ECLI:NL:RBGEL:2020:2912

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 juni 2020
Publicatiedatum
12 juni 2020
Zaaknummer
05/720198-19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met ernstige mishandeling en letsel

Op 9 juni 2020 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag. De zaak betreft een geweldsincident dat plaatsvond op 23 december 2019 in Nunspeet, waarbij de verdachte meerdere keren een slachtoffer, aangeduid als [benadeelde 1], heeft mishandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, na een conflict met het slachtoffer, hem twee kopstoten heeft gegeven en hem vervolgens meermalen heeft geslagen en geschopt, zelfs toen het slachtoffer al op de grond lag en bewusteloos was. Het slachtoffer heeft door deze mishandelingen ernstig letsel opgelopen, waaronder breuken in zijn aangezicht en een hersenschudding, en heeft een week in coma gelegen.

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van poging tot doodslag, terwijl de verdediging heeft betoogd dat er geen sprake was van voorbedachte raad en dat de verdachte handelde uit een gemoedsopwelling. De rechtbank heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor voorbedachte raad, maar dat de gedragingen van de verdachte wel degelijk als poging tot doodslag konden worden gekwalificeerd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, met inachtneming van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

Daarnaast heeft de rechtbank een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, [benadeelde 1], ter hoogte van € 5.813,22, vermeerderd met wettelijke rente, als gevolg van de ernstige inbreuk op zijn lichamelijke integriteit en de impact die het geweldsdelict op zijn leven heeft gehad. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij voor een deel toegewezen en voor een ander deel niet-ontvankelijk verklaard, waarbij de rechtbank de ernst van de feiten en de gevolgen voor het slachtoffer in haar overwegingen heeft meegenomen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/720198-19
Datum uitspraak : 9 juni 2020
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1977 te [geboorteplaats] ,
wonende [adres]
thans gedetineerd te [detentieadres] ,
raadsman: mr. S. Nijhof, advocaat te Apeldoorn.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 mei 2020.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering nadere omschrijving tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 23 december 2019 te Nunspeet ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde 1] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven,
- meerdere malen die [benadeelde 1] een kopstoot heeft gegeven,
- meerdere malen die [benadeelde 1] in/op tegen het gezicht heeft geslagen en/of gestompt,
- meerdere malen (met kracht) tegen de rug heeft geduwd waardoor die [benadeelde 1] ten val is gekomen,
- ( vervolgens) (als die [benadeelde 1] buiten op de grond ligt) meermalen in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd heeft geslagen en/of gestompt en/of
- meerdere malen tegen het bovenlichaam van die [benadeelde 1] heeft geschopt en/of getrapt en/of
- ( nadat verdachte heeft gevraagd of die [benadeelde 1] al dood was en/of of die [benadeelde 1] nog leefde) meermalen, althans eenmaal, in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd heeft geschopt en/of getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 23 december 2019 te Nunspeet aan [benadeelde 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel , heeft toegebracht door:
- Meerdere malen een kopstoot te geven,
- meerdere malen (met kracht) (met gebalde vuist) in/op/tegen het gezicht te slaan en/of te stompen,
- meerdere malen (met kracht) tegen de rug te duwen waardoor die [benadeelde 1] ten val is gekomen,
- ( vervolgens) (als die [benadeelde 1] buiten op de grond ligt) meerdere malen (met kracht) (met gebalde vuist) in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd te slaan en/of te stompen,
- meerdere malen (met kracht) tegen het bovenlichaam van die [benadeelde 1] te schoppen en/of te trappen,
- ( nadat verdachte heeft gevraagd of die [benadeelde 1] al dood was en/of die [benadeelde 1] nog leefde) meermalen, althans eenmaal, (met kracht) in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd te schoppen en/of te trappen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit, met dien verstande dat verdachte moet worden vrijgesproken van poging tot moord en moet worden veroordeeld voor poging tot doodslag. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er, ondanks aanwijzingen voor voorbedachte raad, onvoldoende objectieve ondersteuningspunten in het dossier naar voren komen om voorbedachte raad bewezen te achten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat geen sprake is van voorbedachte raad, nu verdachte als gevolg van een gemoedsopwelling heeft gehandeld. Ook ontbreekt het bewijs dat verdachte het (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer. Om die redenen moet verdachte van het primair ten laste gelegde feit worden vrijgesproken.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 23 december 2019 [benadeelde 1] (hierna: [benadeelde 1] ) in het centrum van Nunspeet tegenkwam. Zij gingen naar de woning van [naam 1] waar onenigheid tussen verdachte en [benadeelde 1] ontstond. Verdachte was het gedrag van [benadeelde 1] zat. [benadeelde 1] en verdachte waren aan het bekvechten. [2] Bij verdachte ging het lichtje uit [3] en het werd hem zwart voor zijn ogen [4] . Verdachte gaf [benadeelde 1] twee kopstoten op het moment dat zij tegenover elkaar stonden. Vervolgens zette verdachte, terwijl [benadeelde 1] op de bank zat, zijn ellenboog op de keel van [benadeelde 1] en sloeg hem twee of drie keer in zijn gezicht. [benadeelde 1] ging naar buiten en verdachte volgde hem. Buiten gaf verdachte [benadeelde 1] een klap waardoor [benadeelde 1] gelijk naar de grond ging. Verdachte ging samen met [naam 1] terug de woning in. Verdachte ging weer naar buiten en zei tegen omstanders: “bel ook maar gelijk een ambulance want dit komt niet goed”. Vervolgens trapte verdachte nog een paar keer met zijn voet op het gezicht van [benadeelde 1] van boven naar beneden. Hierna nam [naam 1] verdachte mee naar binnen. [5]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij zag dat een man (de rechtbank begrijpt: verdachte) en een andere man (de rechtbank begrijpt: [benadeelde 1] ) schreeuwend uit een woning kwamen. Verdachte duwde [benadeelde 1] vier of vijf keer tegen zijn rug waardoor [benadeelde 1] op de grond viel. Vervolgens sloeg verdachte vier of vijf keer met zijn vuist in het gezicht van [benadeelde 1] . Ook schopte verdachte tegen het hoofd van [benadeelde 1] . Het ging goed hard. [getuige 1] hoorde daarbij het geluid van gekraak van botten. Zij ging naar [benadeelde 1] toe en zag dat [benadeelde 1] buiten bewustzijn was. Verdachte kwam vervolgens weer uit de woning en vroeg of [benadeelde 1] al dood was. Verdachte trapte [benadeelde 1] weer in zijn gezicht. Hij haalde zijn been naar achter en trapte met de punt van de schoen tegen het voorhoofd van [benadeelde 1] aan. [6]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij dat zag dat iemand (de rechtbank begrijpt: [benadeelde 1] ) meerdere malen, hard werd geduwd door een man (de rechtbank begrijpt: verdachte) waardoor hij op de grond terecht kwam. Op dat moment werd [benadeelde 1] – terwijl hij op de grond lag – een paar keer getrapt en was hij direct bewusteloos. [benadeelde 1] werd met name in zijn zij en één keer in zijn gezicht getrapt. Nadat verdachte een woning was binnen gegaan en weer naar buiten kwam, vroeg verdachte; ‘ben je al dood’, terwijl hij aan [benadeelde 1] trok. Vervolgens zei verdachte; ‘volgens mij niet’. Hij gaf toen nog een trap in het gezicht van [benadeelde 1] . Verdachte ging met zijn voet boven het hoofd van [benadeelde 1] en trapte met zijn hak. [7]
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat op het moment hij ter plaatse kwam, een man (de rechtbank begrijpt: verdachte) met een vriend naar buiten kwam. Verdachte had een opgefokte houding en liet zich niet tegenhouden en kalmeren door zijn vriend. Hij was aan het schreeuwen en liep naar een jongen toe die op de grond lag (de rechtbank begrijpt: [benadeelde 1] ). Verdachte zette zijn voet over [benadeelde 1] heen en haalde zijn hak achteruit in het gezicht van [benadeelde 1] . Op het moment van impact hoorde hij een soort zucht, het was heel onaangenaam om te horen. [benadeelde 1] lag toen al met een snurkende ademhaling en bewegingsloos op de grond. Hij was al zo ver buiten westen dat hij niet reageerde op de trap van verdachte. [8]
[benadeelde 1] heeft in zijn aangifte verklaard dat hij na een week bijkwam uit coma in het ziekenhuis. Van het incident zelf op 23 december 2019 kan hij zich niets meer herinneren. [9]
[benadeelde 1] heeft door het incident diverse breuken in zijn aangezicht, een hersenschudding, luchtbellen in de hersenen en meerdere ribbreuken opgelopen. [10]
Op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat verdachte degene is geweest die [benadeelde 1] twee kopstoten heeft gegeven, heeft geduwd, meermalen heeft geslagen en heeft geschopt. Hierdoor heeft [benadeelde 1] ernstig letsel opgelopen.
Vervolgens ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of dit handelen kan worden aangemerkt als poging tot moord of poging tot doodslag, zoals ten laste is gelegd.
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘voorbedachte rade’ moet komen vast te staan, dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Getuigen beschrijven dat verdachte tijdens het gehele incident zeer opgefokt was en zich niet liet kalmeren. Uit het dossier komt dan ook het beeld naar voren dat verdachte heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling veelmeer dan dat verdachte na kalm beraad en rustig overleg heeft gehandeld. Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank daarom van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld, zodat verdachte moet worden vrijgesproken van poging tot moord.
De rechtbank komt wel tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde poging tot doodslag.
Het geweldsincident op 23 december 2019 te Nunspeet heeft uit twee verschillende aanvalsmomenten bestaan. Verdachte heeft [benadeelde 1] twee kopstoten gegeven en hem meermalen geslagen en geduwd. Toen [benadeelde 1] op de grond was gevallen heeft hij hem hard in het gezicht geschopt. Nadat hij [benadeelde 1] vervolgens bewusteloos op de grond had achtergelaten, is verdachte teruggekeerd, heeft aan omstanders gevraagd of [benadeelde 1] al dood was en heeft nogmaals tegen het hoofd van [benadeelde 1] getrapt. [benadeelde 1] heeft door het handelen van verdachte zeer ernstig en in potentie dodelijk lichamelijk letsel opgelopen. Deze gedragingen van verdachte moeten naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op de dood van [benadeelde 1] dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans daarop bewust heeft aanvaard. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte opzettelijk heeft geprobeerd [benadeelde 1] van het leven te beroven en acht poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks23 december 2019 te Nunspeet ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde 1] opzettelijk
en met voorbedachten radevan het leven te beroven,
- meerdere malen die [benadeelde 1] een kopstoot heeft gegeven,
- meerdere malen die [benadeelde 1]
in/optegen het gezicht heeft geslagen
en/of gestompt,
- meerdere malen (met kracht) tegen de rug heeft geduwd waardoor die [benadeelde 1] ten val is gekomen,
- ( vervolgens)
(toen die [benadeelde 1] buiten op de grond lag
)hem meermalen
in/op/tegen het gezicht en
/ofhet hoofd heeft geslagen
en/of gestompten
/of
- meerdere malen tegen het bovenlichaam van die [benadeelde 1] heeft
geschopt en/ofgetrapt en
/of
-
(nadat verdachte heeft gevraagd of die [benadeelde 1] al dood was
en/of of die [benadeelde 1] nog leefde) meermalen, althans eenmaal, in/op/tegen het gezicht en
/ofhet hoofd heeft
geschopt en/ofgetrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Poging tot doodslag

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
Door de raadsman van verdachte is naar voren gebracht dat verdachte een lange voorgeschiedenis van psychiatrische hulpverlening kent. Ten tijde van het strafbare feit leed verdachte aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Daarbij is de vraag in hoeverre de bewezenverklaarde strafbare gedraging aan verdachte kan worden toegerekend. De rechtbank is niet gebonden aan het advies van de gedragsdeskundige en de verdediging verzoekt om verdachte het ten laste gelegde feit in verminderde mate toe te rekenen. Vanuit het oogpunt van zorg is het van belang dat verdachte zijn huidige behandeling continueert. Verdachte is gemotiveerd voor behandeling en begeleiding.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 8 april 2020;
- een voorlichtingsrapportage van [naam 2] , gedateerd 16 maart 2020;
- een psychologisch onderzoek, drs. [naam 3] , GZ-psycholoog, onder supervisie van drs. [naam 4] , GZ-psycholoog en geregistreerd in he NRGD, deskundigheidsgebied voor volwassenen, gedateerd 25 maart 2020.
Verdachte heeft op 23 december 2019 [benadeelde 1] , met wie hij die dag op stap was, op twee momenten aangevallen en zeer ernstig mishandeld. [benadeelde 1] heeft hierdoor ernstig letsel opgelopen. Hij heeft een week in coma gelegen, had meerdere breuken in zijn aangezicht, een hersenschudding, luchtbellen in zijn hersenen en meerdere ribbreuken. Door te handelen, zoals hier omschreven, heeft verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [benadeelde 1] . Afgezien van de opmerking dat verdachte zich ergerde aan het gedrag van [benadeelde 1] heeft verdachte geen verklaring gegeven voor dit zéér gewelddadige optreden tegen een bekende. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring blijkt dat de gebeurtenis enorme impact heeft gehad op [benadeelde 1] en zijn gezin en dat nog steeds heeft. Het gaat om een zeer ernstig geweldsdelict. Dergelijke delicten schokken de rechtsorde en leiden tot gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. De rechtbank rekent dit alles verdachte zeer aan.
Misdrijven tegen het leven gericht behoren tot de ernstigste misdrijven die het Wetboek van Strafrecht kent. Als het delict voltooid wordt, zijn de gevolgen ervan onomkeerbaar. Aan een poging tot doodslag wordt derhalve zwaar gewicht toegekend en de rechtbank is dan ook van oordeel dat alleen een flinke vrijheidsbenemende straf passend is.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 8 april 2020, waaruit naar voren komt dat verdachte niet eerder voor een dergelijk strafbaar feit is veroordeeld.
Uit het psychologisch rapport komt naar voren dat verdachte lijdende is aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens in de zin van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken en een stoornis in middelengebruik (alcohol en amfetamine) matig tot ernstig. Deze stoornissen waren ten tijde van het ten laste gelegde ook aanwezig. Echter, volgens de psycholoog hebben deze stoornissen verdachtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde niet beïnvloed. De psycholoog ziet daarom geen reden om de rechtbank te adviseren om verdachte de feiten verminderd toe te rekenen.
De rechtbank neemt de conclusie van de psycholoog over. Dat sprake is van persoonlijkheidsproblematiek bij verdachte is door de psycholoog onder ogen gezien en meegewogen. Hetgeen de raadsman van verdachte heeft aangevoerd is dan ook geen reden om af te wijken van het advies van de psycholoog.
Alles afwegende komt de rechtbank tot het oordeel dat niet kan worden volstaan met oplegging van een lagere straf dan de door de officier van justitie geëiste straf. De rechtbank zal verdachte conform de eis van de officier van justitie tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren veroordelen.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Ter terechtzitting is de vordering voor wat betreft de immateriële kosten verhoogd tot een bedrag van € 10.000,00. Dat betekent dat gevorderd wordt een bedrag van € 2.441,32 aan materiële schade en een bedrag van € 10.000,00 aan immateriële schade. Het totaal gevorderde bedrag bedraagt € 12.441,32.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gehele vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedings-maatregel en toekenning van de wettelijke rente.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de ziekenhuisdaggeldvergoeding kan worden toegewezen. Het eigen risico, de reiskosten en de mantelzorg zijn onvoldoende onderbouwd en moeten om die reden worden afgewezen. Ditzelfde geldt voor de kosten ten aanzien van de reparatie aan de telefoon en het horloge. Voor wat betreft de kledingschade refereert de raadsman van verdachte zich aan het oordeel van de rechtbank met uitzondering van het T-shirt dat [benadeelde 1] zelf zou hebben gescheurd. Ten aanzien van de immateriële schade is de raadsman van verdachte van mening dat het bedrag dient te worden gematigd.
Beoordeling door de rechtbank
Materiële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schadeposten ziekenhuisdaggeldvergoeding (€ 420,00), eigen risico (€ 129,33) en reparatie van de telefoon (€ 109,00) voldoende zijn onderbouwd. Deze schadeposten komen daarom voor toewijzing in aanmerking.
Ten aanzien van de reiskosten is de rechtbank van oordeel dat alleen de reiskosten ten aanzien van de ziekenhuisbezoeken op 5, 7, 14 januari en 1 april 2020 kunnen worden toegewezen. Aldus zal een bedrag van € 69,89 aan reiskosten worden toegewezen. De overige gevorderde reiskosten zijn kosten die zijn gemaakt door derden voor het bezoeken van de benadeelde partij in het ziekenhuis. Dit is geen schade die door de benadeelde partij zelf is geleden en kan ook niet als verplaatste schade worden aangemerkt. De benadeelde partij zal daarom in zoverre niet-ontvankelijk in de vordering worden verklaard.
De gevorderde schade met betrekking tot de kleding zal tot een bedrag van € 85,00 worden toegewezen. De kosten ten aanzien van het T-shirt voor een bedrag van € 40,00, (inclusief afschrijving) zal niet-ontvankelijk worden verklaard, nu deze schade, gelet op de betwisting door de verdediging, onvoldoende is onderbouwd.
Voor wat betreft de schadepost mantelzorg en de gevorderde schade aan het horloge zal de rechtbank de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk verklaren. Dat deze schade is geleden is onvoldoende onderbouwd.
Immateriële schade
Aan de benadeelde partij is door de bewezenverklaarde strafbare feiten rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet uit vermogensschade bestaat. Verdachte heeft de benadeelde partij op een zeer ernstige wijze mishandeld. Door aldus te handelen heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de gevoelens van veiligheid van de benadeelde partij. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die vermeld in artikel 6:106 BW, is naar het oordeel van de rechtbank om die reden voldaan.
De rechtbank acht voldoende aannemelijk geworden dat in iedere geval tot een bedrag van € 5.000,00 schade is geleden, zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen. Hierbij is rekening gehouden met de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten, de aard en de ernst van de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen aan smartengeld plegen toe te kennen. Ter zitting heeft de benadeelde partij de vordering verhoogd met € 5.000,00, omdat volgens haar nog geen sprake is van een medische eindsituatie. Nu deze schade thans nog niet is geleden en voor de toekomst onvoldoende is onderbouwd, zal de benadeelde partij in zoverre in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
De vordering wordt voor een bedrag van totaal € 5.813,22 toegewezen.
Wat betreft het meer of anders gevorderde zal de benadeelde partij zal niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dan de schade door de verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 23 december 2019.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van de tenlastegelegde poging tot moord.
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van
4 (vier) jaar;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] .
  • veroordeelt verdachte tot betaling van
  • verklaart de
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H.M. Pastoors (voorzitter), mr. C.J.M. van Apeldoorn en
mr. T. Bertens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Verhagen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 juni 2020.
mr. C.J.M. van Apeldoorn is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, districtsrecherche Noord- en Oost Gelderland, basisteam Veluwe-Noord, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600 2019572050, onderzoek Argon, gesloten op 3 maart 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.De verklaring van verachte afgelegd ter terechtzitting van 26 mei 2020.
3.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 34, vierde alinea.
4.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 mei 2020.
5.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 42 en 43.
6.Het proces-verbaal van verhoor van getuige D. [getuige 1] , p. 84 en 85.
7.Het proces-verbaal van verhoor van getuige M. [getuige 2] , p. 90 tot en met 92.
8.Het proces-verbaal van verhoor van getuige H.-J. [getuige 3] , p. 98 en 99.
9.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 1] , p. 61.
10.Een schriftelijk bescheid, te weten een letselrapportage Forensische geneeskunde, GGD Noord Oost Gelderland, 9-1-2020, mevr. [naam 5] , forensisch arts, p. 149 tot en met 151.