ECLI:NL:RBGEL:2020:2995

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 juni 2020
Publicatiedatum
18 juni 2020
Zaaknummer
05.259793.19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor misbruik stiefdochter en bezit kinderporno – geen schending art. 5 en 6 EVRM vanwege coronamaatregelen – toewijzing vordering benadeelde partij

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 16 juni 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van seksueel misbruik van zijn stiefdochter en het in bezit hebben van kinderporno. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich gedurende een periode van twee jaar schuldig heeft gemaakt aan seksueel misbruik van zijn stiefdochter, die op dat moment tussen de 12 en 14 jaar oud was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van de kwetsbaarheid van het slachtoffer, dat aan zijn zorg was toevertrouwd. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als gedetailleerd en geloofwaardig beoordeeld, en heeft vastgesteld dat de verdachte meermalen ontuchtige handelingen heeft gepleegd, waaronder het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer.

Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de verdachte gedurende een periode van meer dan zes jaar een grote hoeveelheid kinderporno in zijn bezit had. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte hiermee een gewoonte van dit misdrijf heeft gemaakt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden, waaronder een locatieverbod voor de plaats Epe. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, het slachtoffer, toegewezen en een schadevergoeding van € 7.500,- toegekend, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen sprake was van schending van de artikelen 5 en 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) in verband met de coronamaatregelen, aangezien de verdachte voldoende gelegenheid heeft gehad om zijn standpunt in te nemen tijdens de rechtszittingen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/259793-19
Datum uitspraak : 16 juni 2020
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1968 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] ,
op dit moment gedetineerd in de [detentieadres] ,
raadsman: mr. E.M. Steller, advocaat te Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
11 februari 2020 en 2 juni 2020.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 november 2011 tot en met 20 november 2012 te Epe, althans in Nederland,
met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] ,
die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
te weten
- het brengen van zijn tong tussen de schaamlippen en/of in de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het brengen van één of meer van zijn vingers in de vagina en/of tussen de schaamlippen van
die [slachtoffer] en/of
- het betasten van de borsten en/of de billen van die [slachtoffer] en/of
- het (met kleding aan) met zijn geslachtsdeel schuren over de billen en/of vagina van die
[slachtoffer] ;
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 november 2012 tot en met 21 november 2014 te Epe, althans in Nederland,
met naam [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] ,
die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit
het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
te weten
- het brengen van zijn tong tussen de schaamlippen en/of in de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het brengen van één of meer van zijn vingers in de vagina en/of tussen de schaamlippen van
die [slachtoffer] en/of
- het betasten van de borsten en/of de billen van die [slachtoffer] en/of
- het (met kleding aan) met zijn geslachtsdeel schuren over de billen en/of vagina van die
[slachtoffer] ;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 26 juni 2019 te Epe, althans in Nederland,
meermalen, althans eenmaal (telkens) (een) (groot) aantal afbeelding(en), te weten (een) (aantal) foto(’s) en/of video(’s) en/of film(s) – en/of (een of meer) gegevensdrager(s) bevattende (een) afbeelding(en), te weten
een telefoon (merk [merk] ) en/of
een computer ( [merk] ) en/of
een SD-kaart [merk] ) en/of
een harde schijf ( [merk] ) en/of
een harde schijf [merk] )
heeft
verspreid en/of
verworven en/of
in bezit gehad en/of
zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een
communicatiedienst de toegang heeft verschaft
terwijl op die afbeelding(en) (een) seksuele gedraging(en) zichtbaar is/zijn, waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of
schijnbaar was betrokken,
welke voornoemde seksuele gedragingen – zakelijk weergegeven - bestonden uit (onder meer):
het oraal en/of vaginaal en/of anaal penetreren met de penis en/of (een) voorwerp(en) van het
lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt
(bestandsna(a)m(en):
[naam 2] - foto 1 in toonmap
[naam 2] - foto 2 in toonmap
[naam 2] - foto 3 in toonmap
[naam 2] - foto 4 in toonmap)
en/of
het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen en/of de billen van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt met (een) vinger(s)/hand en/of (een) voorwerp(en) en/of de mond/tong
en/of
het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen van een (ander) persoon door een persoon
die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt met (een) vinger(s)/hand
en/of
het door een dier vaginaal penetreren van het lichaam van een persoon die de leeftijd van 18
jaar nog niet heeft bereikt
en/of
het door een dier likken en/of betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen en/of de billen
en/of de borsten van een persoon die de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt
en/of
(bestandsnaam:
[naam 2] – foto 11 in toonmap)
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft/hebben bereikt, waarbij deze perso(o)n(en) gekleed is/zijn en/of opgemaakt is/zijn en/of poseert/poseren in een omgeving en/of in (een)(erotisch getinte)
houding(en) (op een wijze) die niet bij haar/hun leeftijd past/passen
en/of (een) sadomasochistisch(e) element(en),
(waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot
seksuele prikkeling
(bestandsna(a)m(en):
[naam 2] - foto 8 in toonmap
[naam 2] - foto 9 in toonmap)
en/of
het ejaculeren op het lichaam van een perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft/hebben bereikt en/of het houden van een (stijve) penis bij/naast het gezicht/lichaam van een perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft/hebben bereikt (terwijl op dat gezicht/lichaam een op sperma gelijkende substantie zichtbaar is)
(waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot
seksuele prikkeling
(bestandsna(a)m(en):
[naam 2] - foto 5
[naam 2] - foto 6
[naam 2] - foto 7
[naam 2] - foto 10)
van welk(e) misdrijf/misdrijven hij, verdachte, een gewoonte heeft gemaakt.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van feit 1 op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken, nu op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat het slachtoffer tijdens de aan verdachte verweten feiten mede onder de twaalf jaar was. Ten aanzien van de feiten 2 en 3 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat die feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden geacht. Daarbij gaat de officier van justitie ten aanzien feit 2 uit van een frequentie van drie à vier keer in een periode van circa twee weken.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van feit 1 vrijspraak bepleit. Volgens de verdediging bevat het dossier onvoldoende aanknopingspunten om vast te kunnen stellen dat het slachtoffer tijdens de aan verdachte verweten feiten mede onder de twaalf jaar was. De feiten 2 en 3 heeft verdachte erkend, met dien verstande dat er ten aanzien van feit 2 sprake was van een frequentie van drie à vier keer in een periode van circa twee weken.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat feit 1 niet wettig en overtuigend bewezen kan worden, nu niet vast is komen te staan dat [slachtoffer] gedurende de gepleegde handelingen mede de leeftijd van twaalf jaren had. [slachtoffer] koppelt in haar aangifte de start van het misbruik aan de brugklas maar kan dat verder niet in tijd duiden. Toen zij naar de brugklas ging was zij elf jaar oud, maar zij werd kort daarna, in november, twaalf jaar oud. Het is niet zeker of het misbruik ook in die eerste maanden heeft plaatsgevonden. Verdachte zal daarom van dit feit worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 2
[slachtoffer] heeft verklaard dat zij tussen haar elfde en veertiende jaar seksueel is misbruikt door verdachte. Dit gebeurde in haar woning in Epe en in de bus onderweg naar en van Apeldoorn. [2] [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte haar heeft gebeft en gevingerd. Tijdens het beffen ging hij met zijn tong over en in haar vagina. Tijdens het vingeren ging hij met zijn vingers in haar vagina. Dit gebeurde één tot twee keer in de week. Ook heeft [slachtoffer] verklaard dat verdachte aan haar borsten en billen heeft gezeten. Dit gebeurde drie tot vijf keer in de week. Daarnaast heeft verdachte met zijn geslachtsdeel geschuurd over haar vagina en billen. [3]
Verdachte heeft verklaard dat het klopt dat hij [slachtoffer] heeft gebeft en gevingerd. Hij is met zijn tong over en met zijn vinger in haar vagina gegaan. Daarnaast heeft hij aan haar borsten gezeten. [4]
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat verdachte bij [slachtoffer] meermalen ontuchtige handelingen heeft gepleegd, welke handelingen mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, . Ten aanzien van de frequentie van het misbruik en de periode waarin het heeft plaatsgevonden gaat de rechtbank uit van de frequentie en de periode zoals [slachtoffer] die heeft aangegeven in haar verklaring. De rechtbank acht de verklaring van [slachtoffer] gedetailleerd en geloofwaardig en heeft geen reden om te twijfelen aan dit gedeelte van haar verklaring. De rechtbank acht dan ook de gehele ten laste gelegde periode wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 3
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
  • de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 2 juni 2020;
  • het proces-verbaal veiligstellen, p. 80-81;
  • het proces-verbaal beschrijving kinderpornografisch materiaal, p. 82 t/m 92.
Gelet op de lange periode en de grote hoeveelheden kinderpornografisch materiaal, is de rechtbank van oordeel dat verdachte hiermee een gewoonte van dit misdrijf heeft gemaakt.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
2.
hij op
één ofmeer tijdstippen in
of omstreeksde periode van 21 november 2012 tot en met 21 november 2014 te Epe, althans in Nederland,
met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum]
die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit
het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
te weten
- het brengen van zijn tong tussen de schaamlippen en
/ofin de vagina van die [slachtoffer] en
/of
- het brengen van één of meer van zijn vingers in de vagina en
/oftussen de schaamlippen van
die [slachtoffer] en
/of
- het betasten van de borsten en
/ofde billen van die [slachtoffer] en
/of
- het (met kleding aan) met zijn geslachtsdeel schuren over de billen en/of vagina van die
[slachtoffer] ;
3.
hij in
of omstreeksde periode van 1 januari 2013 tot en met 26 juni 2019 te Epe, althans in Nederland,
meermalen,
althans eenmaal (telkens
) (een) (groot) aantal afbeelding(en), te weten (een) (aantal) foto(’s) en/of video(’s) en/of film(s) – en/of (een ofmeer
)gegevensdrager
(s
)bevattende
(een)afbeelding
(en
), te weten
een telefoon (merk [merk] ) en
/of
een computer ( [merk] ) en
/of
een SD-kaart [merk] ) en
/of
een harde schijf ( [merk] ) en
/of
een harde schijf [merk] )
heeft
verspreid en/of
verworven en
/of
in bezit gehad en/of
zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een
communicatiedienst de toegang heeft verschaft
terwijl op die afbeelding
(en
) (een)seksuele gedraging
(en
)zichtbaar
is/zijn, waarbij
(telkens
)een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of
schijnbaar was betrokken,
welke voornoemde seksuele gedragingen – zakelijk weergegeven - bestonden uit (onder meer):
het oraal en/of vaginaal en/of anaal penetreren met de penis en/of (een) voorwerp(en) van het
lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt
bestandsna
(a)m
(en
):
[naam 2] - foto 1 in toonmap
[naam 2] - foto 2 in toonmap
[naam 2] - foto 3 in toonmap
[naam 2] - foto 4 in toonmap)
en
/of
het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen en/of de billen van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt met (een) vinger(s)/hand en/of (een) voorwerp(en) en/of de mond/tong
en
/of
het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen van een (ander) persoon door een persoon
die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt met (een) vinger(s)/hand
en
/of
het door een dier vaginaal penetreren van het lichaam van een persoon die de leeftijd van 18
jaar nog niet heeft bereikt
en
/of
het door een dier likken en/of betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen en/of de billen
en/of de borsten van een persoon die de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt
en
/of
(bestandsnaam:
[naam 2] – foto 11 in toonmap)
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft/hebben bereikt, waarbij deze perso(o)n(en) gekleed is/zijn en/of opgemaakt is/zijn en/of poseert/poseren in een omgeving en/of in (een)(erotisch getinte)
houding(en) (op een wijze) die niet bij haar/hun leeftijd past/passen
en/of (een) sadomasochistisch(e) element(en),
(waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot
seksuele prikkeling
bestandsna
(a)m
(en
):
[naam 2] - foto 8 in toonmap
[naam 2] - foto 9 in toonmap)
en
/of
het ejaculeren op het lichaam van een perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft/hebben bereikt en/of het houden van een (stijve) penis bij/naast het gezicht/lichaam van een perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft/hebben bereikt (terwijl op dat gezicht/lichaam een op sperma gelijkende substantie zichtbaar is)
(waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot
seksuele prikkeling
bestandsna
(a)m
(en
):
[naam 2] - foto 5
[naam 2] - foto 6
[naam 2] - foto 7
[naam 2] - foto 10)
van welk
(e)misdrijf
/misdrijvenhij, verdachte, een gewoonte heeft gemaakt.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 2:
‘met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd’.
Ten aanzien van feit 3:
‘een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, verwerven, in bezit hebben en zich door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang daartoe verschaffen, terwijl van het plegen van dit misdrijf een gewoonte wordt gemaakt, meermalen gepleegd’.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
7. Overwegingen ten aanzien van de straf
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. Aan het voorwaardelijk strafdeel dienen de bijzondere voorwaarden te worden gesteld zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd, met dien verstande dat daaraan een locatieverbod voor de plaats Epe dient te worden toegevoegd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om bij het bepalen van de strafmaat rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en een lagere straf op te leggen. Daarnaast heeft de verdediging bepleit dat sprake is geweest van een vormverzuim. Daartoe heeft de verdediging aangevoerd dat de door de rechtbank genomen maatregelen vanwege het corona-virus hebben geleid tot een schending van de belangen die de artikelen 5 en 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) beogen te beschermen, nu de zitting van 31 maart 2020 niet openbaar was, de verdediging niet naar de zitting mocht komen om het woord te voeren en er geen controle op het rechterlijk functioneren kon plaatsvinden. Volgens de verdediging dient het voorgaande strafverlaging tot gevolg te hebben.
Beoordeling door de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van 2 jaar schuldig gemaakt aan seksueel misbruik van zijn toenmalige stiefdochter [slachtoffer] . Zij was toen in de leeftijdsperiode van 12 tot en met 14 jaar oud. Verdachte heeft hiermee een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] . Verdachte heeft misbruik gemaakt van de jonge leeftijd en kwetsbaarheid van [slachtoffer] , een kind dat aan zijn zorg was toevertrouwd, en heeft zich laten leiden door zijn eigen seksuele lust. Uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring blijkt hoe ingrijpend de gevolgen voor [slachtoffer] zijn geweest.
Daarnaast heeft verdachte gedurende een periode van ruim 6 jaar een grote hoeveelheid kinderporno verworven en in zijn bezit gehad. Verdachte heeft daarbij zeer schokkend materiaal voorhanden gehad, waaronder afbeeldingen van misbruik van zeer jonge kinderen en kinderen met dieren. Door deze afbeeldingen te verzamelen heeft verdachte de vraag naar dergelijk materiaal mede in stand gehouden en daarmee ook de daaraan ten grondslag liggende uitbuiting en seksueel misbruik van kinderen.
Verdachte is niet eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank heeft daarnaast gelet op een reclasseringsadvies [naam 1] van 5 februari 2020 en een [naam 1] rapportage (psychologisch onderzoek) van [naam 1] (psycholoog) van 28 januari 2020.
Uit de [naam 1] rapportage blijkt het volgende. Verdachte kampt met genderdysforie. Verder is sprake van een depressieve stoornis en een stoornis in cannabisgebruik en van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een persoonlijkheid met antisociale trekken. Volgens de deskundige waren de stoornissen ook aanwezig tijdens het bewezen verklaarde handelen en waren deze van invloed op de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte. Geconcludeerd wordt dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar kan worden beschouwd. De rechtbank neemt de conclusies van de deskundige over en acht verdachte dan ook verminderd toerekeningsvatbaar ten aanzien van de bewezen verklaarde feiten. De deskundige schat het recidiverisico laag in en adviseert verdachte ambulant te laten behandelen voor zijn problematiek.
Gelet op het voorgaande en rekening houdend met straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd, acht de rechtbank een gevangenisstraf de enige gepaste reactie op het handelen van verdachte. De rechtbank acht het ter voorkoming van recidive daarnaast van groot belang dat verdachte wordt behandeld voor zijn problematiek. De rechtbank zal daarom – conform de eis van de officier van justitie – een gevangenisstraf van 36 maanden opleggen, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Aan het voorwaardelijk deel zullen de bijzondere voorwaarden worden gekoppeld zoals opgenomen in het reclasseringsadvies, met daarnaast een locatieverbod voor de plaats Epe.
Ten aanzien van het verweer van de verdediging waarin een beroep wordt gedaan op artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering en daarmee op strafverlaging, overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. Ingevolge artikel 132 van het Wetboek van Strafvordering moet onder voorbereidend onderzoek immers worden volstaan het onderzoek dat voorafgaat aan het onderzoek ter terechtzitting en niet het onderzoek ter terechtzitting zelf.
Vervolgens is de vraag of sprake is van schending van artikel 5 of 6 EVRM. Bij het beantwoorden van die vraag dient de procedure als geheel te worden beoordeeld.
De zitting van 31 maart 2020 betrof een pro forma behandeling. De raadsman is voor die zitting in de gelegenheid gesteld verzoeken te doen en hij heeft kunnen reageren op het standpunt van het Openbaar Ministerie. In de gegeven omstandigheden kan daarom niet gesteld worden dat er geen redelijke gelegenheid is geboden aan verdachte om een standpunt in te nemen. De inhoudelijke behandeling heeft vervolgens op 2 juni 2020 in het openbaar in aanwezigheid van verdachte en zijn raadsman plaatsgevonden. Toen zijn alle stukken besproken en tevens heeft de raadsman gelegenheid gehad om in het openbaar opmerkingen te maken over de zitting van 31 maart 2020. Bij die stand van zaken kan niet worden gezegd dat de omstandigheid dat verdachte en zijn raadsman vanwege de Coronamaatregelen niet ter zitting van 31 maart konden verschijnen leidt tot schending van artikel 5 of 6 EVRM.
7a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 25.000,-, bestaande uit immateriële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, maar heeft zich voor wat betreft de hoogte van de vordering gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Daarnaast heeft de officier van justitie verzocht de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de hoogte van het gevorderde bedrag te matigen, nu de aangehaalde jurisprudentie niet vergelijkbaar is met de onderhavige strafzaak. Daarnaast heeft de verdediging verzocht om in het kader van de schadevergoedingsmaatregel rekening te houden met de draagkracht van verdachte en de duur van de mogelijke gijzeling te beperken tot één dag.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks nadeel is toegebracht dat niet uit vermogensschade bestaat. Op grond van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien er een ernstige inbreuk is gepleegd op haar lichamelijke integriteit.
Naar maatstaven van billijkheid, rekening houdend met de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen plegen toe te wijzen, zal een vergoeding voor immateriële schade ter grootte van € 7.500,- worden toegekend. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering worden verklaard.
De rechtbank zal het toegewezen bedrag vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 21 november 2012.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden op dit moment begroot op nihil.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze. De verdediging heeft onvoldoende duidelijk gemaakt dat verdachte geen draagkracht heeft of in de toekomst zal hebben. De rechtbank zal dan ook in het kader van voormelde maatregel geen rekening houden met de draagkracht van verdachte. Ook ziet de rechtbank geen reden om af te wijken van het gebruikelijk aantal dagen gijzeling en zal deze dan ook opleggen

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 240b en 245 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder 1 ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
36 (zesendertig) maanden;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, te weten
12 (twaalf) maanden,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde(n) voor het einde van de proeftijd die op drie jaren wordt bepaald;

de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:

- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;

de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:

  • zich binnen drie dagen volgend op zijn invrijheidstelling zal melden bij de reclassering in de regio waar veroordeelde tegen die tijd staat ingeschreven. De veroordeelde zal zich vervolgens gedurende het reclasseringstoezicht blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. De veroordeelde zal zich hierbij houden aan de opdrachten en aanwijzingen die hem door of namens de reclassering zullen worden gegeven;
  • zich onder behandeling zal laten stellen bij een nader te bepalen forensische polikliniek, zulks te bepalen door de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan huisregels en aanwijzingen die hem in het kader van de behandeling(en) door of namens de zorgverlener zullen worden gegeven, zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • zich, indien de reclassering dit in het kader van middelengebruik noodzakelijk acht, klinisch zal laten behandelen ten behoeve van detoxificatie en/of stabilisatie voor de duur van maximaal zeven weken. De veroordeelde zal zich hierbij houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling zullen worden gegeven;
  • zal verblijven in een nader te bepalen instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, zulks te bepalen door de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering zal opstellen;
  • zich actief zal inzetten om dagbesteding te verkrijgen en te behouden. Indien nodig zal veroordeelde daarbij deelnemen aan de gedragsinterventie ‘werken aan werk’. De veroordeelde zal zich houden aan de afspraken en aanwijzingen die hem door of namens de trainer/begeleider zullen worden gegeven;
  • medewerking zal verlenen aan aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als, indien de reclassering dit noodzakelijk acht, dit inhoudt het meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde zal de reclassering inzicht geven in zijn financiën en schulden;
  • op geen enkele wijze contact zal opnemen met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] ), thans woonachtig aan de [adres] ;
  • zich niet zal bevinden in de plaats Epe;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht);
 stelt als voorwaarde dat veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
 stelt als voorwaarde dat veroordeelde medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
 veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 2 tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij, van een bedrag van
€ 7.500,- (zevenduizend vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente 21 november 2012 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 verklaart de
benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijkin haar vordering;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij, een bedrag
te betalen van € 7.500,- (zevenduizend vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente 21 november 2012 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 72 (tweeënzeventig) dagen gijzeling zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.C.M. Poland, voorzitter, mr. C.J.M. van Apeldoorn en
mr. S.C.A.M. Janssen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D. Waizy, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 juni 2020.
mr. C.J.M. van Apeldoorn, mr. S.C.A.M. Janssen en mr. D. Waizy zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door de politie Oost Nederland, team zeden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2019281495, gesloten op 19 november 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte, p. 39.
3.Het proces-verbaal van aangifte, p. 41-42.
4.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 2 juni 2020.