ECLI:NL:RBGEL:2020:3060

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 juni 2020
Publicatiedatum
23 juni 2020
Zaaknummer
7905715
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid en aansprakelijkheid van de bestuurder van een vennootschap in het kader van een huurovereenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 24 juni 2020 uitspraak gedaan in een verzetprocedure tussen [eiser in verzet], vertegenwoordigd door mr. M. Harten, en Exploitatiemaatschappij Gelredome B.V., vertegenwoordigd door mr. S.J. van Susante. De zaak betreft een huurovereenkomst tussen Gelredome en Heroesdome BV, waarbij [eiser in verzet] als bestuurder van Heroesdome BV aansprakelijk werd gesteld voor de niet-nakoming van de betalingsverplichtingen. Gelredome vorderde betaling van € 86.250,- vermeerderd met rente en kosten, terwijl [eiser in verzet] betwistte dat hij aansprakelijk was, onder andere omdat de algemene voorwaarden geen deel uitmaakten van de overeenkomst en hij geen contractspartij was.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de kantonrechter bevoegd is om van de vordering kennis te nemen, ondanks de betwisting van [eiser in verzet]. De rechtbank oordeelde dat de bekrachtiging van de rechtshandeling door Heroesdome BV niet kan worden ontkend, aangezien Gelredome aanvankelijk alleen Heroesdome BV aansprakelijk hield. De rechtbank concludeerde dat [eiser in verzet] hoofdelijk aansprakelijk is op grond van artikel 2:203 lid 3 BW, omdat hij wist of kon weten dat Heroesdome BV haar verplichtingen niet zou kunnen nakomen, gezien het faillissement van de vennootschap binnen een jaar na oprichting.

De rechtbank verwierp de argumenten van [eiser in verzet] en oordeelde dat hij niet had aangetoond dat hij erop mocht vertrouwen dat Heroesdome BV over voldoende middelen beschikte om de huursom te betalen. De vordering van Gelredome werd toegewezen, en [eiser in verzet] werd veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 7905715 \ CV EXPL 19-8421 \ 42693 \ 34124
uitspraak van
vonnis in verzet
in de zaak van
[eiser in verzet]
wonende te [woonplaats]
eisende partij in verzet
gemachtigde mr. M. Harten
tegen
de besloten vennootschap
Exploitatiemaatschappij Gelredome B.V.
gevestigd te Tiel
gedaagde partij in verzet
gemachtigde mr. S.J. van Susante
Partijen worden hierna [eiser in verzet] en Gelredome genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het procesverloop tot op heden blijkt uit:
-de oorspronkelijke dagvaarding van Gelredome van 21 december 2018 met producties;
-het verstekvonnis van 8 mei 2019;
-de dagvaarding in oppositie van [eiser in verzet] van 17 juni 2019;
-de conclusie van antwoord in incident tevens conclusie van antwoord in oppositie van Gelredome van 11 september 2019;
-het tussenvonnis van 23 oktober 2019, waarin onder meer is bepaald dat [eiser in verzet] in de gelegenheid werd gesteld op de rol van 20 november 2019 een conclusie van repliek in oppositie te nemen en waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
-op de rol van 20 november 2019 is de conclusie van repliek in oppositie door Boermsa niet genomen;
-mondelinge behandeling is bepaald op 19 maart 2020.
1.2.
Die mondelinge behandeling is door corona verplaatst en heeft op 27 mei 2020 plaatsgevonden door middel van skype. [eiser in verzet] is verschenen, bijgestaan door mr. Harten. Gelredome is verschenen vertegenwoordigd door de heer [naam 1] en de heer [naam 2], bijgestaan door mr. van Susante.
1.3.
Ten slotte is de datum van het vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Gelredome verhuurt een multifunctioneel evenementencomplex in Arnhem aan derden.
2.2.
[eiser in verzet] is - sinds de oprichting van die vennootschap op 10 april 2018 - bestuurder en aandeelhouder van Heroesdome BV. Vóór de oprichting trad [eiser in verzet] op voor Heroesdome BV in oprichting.
2.3.
In december 2017 zijn Gelredome en Heroesdome BV in oprichting een huurovereenkomst aangegaan op grond waarvan Heroesdome BV in oprichting in de periode van 31 mei 2018 tot en met 4 juni 2018 voor een evenement het gebruik van een gedeelte van het Gelredome heeft verkregen.
2.4.
In de huurovereenkomst is onder meer bepaald dat de huursom € 81.000,- bedraagt (artikel 2.1). In artikel 2.6 is bepaald:
“Wij vragen een aanbetaling van € 32.400,- (40% van de huursom) uiterlijk op 15 februari 2018. De tweede termijn, te weten € 48.600,- verzoeken wij te voldoen voor vrijdag 25 mei 2018.”
2.5.
Op 15 februari 2018 is niet betaald, waarna deze termijn werd verschoven naar 15 maart 2018. Voor of op deze datum werd evenmin betaald.
2.6.
Op 10 april 2018 werd Heroesdome BV opgericht.
2.7.
Na overleg en correspondentie over het uitblijven van betaling verstuurde Gelredome op 24 april 2018 een aangetekende brief waarin Heroesdome BV in gebreke werd gesteld en werd gesommeerd om tot betaling over te gaan.
2.8.
Na verdere correspondentie tussen [eiser in verzet] en Gelredome verstuurde [eiser in verzet] namens Heroesdome BV op 4 mei 2018 een brief waarin aan Gelredome werd medegedeeld dat het evenement naar een andere locatie wordt verhuisd en op een later tijdstip zal worden gehouden.
2.9.
Per brief van 9 mei 2018 van Gelredome aan Heroesdome BV werd verzocht om een bedrag van € 95.775,- en € 14.490,- te voldoen, bestaande uit 125% van de huursom op grond van artikel 22 van de algemene voorwaarden en een contractuele boete en buitengerechtelijke kosten op grond van artikel 7 van de algemene voorwaarden.
2.10.
Op 14 mei 2018 ontving Gelredome de brief van Heroesdome BV van 7 mei 2018 waarbij een factuur is gevoegd ten bedrage van € 253.565,31 als gevolg van schade door Heroesdome BV geleden in verband met het gedwongen uitwijken naar een andere locatie.
2.11.
Op 13 juni 2018 is een verstekvonnis gewezen tegen Heroesdome BV, waarin Heroesdome BV is veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 86.250,00 aan hoofdsom.
2.12.
Op 13 november 2018 is het faillissement van Heroesdome BV uitgesproken.
2.13.
Per brief van 23 november 2018 van Gelredome is [eiser in verzet] als oprichter en bestuurder van Heroesdome BV aansprakelijk gesteld voor de schuld van Heroesdome BV aan Gelredome.

3.De (oorspronkelijke) vordering en het verweer / verzet

3.1.
Gelredome vorderde in de oorspronkelijke dagvaarding dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [eiser in verzet] zal worden veroordeeld:
- tot betaling van € 86.250,- vermeerderd met contractuele rente van 2% per maand, althans wettelijke handelsrente, althans wettelijke rente, vanaf 15 mei 2018;
- in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente, en in de nakosten.
3.2.
Aan de vordering legt Gelredome nakoming van de huurovereenkomst ten grondslag. Volgens Gelredome handelde [eiser in verzet] namens de op te richten vennootschap zodat hij op grond van artikel 2:203 lid 2 BW hoofdelijk verbonden is aan de huurovereenkomst. Bekrachtiging van de rechtshandeling heeft volgens Gelredome niet plaatsgevonden. Subsidiair, voor zover wel zou zijn bekrachtigd, is [eiser in verzet] aansprakelijk voor de schade van Gelredome op grond van artikel 2:203 lid 3 BW. De bekrachtigde rechtshandeling is niet nagekomen en [eiser in verzet] wist dat niet zou worden nagekomen en Gelredome heeft daardoor schade geleden. Meer subsidiair legt Gelredome bestuurdersaansprakelijkheid ten grondslag aan haar vordering.
3.3.
Bij verstekvonnis van 8 mei 2019 is de vordering van Gelredome toegewezen. [eiser in verzet] is hiertegen in verzet gekomen. Hij betoogt in de eerste plaats dat de kantonrechter onbevoegd is en voorts dat de dagvaarding nietig is. Verder betwist hij aansprakelijkheid nu de algemene voorwaarden geen deel uitmaken van de overeenkomst, [eiser in verzet] geen contractspartij is en Heroesdome BV de rechtshandeling wel heeft bekrachtigd. Gelredome heeft niet onderbouwd dat zij schade zou hebben geleden. Verder is het in strijd met de redelijkheid en billijkheid dat Gelredome een vordering instelt, terwijl het niet doorgaan van het festival te wijten is aan een ten laste van Gelredome gelegd derdenbeslag. Gelredome zelf is toerekenbaar tekort geschoten en [eiser in verzet] heeft in dat kader een factuur aan Gelredome verzonden en beroept zich tenslotte op verrekening.

4.De beoordeling

Bevoegdheid en nietigheid dagvaarding
4.1.
Volgens [eiser in verzet] is de kantonrechter onbevoegd omdat de rechtshandeling wel is bekrachtigd door Heroesdome BV (artikel 2:203 lid 2 BW), zodat slechts nog ter beoordeling voorligt of [eiser in verzet] aansprakelijk is voor beweerdelijke schade van Gelredome op grond van artikel 2:203 lid 3 BW. In dat laatste geval is de huurovereenkomst niet de grondslag voor de vordering maar aansprakelijkheid voor schade uit hoofde van dat artikellid.
4.2.
[eiser in verzet] wordt hierin niet gevolgd. De primaire vordering van Gelredome is een zaak betreffende een huurovereenkomst, zoals bepaald in artikel 93 sub c Rv. Dit maakt dat de kantonrechter bevoegd is om van deze vordering kennis te nemen. Dat sprake is van verschillende grondslagen voor het primair en subsidiair gevorderde, neemt het bestaan van samenhang die zich verzet tegen afzonderlijke behandeling (als bepaald in artikel 94 lid 2 Rv) niet weg. Aan de vorderingen ligt immers eenzelfde feitencomplex ten grondslag. Van samenhang is sprake indien tussen de vorderingen op enigerlei wijze verwantschap bestaat, welke zodanig is dat gezamenlijke behandeling van de vorderingen door één rechter vanuit proceseconomisch oogpunt gewenst is. [eiser in verzet] heeft het bestaan van samenhang niet betwist. Hij heeft desgevraagd enkel aangevoerd dat hij wenst dat de zaak wordt verwezen naar de civiele kamer zodat hij meer tijd heeft om bewijsstukken te verzamelen. Dit levert, los van de geschetste samenhang, evenwel geen zwaarwegend belang op voor verwijzing. Nu ook niet is gebleken van een ander belang van [eiser in verzet] bij verwijzing, is de kantonrechter van oordeel dat een gezamenlijke behandeling van de vorderingen van Gelredome gerechtvaardigd is.
4.3.
Dat de dagvaarding nietig zou zijn is gemotiveerd en op goede gronden bestreden door Gelredome, waarna [eiser in verzet] op dit punt niet meer heeft gereageerd. Dit verweer faalt.
Artikel 2:203 lid 2 – bekrachtiging
4.4.
[eiser in verzet] betoogt dat Heroesdome BV de rechtshandeling heeft bekrachtigd. Ook werpt hij op dat Gelredome daar kennelijk ook vanuit is gegaan aangezien zij eerst Heroesdome BV heeft gedagvaard. Gelredome heeft daarover in de oorspronkelijke dagvaarding het volgende opgemerkt onder punt 35:
Gelredome gaat er (inmiddels) van uit dat die bekrachtiging niet heeft plaatsgevonden.
4.5.
Dit roept als eerste de vraag op of aan Gelredome nog het recht toekomt om zich nu in deze procedure te beroepen op het ontbreken van een bekrachtiging. Vast staat dat Gelredome in 2018 alleen Heroesdome BV aansprakelijk hield voor de niet betaalde huursom en niet tevens [eiser in verzet]. De procedure in 2018, die heeft geresulteerd in het veroordelend verstekvonnis van 13 juni 2018, is gevoerd tegen (alleen) Heroesdome BV. Dit in combinatie met het door Gelredome gebruikte woord ‘inmiddels’ maakt duidelijk dat Gelredome er tot eind 2018 van uitging dat er slechts voor Heroesdome BV (en niet [eiser in verzet]) verplichtingen - als bedoeld artikel 2:203 lid 1 BW - zijn ontstaan door het aangaan van de huurovereenkomst. Dit is ook in lijn met het gegeven dat correspondentie over achterstallige huurbetaling telkens uitsluitend is gevoerd met Heroesdome BV. Gelredome ging dus zelf uit van een bekrachtigde rechtshandeling, zodat haar nu niet meer een beroep toekomt op het ontbreken van diezelfde bekrachtiging op grond van lid 2 van artikel 2:203 BW. Op die grond kan de vordering dus niet worden toegewezen.
Artikel 2:203 lid 3 – oprichtersaansprakelijkheid
4.6.
Subsidiair grondt Gelredome haar vordering op oprichtersaansprakelijkheid omdat [eiser in verzet] wist of kon weten dat Heroesdome BV haar verplichtingen niet zou kunnen nakomen. Die wetenschap wordt volgens Gelredome vermoed aanwezig te zijn omdat Heroesdome BV binnen een jaar na haar oprichting failliet is verklaard. [eiser in verzet] stelt hier tegenover dat hij die wetenschap niet had. Dat de kaartverkoop voor het evenement dat Heroesdome BV organiseerde tegenviel was toen een toekomstige gebeurtenis, die niet was te voorzien. Ook is de tegenvallende kaartverkoop van het door Heroesdome BV te organiseren evenement deels te wijten aan Gelredome zelf. Volgens [eiser in verzet] was publiekelijk bekend dat er beslag was gelegd ten laste van Gelredome en dat heeft tot gevolg gehad dat er onvoldoende kaarten werden verkocht voor het door Heroesdome BV te organiseren evenement in Gelredome.
4.7.
Krachtens artikel 2:203 lid 3 BW is [eiser in verzet] hoofdelijk aansprakelijk voor de door Gelredome geleden schade als gevolg van de niet-nakoming door Heroesdome BV van haar betalingsverplichtingen, indien [eiser in verzet] wist of redelijkerwijs kon weten dat Heroesdome BV die verplichtingen niet zou kunnen nakomen. Van belang is wat [eiser in verzet] wist of kon weten op het moment dat hij de huurovereenkomst met Gelredome is aangegaan namens Heroesdome BV. Nu Heroesdome BV binnen een jaar na haar oprichting failliet is verklaard wordt krachtens genoemd artikellid tweede zin, de wetenschap dat Heroesdome BV haar verplichtingen niet zou kunnen nakomen, bij [eiser in verzet] vermoed aanwezig te zijn. [eiser in verzet] is daarom persoonlijk aansprakelijk voor de schade tenzij hij het vermoeden kan weerleggen dat hij ten tijde van het aangaan van de huurovereenkomst wist of redelijkerwijs kon weten dat Heroesdome BV haar verplichtingen niet zou kunnen nakomen. [eiser in verzet] moet de feiten en omstandigheden stellen waaruit kan volgen dat hij redelijkerwijs er op mocht vertrouwen dat Heroesdome BV over voldoende middelen zou beschikken om de huursom te betalen. (Zie ook Gerechtshof Amsterdam 6 oktober 2005, JOR 2005/293). Aan die stelplicht heeft [eiser in verzet] niet voldaan. Hij heeft in de eerste plaats tevergeefs verklaard dat de kaartverkoop is tegengevallen en dat hij dat niet van tevoren kon weten. Dat hij te kampen heeft gehad met een zakelijke tegenvaller, een normaal risico in het zakenverkeer, duidt er immers niet op dat hij er op mocht vertrouwen dat Heroesdome BV de huurovereenkomst zou kunnen nakomen. [eiser in verzet] heeft bijvoorbeeld niet gesteld dat Heroesdome BV beschikte over kapitaal om de aanzienlijke huursom van in totaal € 81.000,- van Gelredome (voor) te financieren. Ook het argument betreffende een ten laste van Gelredome gelegde beslag is niet aan te merken als een feit waaruit volgt dat [eiser in verzet] er op mocht vertrouwen dat Heroesdome BV de huursom zou kunnen betalen. Gelredome heeft bovendien hierover onweersproken gesteld dat dat beslag niet ten laste van haar was gelegd, nu zij niet de eigenaresse is van Gelredome, maar de exploitatiemaatschappij. Verder heeft Gelredome met succes aangetoond dat [eiser in verzet] dit argument pas in mei 2018 voor het eerst is gaan voeren nadat Heroesdome BV per brief van 1 mei 2018 was aangemaand tot betaling. Dat betrof een wending aan de kant van [eiser in verzet] ten opzichte van zijn eigen eerdere analyse van de tegenvallende kaartverkoop, zoals verwoord in zijn email van 23 maart 2018 aan Gelredome. In die e-mail staat in de kern dat de tegenvallende kaartverkoop komt door problemen met Paylogic en het kwijtraken van een sponsor. Deze chronologie onderstreept dat [eiser in verzet] een gelegenheidsargument heeft aangedragen, dat verder ook onvoldoende is onderbouwd. Daarbij is tenslotte nog van belang dat Gelredome, eveneens onweersproken, heeft gesteld dat het bedoelde beslag niet in de weg stond aan het doorgang hebben van de huurovereenkomst en dat dat alleen al blijkt uit het gegeven dat andere evenementen rondom de afgesproken periode in Gelredome zonder enige hinder hebben plaatsgevonden.
4.8.
De door [eiser in verzet] genoemde feiten en omstandigheden kunnen niet leiden tot de gevolgtrekking dat hij er redelijkerwijs op mocht vertrouwen dat Heroesdome BV over voldoende middelen zou beschikken om de huursom te betalen. Voorts ontbreekt een ter zake dienend bewijsaanbod. Dit betekent dat [eiser in verzet] niet wordt toegelaten tot het leveren van bewijs.
4.9.
[eiser in verzet] is persoonlijk aansprakelijk voor de schade. Over de schade heeft [eiser in verzet] aangevoerd dat Gelredome dat niet heeft onderbouwd. Volgens [eiser in verzet] is de gevorderde schade van € 86.250,- feitelijk niet geleden en is het oorzakelijk verband niet onderbouwd. Gelredome heeft dit bestreden. Zij heeft over de schade nader gesteld dat deze bestaat uit huurderving van de niet betaalde huursom van € 81.000,-. Gelredome heeft de beschikbare ruimte niet aan een derde partij kunnen verhuren. Daarnaast zijn er kosten gemaakt om het evenement op de agenda te plaatsen en is er sprake van een misgelopen winstmarge. [eiser in verzet] is hier niet nader op ingegaan. Daardoor heeft [eiser in verzet] de gestelde schade onvoldoende weersproken.
Verder
4.10.
Als [eiser in verzet] nog een beroep zou hebben willen doen op eigen schuld (artikel 6:101 BW) en of strijd met de redelijkheid en billijkheid als gevolg van het beslag faalt dit, op dezelfde gronden als hierboven onder 4.7. is verwoord.
4.11.
Tenslotte wordt ook het verrekeningsverweer van [eiser in verzet] verworpen. Afgezien van het gebrek aan deugdelijke onderbouwing verwijst [eiser in verzet] naar de door hem verstuurde factuur, terwijl dit een factuur is van Heroesdome BV en niet van [eiser in verzet]. Er is dus niet voldaan aan artikel 6:127 lid 3 BW.
Slotsom
4.12.
De slotsom van bovenstaande is dat het verzet / verweer van [eiser in verzet] faalt. [eiser in verzet] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
verklaart het verzet ongegrond;
5.2.
veroordeelt [eiser in verzet] in de kosten van deze verzetprocedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Gelredome begroot op € 1.442,00 aan salaris voor de gemachtigde, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening tot aan de dag der algehele voldoening, en € 120,- aan kosten die na dit vonnis zullen ontstaan, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
5.3.
verklaart dit vonnis voor zover het de veroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.E. Sijsma en in het openbaar uitgesproken door mr. J.A. Verspui in tegenwoordigheid van de griffier op