ECLI:NL:RBGEL:2020:2863

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 mei 2020
Publicatiedatum
8 juni 2020
Zaaknummer
C/05/370548 / FZ RK 20-1193
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van een crisismaatregel Wvggz met beperkte duur

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 18 mei 2020 een beschikking gegeven inzake de voortzetting van een crisismaatregel op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De betrokkene, geboren in 1979, vertoonde ernstige psychische problemen en was bekend met een autismespectrumstoornis en een depressieve stoornis. De officier van justitie had verzocht om voortzetting van de crisismaatregel, die oorspronkelijk op 13 mei 2020 was opgelegd. Tijdens de mondelinge behandeling, die telefonisch plaatsvond vanwege COVID-19, werd betrokkene gehoord, bijgestaan door zijn advocaat, en de zorgverantwoordelijke van de instelling waar hij verbleef. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor betrokkene, waaronder ernstige psychische schade en acute maatschappelijke teloorgang. De rechtbank besloot de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel te verlenen, maar beperkte de duur tot één week, tot en met 25 mei 2020. Dit was gebaseerd op de verwachting dat er binnen deze periode een overbruggingsplan kon worden opgesteld. De rechtbank oordeelde dat de voorgestelde verplichte zorg noodzakelijk en evenredig was, en dat er geen minder bezwarende alternatieven beschikbaar waren. De beschikking werd mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door rechter M.G.J. Post, in tegenwoordigheid van griffier E.J. Boerboom-Lempers.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats: Zutphen
Zaakgegevens: C/05/370548 / FZ RK 20-1193
Datum mondelinge uitspraak: 18 mei 2020
Beschikking machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel Wvggz
naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot voortzetting van een crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1979 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
verblijfadres: [naam instelling] ,
op grond van een crisismaatregel geldend tot en met 16 mei 2020,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. D. van Bloemendaal te Ermelo.

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 14 mei 2020, heeft de officier van justitie verzocht om voortzetting van de op 13 mei 2020 opgelegde crisismaatregel.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft vanwege de situatie rondom het virus COVID-19 telefonisch plaatsgevonden op 18 mei 2020.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn telefonisch gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
  • mw. [naam] , als zorgverantwoordelijke verbonden aan [naam instelling] .
1.4.
Omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig is, is de officier van justitie niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling.

2.Beoordeling

2.1.
Ten aanzien van de wijze waarop de procedure mondeling is behandeld, overweegt de rechtbank als volgt. Vanwege de maatregelen van de overheid ter bestrijding van het coronavirus (COVID-19) is het landelijk beleid van de Rechtspraak dat het niet is toegestaan de accommodatie waar betrokkene verblijft te bezoeken.
Dit levert voor betrokkene, de medebewoners en de verzorgers een onaanvaardbaar besmettingsgevaar op. Datzelfde geldt voor de medewerkers van de rechtbank, alsook voor bewoners en verzorgers van overige accommodaties indien van dit beleid zou worden afgeweken. Om die reden is besloten betrokkene via beeldbellen te horen.
2.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in:
  • ernstige psychische schade;
  • acute maatschappelijke teloorgang.
2.3.
Ter zitting heeft de deskundige toegelicht dat in eerste instantie werd gedacht aan een psychotisch toestandsbeeld passend bij ontregeling van de onderliggende autismespectrumstoornis. Nu betrokkene tot rust is gekomen, lijkt eerder sprake te zijn geweest van ernstige overprikkeling, wanhoop, chaotische gedachten en het gevoel niet begrepen te worden. Wel blijft daarmee de ontregeling van de onderliggende autismespectrumstoornis bestaan in combinatie met een langdurige depressie en oordeels- en kritiekstoornissen. Het ernstig vermoeden bestaat dat het voornoemde nadeel hierdoor is ontstaan. De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
2.4.
Betrokkene is al geruime tijd bekend met een autismespectrumstoornis en een depressieve stoornis waarbij hij in behandeling is bij Buurtzorg T en er in het verleden meerdere opnames hebben plaatsgevonden. Betrokkene had last van overprikkelingen en versneld en chaotisch denken, wat zich uitte in een spraakwaterval waarbij hij niet te onderbreken was in zijn verhaal. Er is sprake van grootheidsideeën waarbij betrokkene zich een onbegrepen genie voelt, hij van mening is dat zijn sperma moet worden ingevroren voor de wetenschap en hij denkt dat zijn papegaai zeer intelligent is. Betrokkene is niet in staat de reactie van zijn omgeving op zijn gedrag en andersom op waarde te schatten.
2.5.
Voordat betrokkene is opgenomen met een inbewaringstelling, heeft hij aangegeven levensmoe te zijn en slechts nog te leven voor de mensen om hem heen die hem echter in toenemende mate niet begrijpen. Betrokkene heeft aan zijn behandelaar gevraagd om euthanasie en aangegeven dat als hij dat niet krijgt, hij het zelf gaat regelen. Hij heeft de politie gebeld en aangegeven mogelijk naar het spoor te gaan om zichzelf daar de suïcideren. Bij oplopende spanning en overprikkeling neemt de acute suïcidewens toe. Betrokkene lijkt deze echter te onderschatten daar hij aangeeft dat het allemaal wel goed komt als hij met rust gelaten wordt. De vader van betrokkene is overbelast door de huidige situatie waardoor er sprake is van dreigende psychische schade. Door de zorgverantwoordelijke is ter zitting aangegeven dat het beter gaat met betrokkene sinds hij in de accommodatie verblijft. Er is geen sprake meer van suïcidaliteit en het snelle herstel laat zien dat er sprake was van een overprikkeling bij betrokkene, en niet zo zeer van een manisch psychotisch beeld. Mw. [naam] heeft ter zitting aangegeven dat op woensdag 20 mei een overleg plaatsvindt over betrokkene waarbij getracht wordt een overbruggingsplan op te stellen. Het lijkt niet raadzaam dat hij in zijn eigen woning gaat wonen. De verwachting is dat betrokkene niet afdoende voor zichzelf kan zorgen en dan snel zal gaan ontregelen en acuut gevaar bestaat voor maatschappelijke teloorgang. Het wonen bij de vader is evenmin een goede optie omdat sprake was van overbelasting van de vader en dit bij terugkeer van betrokkene zal herleven. De verwachting is nu dat betrokkene met een week voldoende is hersteld én rondom hem een overbruggingsplan kan worden opgesteld.
2.6.
Ter zitting heeft betrokkene aangegeven dat hij suïcidale uitingen deed uit wanhoop en overprikkeling. Zijn naasten lijken hem niet goed te begrijpen en het zou goed zijn als zij leren met hem om te gaan. In de brief van betrokkene van 16 mei 2020 (ter zitting gemaild naar de rechtbank) geeft hij (onder meer) aan dat hij door de rust en slaap in [naam instelling] weer helder kan denken. Ook geeft hij aan dat hij niet langer 24/7 door zijn vader verpleegd zou moeten worden omdat dit ten koste gaat van zijn eigen leven. Betrokkene stelt dat hij kan gaan wonen in zijn eigen woning en dat deze daartoe vrijwel bewoonbaar is. Dat mevrouw [naam] ter zitting zegt dat hij wel vrijwillig wil blijven, berust op een misverstand in de communicatie. Betrokkene wil wel vrijwillig blijven tot het overleg aanstaande woensdag maar niet langer. De raadsvrouw heeft op basis van bovenstaande argumenten verzocht het verzoek af te wijzen.
2.7.
De rechtbank is van oordeel dat de in de crisismaatregel genoemde zorg, te weten:
  • het toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische behandelmaatregelen;
  • het beperken van de bewegingsvrijheid;
  • het opnemen in een accommodatie;
noodzakelijk is om het nadeel af te wenden.
2.8.
In het verzoekschrift heeft de officier van justitie eveneens de volgende vormen van zorg verzocht:
  • insluiten;
  • het uitoefenen van toezicht op betrokkene;
  • het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen.
Met inachtneming van hetgeen de zorgverantwoordelijk hierover ter zitting heeft toegelicht, is de rechtbank van oordeel dat deze vormen van zorg niet langer passend en geboden zijn.
2.9.
Betrokkene verzet zich tegen de zorg zoals genoemd onder punt 2.6. Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. Betrokkene is ambivalent ten aanzien van de bereidheid om vrijwillig in de accommodatie te verblijven om het zo mogelijk te maken dat er een overbruggingsplan opgesteld kan worden. Door de zorgverantwoordelijke is ter zitting aangevoerd dat de verwachting is dat een week nodig is om met alle partijen afspraken te kunnen maken. De rechtbank ziet om die reden aanleiding om de machtiging in duur te beperken tot één week.
2.10.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.11.
Gelet op het voorgaande zal een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden verleend, welke machtiging een geldigheidsduur heeft van één week.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel met de vormen van verplichte zorg zoals hierboven onder 2.6. zijn genoemd ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1979 te [geboorteplaats] ;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 25 mei 2020.
3.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 18 mei 2020 door mr. M.G.J. Post, rechter, in tegenwoordigheid van E.J. Boerboom-Lempers, griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 20 mei 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.