ECLI:NL:RBGEL:2020:2960

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 mei 2020
Publicatiedatum
16 juni 2020
Zaaknummer
C/05/369245 / KG ZA 20-125
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot onbegeleide omgang tussen vader en minderjarige zoon in het kader van coronamaatregelen

In deze zaak vordert de vader, eiser, dat de omgang met zijn zoon onbegeleid zal plaatsvinden, omdat de begeleide omgang door het Omgangshuis is stopgezet vanwege de coronamaatregelen. De moeder, gedaagde, verzet zich hiertegen. Tijdens de zitting blijkt dat het Omgangshuis op beperkte dagen weer open gaat, en de ouders komen overeen om zo snel mogelijk een omgangsmoment vast te leggen en wekelijks te videobellen totdat de begeleide omgang weer volledig kan worden hervat. De voorzieningenrechter oordeelt dat de resterende begeleide omgangsmomenten bij het Omgangshuis moeten worden afgemaakt en wijst de vordering van de vader af. De rechter benadrukt het belang van een zorgvuldige opbouw van de omgang en dat het overslaan van stappen in het proces niet in het belang van de minderjarige is. De vader en moeder hebben ook afspraken gemaakt over het videobellen, dat zal plaatsvinden onder bepaalde voorwaarden. De voorzieningenrechter compenseert de proceskosten tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/369245 / KG ZA 20-125
Vonnis in kort geding van 13 mei 2020
in de zaak van
[naam vader],
wonende te [woonplaats],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
hierna: de vader,
advocaat mr. F. Heidinga te Hilversum,
tegen
[naam moeder],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
hierna: de moeder,
advocaat mr. A.E. Bakker te Arnhem.
Partijen zullen hierna de vader en de moeder genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding, met bijlagen, van 23 april 2020;
  • de pleitnota van de vader van 28 april 2020;
  • de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie, met bijlagen, van 29 april 2020;
  • de pleitnota van de moeder van 29 april 2020
  • de mondelinge behandeling van 1 mei 2020.
De mondelinge behandeling heeft vanwege de situatie rondom het virus COVID-19 telefonisch plaatsgevonden.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Uit de relatie tussen de ouders is geboren het minderjarige kind:
- [kind] , geboren op [geboortedag] 2014 te [geboorteplaats] .
2.2.
De vader heeft [kind] erkend. De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over [kind] . [kind] heeft zijn hoofdverblijfplaats bij de moeder.
2.3.
Bij beschikking van de rechtbank Amsterdam van 12 februari 2020 zijn de ouders met het gezamenlijk gezag over [kind] belast. Daarnaast is een regeling voor de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling) vastgesteld, inhoudende dat [kind] bij de vader is:
  • in de periode van 22 februari tot en met 18 april 2020 gedurende twee uur per week volgens het (aan te passen) schema van het Omgangshuis Arnhem;
  • in de twee maanden daarna: vier keer bij de vader thuis, eenmaal per twee weken op zaterdag van 13.00 tot 17.00 uur;
  • in de twee maanden daarna: vier keer bij de vader thuis, eenmaal per twee weken op zaterdag van 10.00 tot 18.30 uur (inclusief avondeten);
  • en vervolgens bij de vader thuis eenmaal per twee weken van zaterdag 10.00 tot zondag 17.00 uur.
2.4.
De moeder heeft nog een minderjarig kind uit een eerdere relatie, te weten:
- [kind moeder] , geboren op [geboortedatum] .

3.Het geschil in conventie

3.1.
De vader vordert samengevat – dat de moeder bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld om mee te werken aan de zorgregeling uit de beschikking van 12 februari 2020 van de rechtbank Amsterdam, waarbij de vader, in plaats van de laatste drie begeleide omgangsmomenten bij het Omgangshuis, [kind] om de week op zaterdag bij de moeder op zal halen om 13.00 uur en hem dezelfde dag om 15.00 uur weer bij de moeder terug zal brengen, waarna het schema uit voornoemde beschikking gevolgd dient te worden op straffe van een dwangsom van € 200 voor iedere dag dat deze veroordeling niet wordt nagekomen. Daarnaast vordert de vader dat de moeder wordt veroordeeld in de proceskosten.
3.2.
De moeder voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van de vader.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
De moeder vordert samengevat – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te bevelen dat de omgang, zoals bepaald in de beschikking van 12 februari 2020 voor de fase van begeleide omgang wordt vervangen door contact middels videobellen, eenmaal per week op zaterdag om 13.00 uur, voor de duur waarin het omgangshuis wegens de coronamaatregelen de omgang niet kan begeleiden en onder vermelding van de voorwaarden zoals omschreven in punt 43 van de conclusie van antwoord.
4.2.
De vader stemt in met het videobellen.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie en reconventie

Het spoedeisend belang

5.1.
Het spoedeisend belang vloeit voort uit de omstandigheid dat de vader en [kind]
elkaar sinds 7 maart 2020 niet meer hebben gezien omdat de begeleide omgang bij het
Omgangshuis vanwege het Coronavirus is stopgezet. Ook hebben zij niet op een andere
manier contact gehad. Het lukt de ouders niet om hier samen afspraken over te maken. Deze
stagnatie in het contact met de vader is niet in het belang van [kind] .
De inhoudelijke beoordeling
5.2.
Uit de stukken en hetgeen ter zitting is besproken komt naar voren dat bij beschikking van 12 februari 2020 een derde blok van begeleide omgangsmomenten is vastgelegd tussen de vader en [kind] . Op 22 februari 2020 en 7 maart 2020 hebben twee van de in totaal vijf begeleide omgangsmomenten plaatsgevonden. Daarna is de begeleide omgang stopgezet vanwege het Coronavirus.
5.3.
De vader stelt dat hij na meerdere procedures tussen de ouders eindelijk contact had met [kind] . Dit contact verliep goed. Het blok van begeleide omgangsmomenten wordt nu doorbroken vanwege de sluiting van het Omgangshuis. De vader meent dat het in het belang van [kind] is dat het contact met hem zo spoedig mogelijk wordt hervat. Afwachten tot het Omgangshuis weer open gaat, zal naar verwachting te lang duren en is dan ook niet in het belang van [kind] . De slechte communicatie tussen de ouders is geen reden om de vordering van de vader af te wijzen. De vader heeft de moeder via e-mail praktische vragen gesteld voor als er onbegeleid contact gaat plaatsvinden. De vader stelt voor dat hij in gesprek gaat met de moeder zodra er concrete afspraken zijn gemaakt. Dit gesprek kan dan enkele dagen voor het contactmoment tussen de vader en [kind] worden gepland.
5.4.
De moeder stelt dat de afgelopen zes maanden zeven keer begeleide omgang heeft plaatsgevonden tussen de vader en [kind] . Er is onvoldoende basis om nu al over te gaan naar onbegeleide omgang. Naast het regelen van de omgangsmomenten monitort het Omgangshuis ook het gedrag van [kind] en waarborgen zij de veiligheid van alle betrokkenen. De overdracht heeft tot op heden gescheiden plaatsgevonden. Het lukt de ouders onvoldoende om zonder verwijten over en weer vorm te geven aan de overdracht en informatieverstrekking. Ook [kind] heeft nog verschillende stappen te zetten ten aanzien van zijn ontwikkeling in de begeleide omgang. De moeder meent dan ook dat de overgebleven drie begeleide omgangsmomenten moeten plaatsvinden voordat een volgende stap kan worden genomen. Deze belangrijke stap kan vanwege de sluiting van het Omgangshuis door het Coronavirus niet zomaar worden overgeslagen. De moeder heeft een alternatief geboden aan de vader om contact te hebben met [kind] , namelijk de mogelijkheid tot videobellen. Tot op heden heeft de vader hiervan geen gebruik gemaakt.
5.5.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de ouders een uur voor de telefonische zitting bericht hebben gehad van het Omgangshuis. Zij gaan open op 10, 16 en 17 mei 2020. Voor de periode daarna wachten ze af wat de regering beslist. De ouders hebben ter zitting afgesproken dat ze zo snel mogelijk een omgangsmoment vastleggen bij het Omgangshuis op 16 of 17 mei 2020 op een tijdstip in overleg met het Omgangshuis. De voorzieningenrechter acht het in het belang van [kind] dat de ouders van deze mogelijkheid gebruik maken, ongeacht de uitkomst van onderhavige procedure.
5.6.
Partijen hebben ter zitting ook afspraken gemaakt over het videobellen. Zij hebben het volgende afgesproken:
Vanaf zaterdag 2 mei 2020 zullen de vader en [kind] – voor de periode dat de omgangsmomenten bij het Omgangshuis vanwege de coronamaatregelen niet kunnen worden voortgezet – wekelijks op zaterdag om 13.00 uur met elkaar videobellen onder de volgende voorwaarden:
  • het videobellen vindt plaats via Google Meet;
  • er wordt geen minimale of maximale duur van het gesprek bepaald (de leeftijd van [kind] kan het videobellen lastig maken. Wanneer [kind] onvoldoende aandacht heeft voor het videobellen, dan wordt het gesprek gestopt en wordt het een week later opnieuw geprobeerd);
  • de moeder zal [kind] voorbereiden op en motiveren voor het videobellen. De vader zal de moeder niet verwijten dat zij [kind] onvoldoende motiveert voor het videobellen;
  • het videobellen is niet bedoeld om contact tussen de ouders te laten plaatsvinden. De ouders gaan tijdens het videobellen dan ook niet in gesprek met elkaar over het contact tussen hen onderling (bijvoorbeeld over een vraag die per e-mail is gestuurd, maar waar nog geen reactie op is ontvangen). Ook stellen ze elkaar geen vragen over [kind] die los staan van het videobellen. Contact tussen ouders over [kind] dient beperkt te blijven tot de e-mails (of eventueel een gezamenlijk gesprek);
  • het videobellen is niet bedoeld om beloftes tegen [kind] te uitten over onderwerpen waarover met moeder nog geen afspraken zijn gemaakt of die niet kunnen worden nagekomen.
De voorzieningenrechter acht het positief dat de ouders bovenstaande afspraken in het belang van [kind] hebben gemaakt en dat zij het in afwachting van de uitspraak in onderhavige zaak, faciliteren dat de vader en [kind] via videobellen contact hebben.
5.7.
De voorzieningenrechter oordeelt dat de drie resterende begeleide omgangsmomenten bij het Omgangshuis afgemaakt moeten worden. De vordering van de vader zal dan ook worden afgewezen. De voorzieningenrechter begrijpt dat het voor de vader heel vervelend is dat de verdere opbouw in het contact met [kind] door het Coronavirus stil is komen te vallen. Desondanks is het van groot belang dat de opbouw uit de beschikking van 12 februari 2020 wordt uitgevoerd. De begeleide omgangsmomenten zijn een cruciale stap in het proces naar onbegeleide omgang en het is niet in [kind] zijn belang om een deel van dit proces over te slaan. Voor het waarborgen van een goed contact tussen de vader en [kind] op de lange termijn is het van belang dat het contactherstel zorgvuldig wordt vormgegeven. Onbegeleid contact is nu nog een stap te ver, ook nu ouders nog niet met elkaar in gesprek zijn geweest over de praktische aandachtspunten hierbij en zij dit – zo stelt in ieder geval de moeder – ook niet zonder begeleiding goed kunnen regelen.
5.8.
De vader stelt dat het (nog af te spreken)omgangsmoment op 16 of 17 mei 2020 deel uit moet maken van de drie begeleide omgangsmomenten die nog moeten plaatsvinden. De moeder stelt dat het Omgangshuis nu niet op de normale wijze werkt en de omgang in dat weekend niet intensief zal begeleiden of zal inzetten op de hulpvraag, en dat het omgangsmoment op 16 of 17 mei 2020 daarom als een extra moment moet worden gezien. De voorzieningenrechter volgt de moeder hierin niet. Het Omgangshuis faciliteert het contact tussen de vader en [kind] en begeleidt de ouders hierbij. Dat is op 16 of 17 mei 2020 niet anders dan tijdens andere begeleide omgangsmomenten.
De voorzieningenrechter oordeelt daarom dat het omgangsmoment bij het Omgangshuis op 16 of 17 mei 2020 deel uitmaakt van de reeks begeleide omgangsmomenten zoals vastgesteld door de rechtbank in de beschikking van 12 februari 2020 en dus de derde van de in totaal vijf begeleide omgangsmomenten is. Er is onvoldoende grond om te concluderen dat dit omgangsmoment dusdanig anders zal worden vormgegeven dan de andere omgangsmomenten, dat dit niet kan worden gezien als begeleid omgangsmoment zoals bedoeld in de genoemde beschikking van de rechtbank.
5.9.
De voorzieningenrechter zal de afspraken over het videobellen vastleggen. Hopelijk kan de begeleide omgang ook na 16 en 17 mei 2020 snel worden hervat. Het is aan de ouders om er – los van de begeleiding door het Omgangshuis – voor te zorgen dat zij aan het einde van de reeks begeleide omgangsmomenten afspraken hebben gemaakt over de wijze waarop zij de verdere omgang op een veilige manier vorm gaan geven. Dit met inachtneming van wat hierover is overwogen in de beschikking van 12 februari 2020. Het is niet de primaire taak van het Omgangshuis om hierover afspraken te maken met de ouders. Die verantwoordelijkheid ligt bij de ouders zelf. Ze kunnen hierbij wel hulp vragen van het Wijkteam of een onafhankelijke derde. Het is in het belang van [kind] dat de ouders zich hierin proactief opstellen.
Proceskosten
5.10.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
in reconventie
6.3.
bepaalt dat vanaf zaterdag 2 mei 2020 de vader en [kind] – voor de periode dat de omgangsmomenten bij het Omgangshuis vanwege de coronamaatregelen niet kunnen worden voortgezet – wekelijks op zaterdag om 13.00 uur met elkaar zullen videobellen onder de volgende voorwaarden:
  • het videobellen vindt plaats via Google Meet;
  • er wordt geen minimale of maximale duur van het gesprek bepaald (de leeftijd van [kind] kan het videobellen lastig maken. Wanneer [kind] onvoldoende aandacht heeft voor het videobellen, dan wordt het gesprek gestopt en wordt het een week later opnieuw geprobeerd);
  • de moeder zal [kind] voorbereiden op en motiveren voor het videobellen. De vader zal de moeder niet verwijten dat zij [kind] onvoldoende motiveert voor het videobellen;
  • het videobellen is niet bedoeld om contact tussen de ouders te laten plaatsvinden. De ouders gaan tijdens het videobellen dan ook niet in gesprek met elkaar over het contact tussen hen onderling (bijvoorbeeld over een vraag die per e-mail is gestuurd, maar waar nog geen reactie op is ontvangen). Ook stellen ze elkaar geen vragen over [kind] die los staan van het videobellen. Contact tussen ouders over [kind] dient beperkt te blijven tot de e-mails (of eventueel een gezamenlijk gesprek);
  • het videobellen is niet bedoeld om beloftes tegen [kind] te uitten over onderwerpen waarover met moeder nog geen afspraken zijn gemaakt of die niet kunnen worden nagekomen;
6.4.
verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van der Linde en in het openbaar uitgesproken op 13 mei 2020.