weg staat aan de klinische behandeling of de overige geadviseerde voorwaarden.
De rechtbank is van oordeel dat de feiten zo ernstig zijn dat enkel een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is. Een langdurige klinische behandeling, met aansluitend ambulante behandeling, is noodzakelijk om recidive te voorkomen.
De rechtbank komt tot een andere uitkomst dan de officier van justitie en heeft berekend dat verdachte in totaal 227 dagen in voorarrest heeft doorgebracht. Evenals de officier van justitie en de verdediging beoogt de rechtbank om de duur van het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf te laten duren tot 1 juli 2020, zodat verdachte die dag in de kliniek kan worden opgenomen. De rechtbank zal aan het voorwaardelijke strafdeel de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden. Het contactverbod wordt daarvan uitgezonderd, omdat daarvoor geen noodzaak bestaat. De rechtbank zal de duur van de klinische behandeling bepalen op maximaal één jaar.
7a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van de onder parketnummer 05/278672-19 bewezenverklaarde feiten. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.320,-.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht ten aanzien van de materiële schade gebruik te maken van haar schattingsbevoegdheid. Zij heeft verzocht de gevorderde proceskosten niet-ontvankelijk te verklaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat de schade niet is onderbouwd en heeft de rechtbank verzocht om de schade op een redelijk bedrag te schatten. De proceskosten moeten worden afgewezen; het zijn geen proceskosten, het is geen rechtstreekse schade en er is geen causaal verband.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het (onder parketnummer 05/278672-19) bewezenverklaarde handelen schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De rechtbank maakt bij de vaststelling van de schade gebruik van haar schattingsbevoegdheid. De rechtbank zoekt aansluiting bij de door de benadeelde partij opgegeven bedragen, met uitzondering van het opgevoerde bedrag voor de [merk 3] . De rechtbank neemt als richtsnoer de dagwaarde van de [merk 3] en schat die op € 200,-. De totale materiële schade wordt daarmee begroot op een bedrag van € 820,-. De vordering zal tot dit bedrag worden toegewezen en voor het overige worden afgewezen. De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 28 september 2019.
Aangever maakt onder de noemer “proceskosten” aanspraak op vergoeding van de reiskosten van familieleden die vanuit Israël naar Nederland zijn gekomen om hem te ondersteunen. Als proceskosten komen die kosten echter naar het oordeel van de rechtbank niet voor vergoeding in aanmerking en ook een aanvulling van de gestelde rechtsgrond biedt in dit geval geen soelaas. Hoewel de rechtbank zich kan voorstellen dat aangever immateriële schade heeft geleden, vallen de gestelde reiskosten niet als immateriële schade aan te merken. De benadeelde partij zal in deze vordering daarom niet-ontvankelijk verklaard worden. Die beslissing biedt hem de mogelijkheid de vordering desgewenst alsnog bij de burgerlijke rechter aan te brengen.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
7b. Beslissing op het voorwaardelijke verzoek
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om de medewerkers van het AZC die volgens het proces-verbaal van bevindingen op pagina’s 223 en 224 van het dossier door de politie zijn bevraagd, te mogen horen indien dit proces-verbaal van bevindingen wordt gebruikt voor het bewijs.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat het verzoek van de raadsman moet worden afgewezen. Het verzoek is te laat gedaan en het proces-verbaal is niet van doorslaggevende betekenis.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank overweegt dat het verzoek tot het horen van de medewerkers van het AZC onvoldoende is onderbouwd. De rechtbank is verder van oordeel dat het niet noodzakelijk is voor enige in deze strafzaak te nemen beslissing om de getuigen te horen. Ook is het proces-verbaal van bevindingen niet het enige of doorslaggevende bewijsmiddel. De rechtbank wijst daarom het verzoek van de verdediging om de getuigen te horen af.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 45, 47, 55, 57, 311, 312, 317 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder parketnummer 05/235198-19 onder 2 tenlastegelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
427 (vierhonderdzevenentwintig) dagen;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot 200 (tweehonderd) dagen,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden voor het einde van de proeftijd die op drie jaren wordt bepaald;
 de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
 de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde;
- zich uiterlijk binnen drie dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis (telefonisch) meldt bij Reclassering Tactus te Zwolle op het nummer 088 382 28 87. Hierna moet hij zich blijven melden, zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Hij dient zich te houden aan de afspraken en aanwijzingen van Reclassering Iriszorg, ook als dat inhoudt dat hij zijn medewerking moet verlenen aan de uitvoering van huisbezoeken, de methodiek 'Stap voor Stap' en/of urinecontroles;
- zich laat opnemen in Centrum voor Transculturele Psychiatrie Veldzicht te Balkbrug of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De duur van de opname is maximaal 1 (één) jaar, of zoveel korter als de reclassering in overleg met de zorginstelling noodzakelijk acht. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt betrokkene mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
- indien de reclassering het nodig acht, verblijft in een beschermd- of begeleidwonenvoorziening, of soortgelijke instelling, ter beoordeling van de reclassering. Hij dient daar te verblijven en zich te houden aan het (dag)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd zal onthouden van het gebruik van alcohol en drugs en ten behoeve van de naleving van dit verbod zal meewerken aan ademonderzoek of urineonderzoek, zolang en voor zover de reclassering dit noodzakelijk acht. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd;
 geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en tot het begeleiden van de veroordeelde ten behoeve daarvan (artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht);
- stelt als voorwaarde dat veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- stelt als voorwaarde dat veroordeelde medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, waaronder begrepen zijn de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;

heft ophet bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan die van de onvoorwaardelijk opgelegde straf, te weten
op 1 juli 2020 ten tijde van het transport naar de kliniek.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
 veroordeelt verdachte ten aanzien van parketnummer 05/278671-19 tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer 1], van een bedrag van
€ 820,- (achthonderdtwintig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 september 2019 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 verklaart
[slachtoffer 1] ten aanzien van de gevorderde proceskosten niet-ontvankelijkin zijn vordering;

wijst de vordering tot schadevergoeding van [slachtoffer 1] voor het overige af;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 1] , een bedrag
te betalen van € 820,- (achthonderdtwintig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 september 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 16 (zestien) dagen gijzeling zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.S.M. van Bergen (voorzitter), mr. A. Tegelaar en mr. S.H. Keijzer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. de Rooij en mr. S. Jansen, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 juni 2020.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [naam 13] van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummer 3] , gesloten op 9 februari 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 140; het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 144.
3.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 145.
4.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 144.
5.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 146.
6.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 146; het proces-verbaal van bevindingen, p. 140.
7.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 146.
8.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 152.
9.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 154; het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 156.
10.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , p. 169.
11.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 154; het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 156.
12.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 17 juni 2020.
13.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 174.
14.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 180.
15.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 182.
16.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 183.
17.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 107.
18.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 225.
19.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 223 en 224.
20.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 223.
21.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 224.
22.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [naam 14] , p. 48; het proces-verbaal van bevindingen, p. 223.
23.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 227.
24.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 232.
25.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 235.
26.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 239 en 243.
27.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [naam 13] van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummer 3] , gesloten op 9 februari 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
28.Het proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer 3] , p. 18; het proces-verbaal van aanhouding, p. 7; het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 26.
29.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , p. 15.
30.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 25.
31.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 25.