ECLI:NL:RBGEL:2020:2849

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 mei 2020
Publicatiedatum
8 juni 2020
Zaaknummer
C/05/368741 / KG RK 20-296
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek in een ondertoezichtstellingsprocedure

Op 19 mei 2020 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoek was ingediend door een vader, verzoeker, die zich niet kon vinden in de gang van zaken rondom de verlenging van de ondertoezichtstelling van zijn kinderen, [kind 1] en [kind 2]. De vader stelde dat de rechter, mr. E.J. Davids, vooringenomen was en geen feitelijke waarheidsvinding had gedaan. Hij verwees naar een plan van aanpak van de gezinsvoogd, waarin volgens hem onjuistheden stonden en waarin zijn andere kinderen ten onrechte werden genoemd.

Tijdens de mondelinge behandeling op 15 mei 2020 heeft de rechter aangegeven dat de bezwaren van de vader niet afdoen aan de zorgen die in het plan van aanpak zijn beschreven. De wrakingskamer oordeelde dat de rechterlijke onpartijdigheid niet in het geding was, omdat de vader geen concrete omstandigheden had aangevoerd die de schijn van partijdigheid konden rechtvaardigen. De wrakingskamer benadrukte dat het wrakingsmiddel niet bedoeld is om een beslissing van de rechter te herzien, maar om de onpartijdigheid van de rechter te waarborgen.

De wrakingskamer concludeerde dat het wrakingsverzoek kennelijk misbruikt werd om de GI te dwingen het plan van aanpak aan te passen. Daarom werd bepaald dat een volgend wrakingsverzoek op dezelfde gronden niet meer in behandeling zal worden genomen. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK GELDERLAND, locatie Arnhem

Wrakingskamer
zaaknummer: C/05/368741 / KG RK 20-296
Beslissing van 19 mei 2020
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker]
wonende te Laren
hierna te noemen: verzoeker, strekkende tot de wraking van
mr. E.J. Davids,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van 24 maart 2020 waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld;
- de schriftelijke reactie van de rechter op het wrakingsverzoek van 17 april 2020;
- de e-mail van verzoeker van 27 april 2020;
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek op 15 mei 2020.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen:
  • verzoeker
  • de rechter
  • [naam] , namens [GI]

2.Het wrakingsverzoek

2.1
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de verzoekschriftprocedure met nummer C/05/367652 / JE RK 20-334. De procedure betreft een verzoek van de [GI] als gecertificeerde instelling (hierna: de GI) tot verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarigen [kind 1] en [kind 2] . Verzoeker, zijnde de vader van voornoemde minderjarigen is daarbij, evenals de moeder van de minderjarigen, als belanghebbende aangemerkt.
2.2
Verzoeker heeft blijkens het proces-verbaal van het mondelinge wrakingsverzoek, zoals toegelicht bij de mondelinge behandeling, het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd.
‘U heeft geen feitelijke waarheidsvinding gedaan. Het verzoek is gebaseerd op het plan van aanpak van de gezinsvoogd [naam] . In het plan van aanpak wordt alleen een verzoek gedaan om de ondertoezichtstelling van [kind 1] te verlengen en niet van [kind 2] .’
In zijn e-mail van 27 april 2020 en ter zitting van 15 mei 2020 heeft verzoeker zijn wrakingsverzoek aangevuld. Die aanvulling komt erop neer dat verzoeker van mening is dat in het plan van aanpak van de GI strafbare feiten staan. Verzoeker vindt dat de rechter de gezinsvoogd van de GI hierop had moeten aanspreken en dat de rechter de gezinsvoogd en/of de GI had moeten bevelen het plan van aanpak aan te passen. Volgens verzoeker is door de gezinsvoogd geen hoor en wederhoor toegepast en zijn de namen van zijn andere kinderen (die niet onder toezicht staan) ten onrechte in het plan van aanpak opgenomen. Daarnaast is sprake van smaad en laster, omdat de gezinsvoogd onwaarheden in negatieve zin over hem schrijft. Verzoeker was in beginsel niet tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling, mits het daaraan ten grondslag liggende plan van aanpak zou worden aangepast.
2.3
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten.

3.De beoordeling

3.1
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
3.2
Verzoeker vindt dat de rechter vooringenomen is omdat zij, zoals zij tijdens de mondelinge behandeling van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling heeft aangegeven, voornemens was een - volgens hem - onjuiste beslissing, althans een beslissing gebaseerd op een - volgens hem - onjuist plan van aanpak, te nemen. De rechter heeft erkend dat zij ter zitting heeft aangegeven dat zij het voornemen had de ondertoezichtstelling te verlengen. In dat kader heeft zij, in haar schriftelijke reactie, toegelicht dat de bezwaren die verzoeker tegen het plan van aanpak heeft niets af doen aan de zorgen die erin zijn beschreven over zijn kinderen. Verzoeker heeft het bestaan van die zorgen ook beaamd. Het nemen van een beslissing op het verzoek kon daarom plaatsvinden los van de discussie tussen verzoeker en de gezinsvoogd/GI over de door verzoeker bestreden delen van het plan van aanpak, aldus de rechter.
3.3
De wrakingskamer overweegt dat de juistheid van een - aangekondigde - rechterlijke beslissing alleen kan worden beoordeeld als daartegen een rechtsmiddel (zoals hoger beroep) is aangewend. De wrakingsprocedure is daarvoor niet bestemd, omdat het daarin uitsluitend gaat over de (schijn van) vooringenomenheid van de rechter. Alleen als de beslissing gelet op de motivering of de wijze van totstandkoming zo onjuist of onbegrijpelijk is dat deze uitsluitend door vooringenomenheid kan worden verklaard, is er grond voor wraking. De aangevoerde grond haalt deze hoge drempel niet. Dat het plan van aanpak op bepaalde punten mogelijk fouten zou bevatten of in strijd met bepaalde richtlijnen tot stand zou zijn gekomen, zoals verzoeker stelt, leidt niet tot het oordeel dat de rechter met het voornemen om de ondertoezichtstelling te verlengen vooringenomen of partijdig zou (kunnen) zijn. De rechter heeft zonder vooringenomenheid of schijn daarvan haar beslissing op grond van de niet bestreden onderdelen van het plan van aanpak kunnen nemen. Het wrakingsverzoek zal daarom worden afgewezen.
3.4
De wrakingskamer is voorts van oordeel dat verzoeker het middel van wraking kennelijk gebruikt voor een ander doel dan waarvoor het is gegeven. Verzoeker probeert met zijn wrakingsverzoek kennelijk te bewerkstelligen dat het plan van aanpak door de GI zal worden aangepast op een aantal door hem genoemde punten, ondanks dat zijn bezwaren tegen het plan van aanpak niet van belang zijn voor de beoordeling van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling. Daarmee is sprake van misbruik van het wrakingsmiddel. De wrakingskamer zal daarom bepalen dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker op dezelfde gronden in deze zaak niet meer in behandeling zal worden genomen.
4. De beslissing
De wrakingskamer van de rechtbank:
  • wijst het verzoek tot wraking af;
  • bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek op dezelfde gronden in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is gegeven door de mr. J.R. Veerman, voorzitter, mr. M.J.C. van Leeuwen en mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. A. Wolsink-van Veldhuizen en in het openbaar uitgesproken op 19 mei 2020.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.