ECLI:NL:RBGEL:2020:3113

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 juni 2020
Publicatiedatum
25 juni 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 3204
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van arbeidsvermogen en toekenning Wajong-uitkering

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 26 juni 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een jongere met diverse psychische en ontwikkelingsstoornissen, en het UWV over de toekenning van een Wajong-uitkering. Eiser had een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, maar het UWV weigerde deze op basis van de beoordeling dat het ontbreken van arbeidsvermogen niet duurzaam was. Eiser had geen basale werknemersvaardigheden en was op dat moment onvoldoende in staat deze te ontwikkelen. De rechtbank heeft de processtukken en de rapporten van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige beoordeeld. Eiser had weliswaar geen arbeidsvermogen, maar de rechtbank oordeelde dat er geen reden was om te veronderstellen dat verbetering van zijn situatie uitgesloten was. De rechtbank benadrukte dat de beoordeling van het UWV in lijn was met de geldende richtlijnen en dat de persoonlijke omstandigheden van eiser niet als blokkade mochten worden gezien voor de ontwikkeling van arbeidsvermogen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat het UWV terecht had geoordeeld dat het ontbreken van arbeidsvermogen niet duurzaam was. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden bij de beoordeling van arbeidsvermogen en de toekenning van uitkeringen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: 19/3204

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 juni 2022

in de zaak tussen

[Eiser A] , te [plaats B] , eiser

(gemachtigde: mr. M.O. Wattilete),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringente Arnhem, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 2 november 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder geweigerd aan eiser een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) toe te kennen.
Bij besluit van 3 mei 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 februari 2020. Namens eiser is zijn gemachtigde verschenen, alsmede zijn moeder [plaats B] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Kooistra.

Overwegingen

1. Eiser, geboren op [C] 2000, heeft bij verweerder een aanvraag beoordeling arbeidsvermogen ingediend, met als doel om in aanmerking te komen voor een Wajonguitkering. Verweerder heeft een medisch en arbeidskundig onderzoek verricht. Aan het bestreden besluit ligt ten grondslag dat eiser geen arbeidsvermogen heeft, maar dat de verwachting is dat hij dit in de toekomst wel heeft.
2. Op grond van artikel 1a:1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wajong 2015 is jonggehandicapte de ingezetene die op de dag waarop hij achttien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft. Op grond van het vierde lid wordt onder duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben de situatie verstaan waarin de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet kunnen ontwikkelen. Op grond van het zesde lid wordt de beoordeling van de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en voor zover nodig een arbeidskundig onderzoek.
3. Op grond van artikel 1a, aanhef en eerste lid, van het Schattingsbesluit, voor zover hier van belang, heeft de betrokkene geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie als bedoeld in de artikelen 1a:1, eerste lid, van de Wajong 2015, indien hij:
a. geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie;
b. niet over basale werknemersvaardigheden beschikt;
c. niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur; of
d. niet ten minste vier uur per dag belastbaar is, tenzij hij ten minste twee uur per dag belastbaar is en in staat is per uur ten minste een bedrag te verdienen dat gelijk is aan het minimumloon per uur.
Op grond van het derde lid kunnen bij ministeriële regeling met betrekking tot het eerste lid nadere regels worden gesteld.
4. Voor het recht op uitkering op grond van de Wajong 2015 moet verweerder dus beoordelen of eiser aan (ten minste) een van de vier in het eerste lid van artikel 1a van het Schattingsbesluit genoemde voorwaarden voldoet. Is dat het geval, dan moet verweerder beoordelen of deze situatie duurzaam is als bedoeld in artikel 1a:1, vierde lid, van de Wajong 2015. Nadere regels als bedoeld in artikel 1a, derde lid, van het Schattingsbesluit – ter beoordeling van de vraag of de betrokkene aan een van de vier in het eerste lid genoemde voorwaarden voldoet – zijn niet gesteld. Volgens de nota van toelichting bij het Besluit van
8 oktober 2014 (p. 5 e.v.) staat de term ‘mogelijkheden tot arbeidsparticipatie’ gelijk aan het begrip ‘arbeidsvermogen’. Arbeidsvermogen is het vermogen van een individu om doelgerichte handelingen in een arbeidsorganisatie te verrichten die resulteren in producten of diensten die een economische waarde hebben, waarmee wordt bedoeld dat een werkgever bereid is loon te betalen voor een verrichte taak. Verder blijkt uit de nota van toelichting bij het Besluit van 8 oktober 2014 dat het duurzaam niet hebben van mogelijkheden tot arbeidsparticipatie betekent dat de mogelijkheden noch door medisch herstel noch door training (bijvoorbeeld scholing) kunnen verbeteren.
5. Verweerder heeft ten behoeve van de beoordeling van het arbeidsvermogen de methode sociaal-medische beoordeling van arbeidsvermogen (SMBA) ontwikkeld, waarmee het arbeidsvermogen van de betrokkene kan worden geanalyseerd. Bij deze beoordeling staat centraal de ‘International Classification of Functioning, Disability and Health’ (ICF). De ICF biedt een denkmodel en een terminologie die kunnen helpen de betrokkene in beeld te brengen en de eventuele problemen te beschrijven die de betrokkenen ervaren in hun functioneren. Als kennis- en beoordelingsondersteunend instrument maakt het Uwv daarbij gebruik van het Methode Ondersteunend Instrument (MOI). Het MOI bevat veel voorkomende relaties tussen activiteiten en participatie waarmee mogelijke knelpunten in werk en werkomgeving zichtbaar kunnen worden gemaakt.
6. Voor het toepassen van de methode SMBA heeft verweerder het ‘Compendium Participatiewet’ (Compendium) vastgesteld. Volgens het voorwoord betreft het Compendium een werkinstructie of naslagwerk en is het primair geschreven voor de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige die de sociaal-medische beoordelingen doen voor de Participatiewet. In het Compendium is de toelichting op de vier voorwaarden en de wijze waarop het Uwv deze voorwaarden toetst in aparte hoofdstukken uitgewerkt. In Bijlage 1 van het Compendium wordt het begrip duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen behandeld en is een beoordelingskader opgenomen. Het doel van het beoordelingskader is het geven van criteria voor het beoordelen van de duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen ten behoeve van beoordelingen voor de Wajong 2015. Volgens de inleiding is het beoordelingskader een hulpmiddel voor de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige om te kunnen bepalen of er al dan niet sprake is van het duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen.
7. Bij de vraag naar de duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen gaat het om de toekomstige mogelijkheden tot arbeidsparticipatie. De verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige moeten een inschatting maken over hoe de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich bij de betrokkene kunnen ontwikkelen. Dit brengt voor een zorgvuldige besluitvorming mee dat de inschatting van de verzekeringsarts en/of de arbeidsdeskundige van de ontwikkeling van de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie moet berusten op een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden die bij de betrokkene aan de orde zijn, voor zover die feiten en omstandigheden betrekking hebben op de situatie van de betrokkene op de datum in geding. In het geval de inschatting van de mogelijkheden tot ontwikkeling berust op een (ingezette) medische behandeling, is een onderbouwing vereist die ziet op het mogelijke resultaat daarvan voor de betrokkene. Als de betrokkene bezwaar maakt tegen het oordeel dat geen sprake is van duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen, zullen de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep, rekening houdend met alle medische en arbeidskundige gegevens die in de bezwaarfase voorhanden zijn, voor zover deze betrekking hebben op de datum in geding, beoordelen of de inschatting van het niet duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen gehandhaafd moet blijven. [1]
8. In dit geval is niet in geschil dat eiser op datum in geding geen arbeidsvermogen heeft. In geschil is enkel of het ontbreken van arbeidsvermogen duurzaam is.
9. Vast staat dat eiser lijdt aan Gilles de la Tourette. Daarnaast is bij eiser een pervasieve ontwikkelingsstoornis NAO (PDD NOS) en een Taalontwikkelingsstoornis (TOS) met dyslexie vastgesteld. Eiser is het vertrouwen in het schoolsysteem en de hulpverlening verloren. Ten tijde van de beoordeling waren de voornaamste klachten sterk terugtrekgedrag, zeer sterke stressgevoeligheid en een omgekeerd dag-nachtritme. Daarnaast heeft eiser een forse taalachterstand. Eiser wordt voor zijn klachten op dit moment niet behandeld.
10. Verweerder heeft beoordeeld of eiser aan de vier in het eerste lid van artikel 1a van het Schattingsbesluit genoemde voorwaarden voldoet. Verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in haar rapport van 12 maart 2019 vastgesteld dat eiser strikt medisch gezien in staat is om vier uur per dag te werken (eiser heeft psychische problemen en taalachterstand, maar geen hartfalen of andere energetische beperkingen en is ook voltijds naar school gegaan). Ook is eiser strikt medisch gezien in staat om een uur achter elkaar te werken (eiser gamet meer dan een uur achter elkaar, maar zijn intelligentie is ook dusdanig, dat hij zich makkelijk een uur zou moeten kunnen concentreren.
Eiser heeft echter geen basale werknemersvaardigheden en is op dit moment onvoldoende in staat deze vaardigheden te ontwikkelen (eiser komt niet naar school, hij komt niet naar het spreekuur en hij gaat niet naar de hulpverlener). Volgens arbeidsdeskundige bezwaar en beroep J. Schuurman is eiser op dit moment niet in staat een taak uit te voeren in een arbeidsorganisatie. Echter, op het moment dat eiser beschikt over basale werknemersvaardigheden, is de verwachting volgens Schuurman dat eiser op termijn wel een taak kan uitvoeren, indien rekening wordt gehouden met de context waarbinnen hij kan functioneren en zijn intrinsieke belangstelling.
Eiser voldoet aldus aan de voorwaarden c en d, en de verwachting is dat eiser – op termijn – eveneens aan de voorwaarden a en b zal voldoen.
11. De inschatting van verweerder van de mogelijkheden tot verdere ontwikkeling van arbeidsparticipatie berust op de vaststelling dat eiser in de periodes op school adequaat heeft kunnen inspelen op zijn beperkingen en daarmee heeft laten zien met inachtneming van deze beperkingen te kunnen functioneren. Hulp en begeleiding gericht op onderliggende klachten van depressie, vermijding en missen van vertrouwen is van essentieel belang om tot deze verdere ontwikkeling te komen.
Verzekeringsarts bezwaar en beroep Klompjan heeft in haar rapport van 12 maart 2019 het volgende geschreven. Verbetering is te bereiken, onder andere door begeleiding van centra als Parnassia. Op de website staat: autisme is niet te genezen. Men kan er alleen mee leren omgaan. Naarmate het kind ouder wordt treedt meestal enige verbetering op. De extreme gevoeligheid voor prikkels neemt af. Er zijn individuele behandelingen (psycho educatie), er is praktische begeleiding (werk/studie/huisvesting/dagbesteding). Er is bijvoorbeeld een communicatievaardigheden groep, maar ook een zelfbeeld groep, of de jong volwassenen groep (mannen van 18 tot 25 jaar). Informatie is verder te vinden bij de Nederlandse Vereniging voor Autisme. Bij de Wajong 2015 moet het UWV nagaan of verbetering uitgesloten is bij de diagnose PDD NOS (bij een IQ van 98). En dat is niet het geval.
12. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
Eiser heeft geen medische informatie overgelegd en uit de stukken blijkt niet dat eiser thans een behandeling ondergaat. Een inschatting van de mogelijkheden tot ontwikkeling op een ingezette medische behandeling, waarvoor een onderbouwing is vereist die ziet op het mogelijke resultaat daarvan voor eiser, is in dit geval dan ook niet aan de orde.
Verweerder heeft, conform het Compendium, stapsgewijs beoordeeld of eiser aan de vier in het eerste lid van artikel 1a van het Schattingsbesluit genoemde voorwaarden voldoet.
Uit de toelichting op het in het Compendium opgenomen beoordelingskader voor het beoordelen van de duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen ten behoeve van beoordelingen voor de Wajong 2015 ontleent de rechtbank dat, als van de persoonlijke omstandigheden of de persoonlijkheid van cliënt een blokkerende werking uitgaat bij de ontwikkeling van arbeidsvermogen, hiermee bij de weging geen rekening wordt gehouden. De opmerking van Klompjan dat niet moet worden uitgegaan van het huidige gedrag van eiser acht de rechtbank in overeenstemming met deze toelichting.
Volgens eiser dient hem onder meer op grond van de bij hem vastgestelde TOS Wajong te worden toegekend. Uit de door eiser ingebrachte informatie met betrekking tot de TOS, leidt de rechtbank echter niet af dat eiser niet leerbaar is. Eisers lerares in 2017, G. Bagcivan-Hofmans, schrijft in een bericht van 11 februari 2020 dat zij eiser kent als een intelligente en goed leerbare jongen, mits de juiste omstandigheden geschept kunnen worden. Eiser zou volgens haar de rust moeten krijgen om te klimmen, en een Wajong-uitkering zou hem daarbij kunnen helpen.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder, aan de hand van de gegeven voorbeelden van mogelijke begeleiding, en rekening houdend met de individuele medische omstandigheden van eiser, voldoende heeft onderbouwd dat er geen reden is om te veronderstellen dat verbetering zo gering is dat dit op voorhand is uitgesloten. De rechtbank heeft hierbij mede betrokken dat de beoordeling door verweerder in lijn is met het Compendium, waarin is opgenomen dat door de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige
nietbeargumenteerd hoeft te worden dat cliënt wél arbeidsvermogen kan ontwikkelen om van toekenning van de Wajong 2015 af te kunnen zien. Dat eiser gebaat is bij rust is weliswaar begrijpelijk, maar Klompjan heeft in dit verband terecht overwogen dat niet uitgegaan dient te worden van alle teleurstellende ervaringen op de scholen, of van de wijkcoach en de hulpverleners tot nu toe.
Verweerder heeft zich dan ook terecht op het standpunt kunnen stellen dat het ontbreken van arbeidsvermogen niet duurzaam is.
13. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.C.E. Marechal, rechter, in tegenwoordigheid van
J. de Graaf, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 26 juni 2022
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.CRvB 5 april 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1018.