ECLI:NL:RBGEL:2020:2970

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 juni 2020
Publicatiedatum
17 juni 2020
Zaaknummer
C/05/371324 KZ RK 20-80
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechters in faillissementszaak

Op 5 juni 2020 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van een verzoeker. Dit verzoek volgde op een eerdere afwijzing van een wrakingsverzoek door dezelfde rechters op 25 mei 2020. De verzoeker stelde dat de rechters niet ingingen op de kern van zijn eerdere verzoek en beschuldigde hen van 'stonewalling'. Hij erkende de integriteit en onafhankelijkheid van de rechters, maar vond dat het systeem moest veranderen.

De rechters dienden op 4 juni 2020 een verweerschrift in, en de verzoeker stuurde op dezelfde dag nog twee e-mails. De wrakingskamer oordeelde dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er objectieve omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. Aangezien het wrakingsverzoek werd ingediend na een eindbeslissing in een eerdere zaak, was het verzoek niet ontvankelijk volgens de wet.

De wrakingskamer concludeerde dat het verzoeker niet was toegestaan om opnieuw een wrakingsverzoek in te dienen, gezien het risico op onredelijke vertraging van de rechtspleging. De beslissing werd genomen door de rechters en er werd vastgesteld dat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel openstond.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK GELDERLAND, locatie Zutphen
Wrakingskamer
zaaknummer: C/05/371324 KZ RK 20-80
Beslissing van 5 juni 2020
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker]
wonende [adres verzoeker],
hierna te noemen: verzoeker, strekkende tot de wraking van
mr. Y.M.J.I. Baauw, mr. O. Nijhuis en mr. K.A.M. van Hoof,
rechters in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechters.

1.Het wrakingsverzoek

Bij beslissing van 25 mei 2020 (zaak nummer C/05/368967 / KZ RK 20-58) hebben de rechters een door verzoeker ingediend verzoek tot wraking van de rechter-commissaris in het faillissement van [naam] afgewezen.
Verzoeker heeft op 1 juni 2020 per e-mail een wrakingsverzoek ingediend. Verzoeker heeft aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat de rechters niet zijn ingegaan op de kern van zijn wrakingsverzoek. Hij bestempelt dat als ‘stonewalling’. Volgens verzoeker zijn de rechters wel integer en onafhankelijk, maar ligt het in een systeem dat moet veranderen.
De rechters hebben op 4 juni 2020 een verweerschrift ingediend.
Verzoeker heeft op 4 juni 2020 nog een tweetal e-mails gestuurd.
Voor een behandeling ter zitting van het onderhavige wrakingsverzoek bestaat geen aanleiding, gelet op het volgende.

2.De beoordeling

Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
Het wrakingsverzoek is gedaan nadat de rechters een eindbeslissing hebben gegeven in de eerdere wrakingszaak. De wet voorziet echter niet in de mogelijkheid van wraking nadat eindbeslissing is gedaan. Daarom kan verzoeker niet in het wrakingsverzoek worden ontvangen. Voor een behandeling van het verzoek ter terechtzitting bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het vorenstaande niet toegekomen. De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek daarom, onder verwijzing naar artikel 9.1 onder c van het Wrakingsprotocol van de Rechtbank Gelderland, wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid zonder behandeling ter zitting afwijzen.
Verzoeker heeft in deze procedure inmiddels twee wrakingsverzoeken gedaan die beiden niet zijn gehonoreerd en die hebben geleid tot het risico op onredelijke vertraging van de rechtspleging. Gezien de inhoud van het betoog van verzoeker gebruikt verzoeker het middel van wraking voor een ander doel dan waarvoor het is gegeven. Daarmee is sprake van misbruik van het recht om zo’n verzoek in te dienen. De wrakingskamer zal daarom bepalen dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet meer in behandeling zal worden genomen.

3.De beslissing

De wrakingskamer verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking.
Deze beslissing is gegeven door mr. P.J.C. Cremers, mr. M.J.H. Schuurman en mr. S.C.A.M. Janssen in tegenwoordigheid van [naam griffier] als griffier op 5 juni 2020.
De griffier is buiten staat de voorzitter
deze beslissing te ondertekenen.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.