ECLI:NL:RBGEL:2020:2820

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 juni 2020
Publicatiedatum
4 juni 2020
Zaaknummer
C/05/370570 / KZ ZA 20-78
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van huurwoning door medebewoners en uitschrijving bij de gemeente

Op 4 juni 2020 heeft de Rechtbank Gelderland in een kort geding uitspraak gedaan over de ontruiming van een huurwoning. Eiseres, een huurster, vorderde ontruiming van haar woning door haar medebewoners, die niet huurders zijn, en hun uitschrijving bij de gemeente. De gedaagden, de zoon van eiseres en zijn echtgenote, waren zonder toestemming van eiseres in de woning blijven wonen. Eiseres had hen eerder gesommeerd om de woning te verlaten, maar zij hadden hieraan geen gehoor gegeven. Tijdens de mondelinge behandeling op 28 mei 2020, die via Skype plaatsvond vanwege coronamaatregelen, werd duidelijk dat de situatie voor beide partijen onhoudbaar was. Eiseres stelde dat zij de woning weer wilde betrekken, terwijl de gedaagden aanvoerden dat zij recht hadden om in de woning te blijven. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van eiseres toegewezen, met de afspraak dat de gedaagden uiterlijk op 1 november 2020 de woning moeten verlaten. Tevens werd bepaald dat de gedaagden zich bij de gemeente moesten uitschrijven van het adres van eiseres. De voorzieningenrechter heeft geen dwangsom opgelegd, omdat partijen overeenstemming hadden bereikt over de ontruiming. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C/05/370570 / KZ ZA 20-78
Vonnis in kort geding van 4 juni 2020
in de zaak van
[eiser]
wonende te [woonplaats 1],
eiseres,
advocaat mr. J. Zeegers te Doetinchem,
tegen

1.[gedaagde 1]

2.
[gedaagde 2],
beiden wonende te [woonplaats 2]
gedaagden,
advocaat mr. R. Stam te Doetinchem.
Eiseres zal hierna [eiser] worden genoemd. Gedaagden zullen hierna worden aangeduid als de [gedaagde 1] en [gedaagde 2].

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de pleitnotitie van mr. Stam namens de [gedaagde 1] en [gedaagde 2], vanwege de huidige coronamaatregelen vooraf ingediend op 26 mei 2020
  • de mondelinge behandeling van 28 mei 2020, die vanwege de huidige coronamaatregelen is gehouden via Skype voor Bedrijven.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is huurster van een huurwoning gelegen aan de [adres], gemeente Montferland (hierna: de woning).
2.2.
De [gedaagde 1] is de zoon van [eiser]. In 2016/2017 is hij bij [eiser] in de woning gaan wonen. Later is ook [gedaagde 2], de echtgenote van de [gedaagde 1], bij [eiser] ingetrokken. Nadien hebben de [gedaagde 1] en [gedaagde 2] twee kinderen gekregen, die eveneens in de woning wonen.
2.3.
De [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben zich bij de gemeente [woonplaats 2] laten inschrijven op het bovengenoemde adres van [eiser].
2.4.
Op enig moment heeft [eiser] de woning verlaten en is zij in [woonplaats 1] gaan wonen. Daar woont zij ook nu nog meestentijds.
2.5.
Bij brief van 16 april 2020 heeft de advocaat van [eiser] de [gedaagde 1] en zijn gezin gesommeerd om samen met zijn gezin de woning van [eiser] uiterlijk een week na 16 april 2020 te verlaten en ook binnen die termijn ervoor zorg te dragen dat hij en zijn gezin zijn uitgeschreven van het adres van [eiser]. De [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben tot op heden niet aan deze sommatie voldaan.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert, samengevat, dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad en op de minuut en op alle dagen en uren bij wijze van voorlopige voorzieningen in kort geding:
de [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zal veroordelen om de woning aan de [adres] binnen twee weken na betekening van dit vonnis met alle zich daarin bevindende personen en zaken te verlaten en te ontruimen, onder de opgave (de voorzieningenrechter begrijpt: afgifte) van de sleutels en hetgeen daartoe verder behoort, ter vrije en algehele beschikking van [eiser] te stellen, één en ander onder verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per dag of gedeelte van en dag waarop de [gedaagde 1] en [gedaagde 2] nalatig blijven aan het vonnis te voldoen;
de [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zal veroordelen tot het uitschrijven van henzelf en hun gezin bij de gemeente Montferland aan het adres [adres] uiterlijk binnen een week na betekening van dit vonnis, waarbij het vonnis in de plaats treedt van de daarvoor benodigde handtekening van de [gedaagde 1] en [gedaagde 2] wanneer zij in gebreke blijven om hieraan te voldoen;
de proceskosten tussen partijen zal compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
3.2.
[eiser] legt aan haar vorderingen ten grondslag dat zij huurster is van de woning en dat de [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zonder recht of titel in de woning verblijven en op haar adres staan ingeschreven. Volgens [eiser] heeft zij hun hiervoor nooit toestemming gegeven. De [gedaagde 1] en [gedaagde 2] moeten de woning ontruimen, omdat [eiser] daar zo spoedig mogelijk zelf weer wil gaan wonen, zo voert zij aan.
3.3.
De [gedaagde 1] en [gedaagde 2] voeren verweer en concluderen tot niet-ontvankelijkverklaring van [eiser] in haar vorderingen, dan wel afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.
3.4.
De voorzieningenrechter zal hierna nader ingaan op de stellingen van partijen, voor zover van belang voor de beoordeling.

4.De beoordeling

4.1.
Uit wat partijen in de dagvaarding en de pleitnotitie en tijdens de mondelinge behandeling naar voren hebben gebracht, is het de voorzieningenrechter duidelijk geworden dat de huidige situatie voor beide partijen onhoudbaar is. De relatie tussen partijen is zodanig verslechterd, dat de [gedaagde 1] en [gedaagde 2] en hun gezin onmogelijk nog langer in de woning van [eiser] kunnen blijven wonen.
4.2.
Partijen zien dat zelf ook in. Tijdens de mondelinge behandeling zijn zij overeengekomen dat de [gedaagde 1] en [gedaagde 2] met hun gezin de woning uiterlijk op 1 november 2020 zullen verlaten en dat zij zullen trachten de woning eerder dan 1 november 2020 te verlaten. De voorzieningenrechter zal de vordering onder a) in die zin en in zoverre toewijzen.
4.3.
Omdat partijen zijn overeengekomen dat de [gedaagde 1] en [gedaagde 2] de woning zullen verlaten, ziet de voorzieningenrechter geen reden om een dwangsom op te leggen. Daar komt nog bij dat [eiser] niet heeft onderbouwd op grond waarvan een extra prikkel om tot ontruiming over te gaan in de vorm van een dwangsom nodig is. Met toewijzing van de vordering tot ontruiming heeft [eiser] een titel om indien nodig zelf, via de weg van de reële executie, tot ontruiming over te gaan. De voorzieningenrechter gaat er echter vanuit dat het zover niet zal komen en dat de [gedaagde 1] en [gedaagde 2] de woning uiterlijk op de afgesproken datum uit zichzelf zullen verlaten. Gezien het voorgaande zal de onder a) gevorderde dwangsom worden afgewezen.
4.4.
In het verlengde van de toewijzing van de vordering tot ontruiming zal de voorzieningenrechter ook de vordering onder b) toewijzen. De [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zullen zichzelf en hun gezin moeten laten uitschrijven bij de gemeente Montferland van het adres [adres]. Deze uitschrijving moet uiterlijk op 1 november 2020, of zoveel eerder als de [gedaagde 1] en [gedaagde 2] de woning van [eiser] hebben verlaten, plaatsvinden. De voorzieningenrechter zal bepalen dat dit vonnis in de plaats treedt van de handtekening van de [gedaagde 1] en [gedaagde 2] die voor die uitschrijving nodig is, in het geval dat de [gedaagde 1] en [gedaagde 2] niet aan deze veroordeling voldoen.
4.5.
Het vonnis zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard, maar zonder de door [eiser] gevraagde toevoeging “op alle dagen en uren”, omdat de deurwaarder op grond van de wet voldoende gelegenheid heeft om het vonnis te executeren. De gevorderde uitvoerbaarverklaring op de minuut wordt ook afgewezen, omdat daarbij geen belang bestaat. Van het vonnis wordt immers een uitvoerbare grosse afgegeven.
4.6.
Omdat partijen familie van elkaar zijn, zal de voorzieningenrechter op grond van artikel 237 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de proceskosten tussen hen compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt de [gedaagde 1] en [gedaagde 2] om uiterlijk op 1 november 2020 de woning aan de [adres] te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken tenzij deze zaken van [eiser] zijn, en de sleutels en hetgeen daartoe verder behoort af te geven aan [eiser],
5.2.
veroordeelt de [gedaagde 1] en [gedaagde 2] om uiterlijk op 1 november 2020, of zoveel eerder als zij de woning zullen hebben verlaten, henzelf en hun gezin bij de [woonplaats 2] te laten uitschrijven van het adres [adres], waarbij dit vonnis in de plaats treedt van de daarvoor benodigde handtekening van de [gedaagde 1] en [gedaagde 2] indien de [gedaagde 1] en [gedaagde 2] niet aan deze veroordeling voldoen,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.H.A. Heenk en in het openbaar uitgesproken op 4 juni 2020.
JE/KH