ECLI:NL:RBGEL:2020:2812

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 juni 2020
Publicatiedatum
3 juni 2020
Zaaknummer
05/880726-19 + 15/860199-15 (tul)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heropening van het onderzoek in een strafzaak met betrekking tot poging tot moord en diefstal met geweld

Op 3 juni 2020 heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, een tussenvonnis gewezen in een strafzaak tegen een verdachte die wordt beschuldigd van poging tot moord en diefstal met geweld. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 25 februari 2019 in Arnhem, waarbij de verdachte en mogelijk mededaders betrokken waren bij een gewelddadige confrontatie met een slachtoffer. De tenlastelegging omvat onder andere het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer door middel van vuurwapens, alsook de diefstal van cocaïne en hennep, waarbij geweld werd gebruikt.

Tijdens de zittingen op 25 september, 9 oktober en 4 december 2019, en op 26 februari en 20 mei 2020, is het onderzoek ter terechtzitting gevoerd. De verdachte was aanwezig en werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. E.A. Blok. De officier van justitie, mr. L. van der Werff, heeft gerekwireerd. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het onderzoek niet volledig is geweest en heeft besloten om het onderzoek te heropenen. Dit besluit is genomen omdat de rechtbank van mening is dat het slachtoffer als getuige moet worden gehoord, en er zijn aanvullende vragen die beantwoord moeten worden.

De rechtbank heeft de zaak voor onbepaalde tijd aangehouden en de officier van justitie opgedragen een aanvullend proces-verbaal op te maken. De rechtbank heeft ook gelast dat de verdachte en de benadeelde partij op de hoogte worden gesteld van de nader te bepalen terechtzitting. Dit tussenvonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar gemaakt op 3 juni 2020.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/880726-19 + 15/860199-15 (tul)
Datum uitspraak : 3 juni 2020
Tegenspraak
tussenvonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats] ), wonende aan [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in de [detentieadres] ,
raadsvrouw: mr. E.A. Blok, advocaat te Rotterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 25 september, 9 oktober en 4 december 2019 en 26 februari en 20 mei 2020.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
Primair
hij op of omstreeks 25 februari 2019, te Arnhem, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededaders voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, verdachte en/of zijn mededaders, - is/zijn, in het bezit van een of meer vuurwapens, naar die [slachtoffer] toegegaan en/of - heeft/hebben (vervolgens), een of meer kogels op die [slachtoffer] afgeschoten/afgevuurd, waarbij die [slachtoffer] aan het hoofd en/of in/aan de benen en/of in de heup werd geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
hij op of omstreeks 25 februari 2019, te Arnhem, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, verdachte en/of zijn mededader(s) - is/zijn, in het bezit van een of meer vuurwapens, naar die [slachtoffer] toegegaan en/of - heeft/hebben (vervolgens), een of meer kogels op die [slachtoffer] afgeschoten/afgevuurd, waarbij die [slachtoffer] aan het hoofd en/of in/aan de benen en/of de heup werd geraakt (met schotverwondingen en femurfractuur als gevolg);
2.
hij op of omstreeks 25 februari 2019, te Arnhem, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een kilo cocaïne, althans een hoeveelheid cocaïne en/of een hoeveelheid hennep/hasjiesj, in elk geval enig(e) goed(eren), dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door met een of meer vuurwapen(s) een of meer kogel(s) af te vuren op die [slachtoffer] en/of door met een vuurwapen die [slachtoffer] een of meerdere malen tegen het hoofd te slaan, waarbij voornoemd feit voor die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten meerdere schotverwondingen en/of een femurfractuur, ten gevolge heeft gehad.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 20 mei 2020 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. E.A. Blok, advocaat te Rotterdam.
De officier van justitie, mr. L. van der Werff, heeft gerekwireerd.
Verachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.
Het proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige kamer d.d. 20 mei 2020 zal aan dit tussenvonnis worden gehecht.

3.De motivering van de beslissing

Tijdens de beraadslaging is de rechtbank tot de conclusie gekomen dat het onderzoek niet volledig is geweest.
De rechtbank is naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van oordeel dat [slachtoffer] door de rechter-commissaris als getuige dient te worden gehoord. De rechtbank is gebleken dat de getuige onvoldoende is bevraagd. Daarbij vindt de rechtbank in ieder geval de volgende vragen van belang:
  • Herkent hij de verdachte [verdachte] als een van de mannen die ten tijde van het tenlastegelegde in de woning aanwezig waren;
  • Is hij eerder geconfronteerd met (een foto van) [verdachte] en mogelijke andere personen waarvan de politie vermoedde dat zij zich ten tijde van het tenlastegelegde in de betreffende woning zouden kunnen hebben bevonden;
Voorts zal de rechtbank de officier van justitie opdragen een aanvullend proces-verbaal te laten opmaken over de volgende vragen. Uit het dossier blijkt niet dat [slachtoffer] eerder geconfronteerd is met (een foto van) verdachte [verdachte] :
 Is [slachtoffer] eerder geconfronteerd met (een foto van) verdachte [verdachte]
o Zo ja, wat was het resultaat van deze confrontatie?
o Zo nee, waarom is dit niet gebeurd?
 Is bij de politie bekend of de verdachte [verdachte] en medeverdachte [medeverdachte] eerder contact met elkaar hebben gehad en, zo ja, waaruit blijkt dat.
De rechtbank zal hiertoe het onderzoek heropenen en de zaak aanhouden voor onbepaalde tijd.

4.De beslissing

De rechtbank:
 heropent het onderzoek;
 schorst het onderzoek voor onbepaalde tijd, doch
niet langer dan voor een periode van drie maanden;
 verwijst de zaak naar de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in dit arrondissement:
- opdat [slachtoffer] gehoord wordt over de hiervoor genoemde punten en wat in dit verband verder van belang zou kunnen zijn;
 draagt de officier van justitie op het hiervoor genoemde aanvullende proces-verbaal op te laten maken;
 stelt de stukken in handen van de officier van justitie;
 gelast de oproeping van verdachte, met afschrift aan zijn raadsvrouw tegen de nader te bepalen terechtzitting;
 gelast tevens de kennisgeving aan de benadeelde partij van de nader te bepalen terechtzitting;
 houdt verder iedere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.P.M. Kester (voorzitter), mr. J.J.H. van Laethem en mr. J.H.B. Bemelmans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M.P. van der Meulen en C. van Dam, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 juni 2020.
mr. J.J.H. van Laethem, mr. J.H.B. Bemelmans, mr. J.M.P. van der Meulen en C. van Dam zijn buiten staat om dit tussenvonnis mede te ondertekenen.