ECLI:NL:RBGEL:2020:3062
Rechtbank Gelderland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van ontucht en seksueel corrumperen van kinderen na onvoldoende bewijs
In de zaak voor de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, is op 23 juni 2020 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van ontucht en het seksueel corrumperen van kinderen. De tenlastelegging omvatte onder andere het betasten van de billen en benen van een minderjarig meisje, alsook het aanzetten van twee meisjes tot het getuige zijn van seksuele handelingen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van zes maanden en terbeschikkingstelling met dwangverpleging. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte de feiten had gepleegd.
De rechtbank heeft de aangiftes van de slachtoffers en de verklaringen van de verdachte zorgvuldig gewogen. De meisjes hadden op 8 februari 2020 een man gezien die hen vroeg te helpen bij het zoeken naar een 'kwijt poesje', terwijl hij zijn geslachtsdeel toonde. De rechtbank concludeerde dat, hoewel de verdachte in beeld was gekomen door een modus operandi die overeenkwam met eerdere zaken, er onvoldoende bewijs was om te stellen dat hij de man was die de meisjes had aangesproken. De beschrijvingen van de meisjes waren te algemeen en de kleding die de verdachte droeg week af van wat de meisjes hadden beschreven.
Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat er niet wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte de ten laste gelegde feiten had gepleegd, en sprak hem vrij. De benadeelde partij, vertegenwoordigd door haar vader, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken van de aan hem ten laste gelegde feiten.