ECLI:NL:RBGEL:2020:281

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 januari 2020
Publicatiedatum
21 januari 2020
Zaaknummer
05/740007-18 en 05/740087-19 (gev. ttz)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor twee aanrandingen met gevangenisstraf en werkstraf

Op 17 januari 2020 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaken met parketnummers 05/740007-18 en 05/740087-19. De rechtbank heeft een 23-jarige man uit Arnhem veroordeeld voor twee aanrandingen. De verdachte kreeg een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 56 dagen, een voorwaardelijke gevangenisstraf van 120 dagen met bijzondere voorwaarden, en een werkstraf van 200 uur. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het vastpakken en betasten van de slachtoffers in kwetsbare situaties, waarbij de slachtoffers zich naakt in een sauna bevonden of alleen op straat liepen. De rechtbank achtte de verklaringen van de slachtoffers geloofwaardig en ondersteund door getuigenverklaringen. De verdachte werd vrijgesproken van de poging tot verkrachting, omdat de rechtbank niet kon vaststellen dat er sprake was van een dwingende handeling tot seksueel binnendringen. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op aan de voorwaardelijke gevangenisstraf, waaronder een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling. De benadeelde partij [slachtoffer 1] werd gedeeltelijk in het gelijk gesteld in haar vordering tot schadevergoeding, waarbij de rechtbank een bedrag van € 1.000,- voor immateriële schade en € 400,90 voor materiële schade toekende. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en het risico op herhaling van dergelijk gedrag.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers : 05/740007-18 en 05/740087-19 (gev. ttz)
Datum uitspraak : 17 januari 2020
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres]
Raadsman: mr. M.W.J. Rosendaal, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
16 november 2018, 12 april 2019, 8 augustus 2019, 20 december 2019 en 17 januari 2020.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten aanzien van parketnummer 05/740007-18 ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 24 december 2017 te Arnhem, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of
een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere
feitelijkheid, [slachtoffer 1] (voorheen [slachtoffer 1] ) te dwingen tot het ondergaan van een of meer
handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen
van het lichaam van die [slachtoffer 1] , op (zeer) korte afstand van die [slachtoffer 1] is gaan lopen en/of die [slachtoffer 1] heeft aangesproken met de woorden "je moet me pijpen" en/of "ik wil
je proeven" en/of "je kunt hier 100 euro voor krijgen", in elk geval (telkens)
woorden van gelijke aard of strekking, en/of (daarbij) over haar (met kleding bedekte) billen heeft gewreven en/of de hand van die [slachtoffer 1] heeft gekust/gezoend en/of die [slachtoffer 1] een steegje heeft ingeduwd en/of die [slachtoffer 1] bij haar kleding/jas heeft vastgepakt en/of die [slachtoffer 1] naar de grond heeft proberen te duwen/trekken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
hij op of omstreeks 24 december 2017 te Arnhem, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten het op (zeer) korte afstand van nagenoemde persoon gaan staan/lopen en/of op onverhoedse wijze, [slachtoffer 1] (voorheen [slachtoffer 1] ) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden
van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het betasten van en/of wrijven over haar billen en/of het kussen/zoenen op haar hand.
Aan verdachte is ten aanzien van parketnummer 05/740087-19 ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 30 april 2019 te Arnhem, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een
andere feitelijkheid, te weten op onverhoedse wijze [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer
ontuchtige handelingen, te weten
- het vastpakken van de onderbenen van die [slachtoffer 2] en/of het (vervolgens) naar beneden trekken van de benen van die [slachtoffer 2] en/of
- het betasten en/of masseren van de onderbenen en/of de bovenbenen/dijen en/of de heupen van die [slachtoffer 2] , zulks terwijl hij, verdachte en die [slachtoffer 2] op dat moment (grotendeels) naakt
in een saunaruimte verbleven;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
hij op of omstreeks 30 april 2019 te Arnhem, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een
andere feitelijkheid, te weten op onverhoedse wijze [slachtoffer 2] te dwingen tot het plegen en/of dulden van een of meer
ontuchtige handelingen,
- de onderbenen van die [slachtoffer 2] vast heeft gepakt en/of (vervolgens) de benen van die [slachtoffer 2] naar beneden heeft getrokken en/of
- de onderbenen en/of de bovenbenen en/of de heupen van die [slachtoffer 2] heeft betast en/of gemasseerd, althans knedende en/of wrijvende bewegingen heeft gemaakt en/of
- de heupen van die [slachtoffer 2] heeft vastgepakt en daarbij zijn, verdachtes hoofd heeft bewogen in de richting van de vagina, althans de schaamstreek van die [slachtoffer 2] en (vervolgens) heeft getracht de vagina, althans de schaamstreek van die [slachtoffer 2] te kussen, waarbij zijn, verdachts mond, de vagina, althans de schaamstreek van die [slachtoffer 2] zeer dicht was genaderd, zulks terwijl hij, verdachte en die [slachtoffer 2] op dat moment (grotendeels) naakt in een saunaruimte verbleven, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Ten aanzien van parketnummer 05/740007-18 [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair tenlastegelegde poging tot verkrachting. Verdachte heeft via zijn uitlatingen en fysieke handelingen, gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van die handelingen, duidelijk gemaakt dat hij aangeefster wilde verkrachten. Aangeefster kon dankzij haar hevige verzet los- en wegkomen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair bepleit dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het primair en subsidiair ten laste gelegde feit. Hiertoe is aangevoerd dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat om tot een bewezenverklaring te komen dat verdachte betrokken is geweest bij het incident op 24 december 2017. De verdediging heeft subsidiair aangevoerd dat de handelingen niet te kwalificeren zijn als de primair tenlastegelegde poging tot verkrachting en eveneens vrijspraak dient te volgen van de subsidiair tenlastegelegde aanranding omdat niet kan worden bewezen dat de billen zijn betast en omdat het kussen van de hand niet als ontuchtig kan worden aangemerkt.
Beoordeling door de rechtbank
Verklaringen van aangeefster
Op 24 december 2017 om 5:22 uur belt aangeefster [slachtoffer 1] (hierna: aangeefster) het telefoonnummer 112 en verklaart dat zij door een jongen is achtervolgd en dat hij haar een steegje in heeft getrokken. De jongen probeerde haar naar de grond te werken en zat overal aan. [2]
Op de parkeerplaats van [naam 1] aan de [straatnaam 1] in Arnhem werd aangeefster aangesproken door een jongen terwijl ze onderweg was naar haar vriend. De jongen sprak gebrekkig Nederlands. Hij bleef aangeefster vragen stellen en toen zij verder liep bleef hij naast haar lopen. Hij werd steeds vervelender en begon aan haar te zitten. De jongen zei dat aangeefster hem moest pijpen en zij hier 100 euro voor kon krijgen. Ook zei de jongen dat hij haar wilde proeven. Zij heeft meerdere keren tegen hem gezegd dat hij moest stoppen. [3] De jongen ging ook heel zacht met zijn vingers over haar billen en gaf kusjes op haar hand. [4] Op een gegeven moment heeft de jongen haar in een steegje getrokken en probeerde haar naar de grond te krijgen. Dit deed hij door heel hard aan haar jas te trekken. Op een bepaald moment kon ze wegrennen en is toen in een auto gestapt die voorbij kwam rijden. [5]
Getuige [getuige 1] , de vriend van aangeefster, heeft verklaard dat aangeefster hem op 24 december 2017 om 04:09 uur gebeld heeft met de vraag of zij bij hem mocht langskomen. Ze klonk vrolijk. Het duurde langer dan verwacht voordat ze kwam en hij is naar buiten gegaan om haar te zoeken. Voor de deur stapte aangeefster uit een auto en omarmde hem meteen. Getuige [getuige 1] verklaart dat aangeefster een beetje in shock, stijf en heel onrustig was. Ze zag er bleek uit en hij zag dat ze heel veel spanning in haar ogen had. Iemand uit de auto vroeg aan aangeefster of alles oké was. Aangeefster heeft getuige [getuige 1] verteld dat zij aangerand was. Aangeefster deed aan getuige voor wat ze tegen de jongen had gedaan en wat de jongen bij haar deed. Fysiek was dat een stuk intenser dan hij van haar gewend is. Ze deed hard en lomp. [6] De rechtbank maakt uit de verklaring van [getuige 1] op dat aangeefster na het feit overstuur was.
Tussenoverweging rechtbank
De rechtbank acht de verklaringen van aangeefster geloofwaardig. Zij heeft vanaf het begin gedetailleerd en consistent verklaard over het voorval. De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van aangeefster worden ondersteund door de verklaring van getuige [getuige 1] . Het voorgaande overwegende stelt de rechtbank vast dat de tenlastegelegde handelingen hebben plaatsgevonden.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte de persoon is die de tenlastegelegde handelingen heeft gepleegd en overweegt hiertoe als volgt.
Signalement en herkenning Facebook
In het 112 telefoongesprek geeft aangeefster aan dat de jongen tegen haar heeft gezegd dat hij [verdachte] heet, 21 jaar is en uit [naam land] komt. [7] In haar eerste uitgebreide verhoor op 28 december 2017 heeft aangeefster verder verklaard dat de man een beetje hoge stem had en praatte ‘als een muisje’. De man zei ook dat hij in de [straatnaam 2] woonde. Aangeefster vermoedt dat dit de [straatnaam 2] moet zijn. De man pakte op een gegeven moment haar hand vast en gaf daar kusjes op. [8]
Op 4 januari 2018 heeft aangeefster naar de politie een Whatsapp-bericht gestuurd met zes foto’s van verdachte met de tekst: “dit is hem 100%”. Via Facebook heeft aangeefster twee profielen gevonden van verdachte, die vorige week nog niet te vinden waren. Zij zag aan de foto’s dat dit verdachte betrof, wonende aan de [straatnaam 2] in Arnhem. Aangeefster heeft via Facebook gezocht op de woorden ‘ [verdachte] Arnhem’. Van de eerste personen zag aangeefster direct dat het niet de juiste persoon was. Ze opende het profiel van de zevende of achtste persoon en zag direct dat dit de juiste persoon was. Ze herkende verdachte als de persoon die haar had aangerand. [9]
Tussenoverweging rechtbank
In tegenstelling tot de verdediging is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van een geconstrueerde herkenning van verdachte. Aangeefster heeft voordat zij via Facebook de foto’s van verdachte aantrof, tegenover de politie al gedetailleerd verklaard over de persoon van verdachte, waaronder een omschrijving van het signalement en zijn leeftijd, afkomst, woonadres en stemgeluid. Daarnaast heeft zij via Facebook meer zoekresultaten bekeken voordat zij tot een herkenning van verdachte kwam.
De rechtbank stelt vast dat het woonadres van verdachte in Arnhem de [straatnaam 2] betreft en ligt in de buurt waar het voorval heeft plaatsgevonden.
Uit onderzoek naar de inbeslaggenomen telefoon van verdachte volgt dat zijn telefoon op 24 december 2017 om 1:38:37 uur automatisch verbinding heeft gemaakt met het Wifi netwerk van [naam 2] te Arnhem. Op de telefoon van verdachte is een health applicatie, een zogenaamde stappenteller, gevonden. Uit het registratieoverzicht van deze stappenteller blijkt dat de telefoon op 24 december 2017 tussen 0:47 uur en 05:03 uur in beweging was. [10]
Tegenover de verklaring van aangeefster staat de ontkennende verklaring van verdachte. Uitgaande van de laatste afgelegde verklaring van verdachte bij de politie, was hij op 24 december 2017 thuis en is hij die nacht niet uit zijn woning geweest. Op vragen die aan verdachte op zitting gesteld zijn over waar hij die nacht was, en hoe zijn eerdere verklaring zich verhoudt tot de registraties van zijn telefoon, heeft hij geen antwoord willen geven. De rechtbank stelt vast dat de inhoud van de bewijsmiddelen de lezing van verdachte weerspreekt, omdat het hiervoor genoemde onderzoek uitwijst dat de telefoon van verdachte op 24 december 2017 na 00:00 uur niet thuis was en in beweging was. De rechtbank is daarom van oordeel dat zijn verklaring over waar hij die nacht was onaannemelijk is.
De politie hoort dat verdachte met een opvallend hoge stem spreekt. [11] Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij vaker van anderen heeft gehoord dat hij een hogere, wat vrouwelijke stem heeft. [12]
Alle bewijsmiddelen overziende, heeft de rechtbank geen twijfel dat verdachte de persoon is die de tenlastegelegde handelingen heeft gepleegd.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld hoe deze handelingen te kwalificeren zijn en overweegt daartoe als volgt.
Vrijspraak primair tenlastegelegde poging tot verkrachting
De rechtbank is van oordeel dat de handelingen van verdachte, te weten het onverhoeds benaderen van aangeefster, haar in een steegje te trekken en daarbij opmerkingen maken, duidende op zijn wil om seksuele omgang met haar te hebben, hoe beangstigend deze ook voor aangeefster zijn geweest, naar hun uiterlijke verschijningsvorm niet tot de dwingende conclusie leiden dat verdachte uit was op het strafbare feit van verkrachting. Er was geen sprake van zodanige fysieke handelingen, waaruit objectief kan blijken dat verdachte aangeefster wilde dwingen tot het ondergaan van een of meer handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam. Er is derhalve geen sprake van een poging tot verkrachting. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen primair ten laste is gelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
Subsidiair tenlastegelegde aanranding
Het betasten en/of wrijven over de billen van aangeefster zijn handelingen die als ontuchtig aan te merken zijn. Het kussen/zoenen van de hand van aangeefster dient in het geheel van de context van de tenlastegelegde handelingen en de situatie bezien te worden. Verdachte is aangeefster op korte afstand blijven volgen waarbij hij opmerkingen maakte dat zij 100 euro kon krijgen als ze hem zou pijpen en hij haar wilde proeven, aan haar billen zat en vervolgens ook haar hand heeft gekust/gezoend. Daarnaast heeft verdachte dit gedaan terwijl aangeefster in de nacht alleen op straat liep en zij aangaf dat hij moest stoppen. Onder die omstandigheden is het kussen/zoenen van de hand ook als ontuchtig aan te merken.
Alle tenlastegelegde feitelijke handelingen acht de rechtbank op grond van de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen bewezen.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Ten aanzien van parketnummer 05/740087-19 [13]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Aangeefster [slachtoffer 2] en verdachte waren op 30 april 2019 in de sauna van het [naam 3] te Arnhem. [14]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan aanranding.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair bepleit dat verdachte vanwege onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde feit. Hiertoe is aangevoerd dat verdachte van meet af aan heeft verklaard dat hij niet alleen met het slachtoffer in de sauna is geweest op 30 april 2019. Daarnaast heeft aangeefster wisselende verklaringen afgelegd, waardoor de verklaring van aangeefster niet boven twijfel verheven is en steunbewijs ontbreekt. Indien de rechtbank de tenlastegelegde handelingen bewezen acht heeft de verdediging bepleit dat verdachte vrijgesproken moet worden van de tenlastegelegde aanranding. Hiertoe is aangevoerd dat (de rechtbank begrijpt: geen) sprake is van een begin van uitvoering, terwijl er nog geen handelingen zijn verricht die feitelijk ontuchtig waren en het recht leggen van de benen en masseren van de benen niet onverhoeds is gebeurd. Daarnaast dient vrijspraak te volgen van het tenlastegelegde geweld of bedreiging met geweld.
Beoordeling door de rechtbank
Verklaringen van aangeefster
Aangeefster [slachtoffer 2] (hierna: aangeefster) verklaart dat zij in de sauna van de sportschool is lastiggevallen door een ander lid van de sportschool met wie zij op een gegeven moment daar alleen was. Aangeefster lag naakt in de sauna met haar ogen dicht en voelde plotseling dat er iemand aan haar benen zat. [15] Dit was vastpakken en strekken, plat neerleggen. [16] De man begon haar benen te masseren. Aangeefster zei tegen de man dat ze dit niet wilde. [17] De man begon bij haar kuiten en ging naar haar bovenbenen. Zijn handen waren uiteindelijk bij haar bovenbenen/heupen. Aangeefster schoot overeind en heeft de man weggeduwd. [18]
Getuige [getuige 2] , medewerkster van de sportschool, heeft verklaard dat aangeefster haar op die dag aansprak en vertelde dat ze was lastig gevallen in de sauna omdat een persoon aan haar had gezeten. Getuige vond aangeefster erg ontdaan over wat er gebeurd was. [19]
Aangeefster heeft haar vriend, getuige [getuige 3] , gebeld en gezegd dat er iets heel raars was gebeurd in de sportschool en dat zij moest huilen. Getuige [getuige 3] verklaart dat aangeefster moest huilen. [20]
De rechtbank maakt uit deze getuigenverklaringen op dat aangeefster na het feit erg ontdaan was.
Tussenoverweging rechtbank
De rechtbank acht de verklaringen van aangeefster betrouwbaar. Zij heeft vanaf het begin gedetailleerd en consistent verklaard over het voorval. De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van aangeefster in voldoende mate worden ondersteund door de verklaringen van getuigen [getuige 2] en [getuige 3] en hetgeen zij tegenover de wijkagent heeft verklaard.
In de omstandigheid dat getuige [getuige 2] niet exact hetzelfde heeft verklaard als aangeefster over welke handelingen verdachte zou hebben gepleegd, ziet de rechtbank geen aanleiding om aan de verklaringen van aangeefster te twijfelen. Aangeefster heeft vanaf haar eerste verklaring, zoals afgelegd bij de wijkagent [21] , consistent verklaard over de handelingen die verdachte bij haar gepleegd heeft. Dat de verklaringen van aangeefster en getuige [getuige 2] voor wat betreft de gepleegde handelingen niet exact overeenkomen laat zich verklaren door hetgeen getuige [getuige 2] heeft aangegeven, namelijk dat zij niet letterlijk weet wat aangeefster tegen haar gezegd heeft.
Het voorgaande overwegende stelt de rechtbank vast dat de primair tenlastegelegde handelingen hebben plaatsgevonden.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte de persoon is die de primair tenlastegelegde handelingen heeft gepleegd nu verdachte zowel bij de politie als ter zitting heeft verklaard dat hij wel in de sauna is geweest, maar niet alleen met aangeefster in een sauna heeft gezeten en het plegen van de handelingen ontkent. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Signalement en herkenning
Aangeefster heeft verklaard dat de betreffende persoon een klein postuur, donker haar en een gek hoog stemmetje had. [22] Tijdens het masseren zag aangeefster een stijve piemel omdat de handdoek die hij om had openviel, waardoor ze wist dat het een man betrof. [23]
Getuige [getuige 2] heeft meteen na het incident samen met aangeefster in de computer gekeken naar de mannen die rond die tijd in de sauna aanwezig waren. Die worden geregistreerd bij binnenkomst middels hun vingerafdruk. Aangeefster zei bij een aantal leden dat ze zeker wist dat zij het niet waren. Bij een foto van verdachte gaf aangeefster aan dat hij het is. [24] De wijkagent heeft van aangeefster gehoord dat toen zij opkeek toen iemand aan haar benen zat, zij zag dat het een vrij kleine getinte man was en dat deze man een hoge stem had. [25]
Bij de aanhouding van verdachte omschrijft de politie zijn stem als een hoge, opvallende piep stem. [26] Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij vaker van anderen heeft gehoord dat hij een hogere, wat vrouwelijke stem heeft. [27]
De politie heeft onderzoek gedaan naar een oudere man die toen volgens verdachte ook bij hem aanwezig was in de sauna, maar heeft deze man niet gevonden.
Alle bewijsmiddelen overziende, heeft de rechtbank geen twijfel dat verdachte de persoon is die de tenlastegelegde handelingen heeft gepleegd.
Primair tenlastegelegde aanranding
Door het onverhoeds vastpakken en naar beneden trekken van de benen van aangeefster, haar benen en bovenbenen te masseren, terwijl aangeefster naakt in een sauna verblijft en aangeeft het niet te willen, zijn deze handelingen in onderlinge samenhang bezien als ontuchtig aan te merken. De tenlastegelegde feitelijke handelingen acht de rechtbank op grond van de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen bewezen.
Uit de verklaringen van aangeefster blijkt dat zij deze ontuchtige handelingen van verdachte heeft moeten dulden. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Hoewel uit de verklaring van aangeefster ook af te leiden is dat verdachte met getuite lippen richting de schaamstreek van aangeefster heeft bewogen, is deze feitelijke handeling niet ten laste gelegd en kan de rechtbank om die reden deze handeling niet bewezen verklaren.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het
onder parketnummer 05/740007-18 subsidiairtenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
Subsidiair
hij op
of omstreeks24 december 2017 te Arnhem, door
geweld ofeen andere feitelijkheid
en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten het op (zeer) korte afstand van nagenoemde persoon gaan
staan/lopen en
/ofop onverhoedse wijze, [slachtoffer 1] (voorheen [slachtoffer 1] ) heeft gedwongen tot het
plegen en/ofdulden
van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het betasten van en/of wrijven over haar billen en
/ofhet kussen/zoenen op haar hand.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het
onder parketnummer 05/740087-19 primairtenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
Primair
hij op
of omstreeks30 april 2019 te Arnhem, door
geweld ofeen andere feitelijkheid
en/of bedreiging met geweld of een
andere feitelijkheid, te weten op onverhoedse wijze [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het
plegen en/ofdulden van een of meer
ontuchtige handelingen, te weten
- het vastpakken van de onderbenen van die [slachtoffer 2] en
/ofhet (vervolgens) naar beneden trekken van de benen van die [slachtoffer 2] en
/of
- het betasten en/of masseren van de onderbenen en
/ofde bovenbenen/dijen en/of de heupen van die [slachtoffer 2] , zulks terwijl hij, verdachte en die [slachtoffer 2] op dat moment (grotendeels) naakt
in een saunaruimte verbleven.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van parketnummer 05/740007-18:
Feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
Ten aanzien van parketnummer 05/740087-19:
Feitelijke aanranding van de eerbaarheid.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
7. Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder parketnummer 05/740007-18 primair en parketnummer 05/740087-19 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zestien maanden, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, gedragsinterventie cognitieve vaardigheden, ambulante behandeling bij Centrum 45 of een soortgelijke instelling en meewerken aan ambulante behandeling vanuit Siza, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie verzocht deze bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte sinds onderhavig feit niet meer in aanraking is gekomen met justitie en geen relevante documentatie heeft. Een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf dan de duur die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht is contra geïndiceerd, zoals onder andere uit de psychologische rapportage blijkt. Verdachte zal zijn baan verliezen als hij langer gedetineerd raakt, terwijl dagbesteding juist een belangrijke beschermende factor is. Verdachte staat open voor hulp en wil zich aan de voorwaarden uit het rapport houden. Gelet op de jurisprudentie heeft de verdediging bepleit dat met het oog op de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht er nog maar weinig ruimte is voor een aanvullende straf.
Daarnaast heeft de verdediging verzocht rekening te houden met eventuele vreemdelingrechtelijke gevolgen voor zijn cliënt door deze zaken. Het verzoek is om geen straf op te leggen die een eventuele naturalisatie of verlenging van de verblijfsvergunning in gevaar brengt. Dit gevaar bestaat bij het opleggen van zes maanden gevangenisstraf of een soortgelijke taakstraf.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard. Ook is rekening gehouden met de omstandigheden waaronder dit is begaan en met de persoon en de omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 29 oktober 2019;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Leger des Heils inzake parketnummer 05/740007-18, gedateerd 6 november 2018;
- een aanvullende voorlichtingsrapportage van Reclassering Leger des Heils inzake parketnummers 05/740007-18 en 05/740087-19, gedateerd 28 november 2019;
- een psychologische Pro Justitia rapportage van dr. [naam 4] , gz-psycholoog, gedateerd 29 maart 2018.
Allereerst stelt de rechtbank voorop dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan twee
aanrandingen. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij beide slachtoffers onverhoeds heeft vastgepakt en/of aangeraakt en daarbij aan hun lichaam heeft gezeten. Verdachte heeft respectloos gehandeld richting aangeefsters en hun recht op lichamelijke integriteit ondergeschikt gemaakt aan de kennelijk bij hem bestaande behoefte aan intimiteit. Hij heeft daarbij geen rekening gehouden met de mogelijke impact daarvan op de slachtoffers en heeft daarnaast misbruik gemaakt van hun kwetsbaarheid toen zij zich ’s nachts alleen op straat of naakt in de sauna bevonden.
Uit het uittreksel van de justitiële documentatie blijkt dat verdachte niet eerder veroordeeld is voor het plegen van strafbare feiten.
In de psychologische rapportage wordt vermeld dat verdachte een post-traumatische stress stoornis heeft. Het is waarschijnlijk dat de stoornis het gedrag van verdachte ten tijde van het ten laste gelegde gedeeltelijk beïnvloed heeft. Het risico op herhaling van soortgelijk seksueel gewelddadig gedrag, wordt ingeschat in de range gemiddeld tot hoog. Het seksuele trauma in de jeugd en het sociale isolement van verdachte vormen de belangrijkste risicofactoren. Het gegeven dat verdachte nog niet eerder een stabiele relatie heeft gehad en het feit dat hij het slachtoffer niet kende, draagt verder bij aan het risico. Daarnaast stelt verdachte zich in beperkte mate open voor behandeling en is geneigd om zich sociaal wenselijk op te stellen en zijn seksuele behoeftes te ontkennen. Verdachte zou baat hebben bij een individuele behandeling op ambulante basis gericht op traumaverwerking. Daarnaast lijkt een groepsgerichte behandeling gericht op het delictscenario en op sociale vaardigheidstraining aangewezen.
In de reclasseringsrapportage van 6 november 2018 wordt door de reclassering, naast de door het NIFP en Pro Persona geadviseerde ambulante behandeling en sociale vaardigheidstraining, geadviseerd om verder in te zetten op het vergroten van het sociaal netwerk van verdachte. Daarnaast lijkt verdachte baat te hebben bij praktische ondersteuning op een aantal gebieden (financiën, administratie). Verdachte heeft aangegeven dat hij (ondanks zijn ontkennende houding) wel open staat voor hulp en behandeling. In hoeverre hij volhardend is in zijn motivatie zal moeten blijken.
In de reclasseringsrapportage van 28 november 2019 is beschreven dat verdachte ongeveer twee weken na de zitting op 12 april 2019, wederom verdacht is in een aanrandingszaak (huidig parketnummer 05/740087-19). Deze rapportage ziet op beide zedenzaken. Naar aanleiding van de zitting van 9 augustus 2019 heeft de officier van justitie de reclassering verzocht om daar waar mogelijk de detentiegeschiktheid van verdachte te onderzoeken. De reclassering acht verdachte zeer kwetsbaar voor een detentie. Bij het verder uitvragen van de angst voor detentie komt naar voren dat het vroegere trauma (de ontvoering en gevangenhouding bij de legerofficier in de jeugd van verdachte) bij opsluiting naar boven komt. Daar het trauma naar inzicht van de reclassering ook een van de delictgerelateerde factoren is, is het opnieuw aanwakkeren van dit trauma niet wenselijk en in de ogen van de reclassering bovendien niet recidivebeperkend. Een voorwaardelijke gevangenisstraf kan daarentegen als stevige stok achter de deur dienen, zeker ten aanzien van het opvolgen van de bijzondere voorwaarde van een behandeling gericht op trauma en in een later stadium het plegen van zedendelicten.
De reclassering adviseert bij een veroordeling de volgende bijzondere voorwaarden op te leggen: meldplicht bij de reclassering, gedragsinterventie cognitieve vaardigheden, ambulante behandeling en meewerken aan ambulante begeleiding vanuit Siza.
De rechtbank neemt de adviezen van de deskundigen ten aanzien van de detentieongeschiktheid en de te stellen bijzondere voorwaarden over. Nu de reclassering ter zitting heeft aangegeven dat inmiddels bekend is geworden dat voor verdachte een ambulante behandeling bij Stichting Centrum 45 geïndiceerd blijkt te zijn, en niet bij Kairos, zal de rechtbank dit overnemen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd die gelijk is aan de duur die verdachte reeds voor beide zedenzaken in voorarrest heeft doorgebracht. Hoewel gelet op de ernst van de feiten in soortgelijke zaken een langer durende onvoorwaardelijke gevangenisstraf gerechtvaardigd zou zijn, acht de rechtbank dat vanwege de detentieongeschiktheid van verdachte niet passend. De rechtbank zal daarom aan verdachte een forse werkstraf opleggen naast een voorwaardelijke gevangenisstraf waaraan bijzondere voorwaarden gekoppeld zullen worden.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat geen rekening gehouden met eventuele vreemdelingrechtelijke gevolgen die een straf voor verdachte met zich mee zal brengen, nu de feiten waar verdachte zich schuldig aan gemaakt heeft te ernstig zijn om te volstaan met een lagere straf. De mogelijke vreemdelingrechtelijke gevolgen kunnen aan de orde komen in een andere procesgang waar de rechtbank op dit moment geen zicht op heeft.
Alles overwegend legt de rechtbank een gevangenisstraf op voor de duur van 176 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en met aftrek van het voorarrest. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf worden de volgende voorwaarden verbonden: meldplicht bij de reclassering, gedragsinterventie cognitieve vaardigheden, ambulante behandeling bij Stichting Centrum 45 of een soortgelijke instelling en meewerken aan ambulante begeleiding vanuit Siza. Daarnaast legt de rechtbank een werkstraf voor de duur van 200 uren op, te vervangen door 100 dagen hechtenis. De rechtbank legt een lagere straf op dan door de officier van justitie is geëist omdat verdachte is vrijgesproken van de tenlastegelegde poging tot verkrachting.
Omdat de deskundigen het risico op herhaling in de range van gemiddeld tot hoog inschatten, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de hierna op grond van art. 14c Sr te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
7a. De beoordeling van de civiele vordering [slachtoffer 1] , alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder parketnummer 05/740007-18 subsidiair bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van in totaal € 2.604,60, bestaande uit € 2.000,- voor immateriële schade en € 604,60 voor materiële schade met toewijzing van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- telefoonkosten: € 25,-
- jas: € 89,95
- reiskosten: € 75,90
- EMDR therapie: € 300,-
- consulten diëtistenpraktijk: € 113,75.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe te wijzen tot een bedrag van € 2.604,60 met de wettelijke rente, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f Sr wordt opgelegd tot dit bedrag.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard vanwege de gevorderde vrijspraak.
Beoordeling door de rechtbank
Materiële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen onder parketnummer 05/740007-18 schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De rechtbank acht de schadeposten telefoonkosten, reiskosten en EMDR therapie voldoende onderbouwd en deze posten zullen worden toegewezen. In totaal wordt toegewezen een bedrag ter hoogte van € 400,90. De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 8 november 2018 (datum indienen vordering benadeelde partij).
Voor wat betreft de schadepost van de jas overweegt de rechtbank als volgt. De benadeelde partij heeft ter terechtzitting aangevoerd dat deze jas nog niet terug gegeven is aan het slachtoffer vanwege de onderzoeken door het NFI. Het slachtoffer wenst deze jas niet terug te krijgen, omdat deze haar doet herinneren aan het voorval. De rechtbank constateert dat hiermee geen sprake is van onherstelbare schade en zal daarom de vordering ten aanzien van de schadepost jas afwijzen.
De benadeelde partij heeft tot slot de kosten voor de consulten bij de diëtistenpraktijk gevorderd, waarbij is aangevoerd dat het slachtoffer als gevolg van het bewezenverklaarde handelen en alle spanningen die dit teweeg hebben gebracht zodanig is afgevallen dat zij door de huisarts is doorverwezen wegens ondergewicht naar specialistische hulp. De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij onvoldoende onderbouwing heeft gegeven waaruit blijkt dat sprake is van een rechtstreeks causaal verband en zal de vordering daarom niet-ontvankelijk verklaren, zodat de benadeelde partij de mogelijkheid behoudt om een eventueel causaal verband zo mogelijk in een civiele procedure alsnog te onderbouwen.
Immateriële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde rechtstreekse immateriële schade heeft geleden. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, zal de rechtbank de geleden schade vaststellen op € 1.000,- en de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaren. De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 24 december 2017 (datum plegen feit).
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f Sr de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57 en 246 van het Wetboek van Strafrecht.

9.9. De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder parketnummer 05/740007-18 primair tenlastegelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van
176 (honderdzesenzeventig) dagen;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
120 (honderdtwintig) dagen,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden voor het einde van de
proeftijddie op
drie jarenwordt bepaald;
 de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
 de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich uiterlijk binnen drie werkdagen na het vonnis bij het Leger des Heils Reclassering op het adres Utrechtsestraat 47 in Arnhem zal melden of hiertoe een afspraak maakt via telefoonnummer 026-4430146. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren en houdt zich aan de aanwijzingen vanuit de reclassering;
- actief deelneemt aan de gedragsinterventie Cova Plus of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
- zich laat behandelen door Stichting Centrum 45 of een soortgelijke instelling/zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
- meewerkt aan de ambulante begeleiding vanuit Siza, voor zolang en voor zover de reclassering dat nodig acht.
- geeft opdracht aan het Leger des Heils Reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
- stelt als voorwaarde dat veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- stelt als voorwaarde dat veroordeelde medewerking zal verlenen aan het door het Leger des Heils Reclassering te houden toezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn;
 legt op een
werkstrafgedurende
200 (tweehonderd) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 100 (honderd) dagen;

heft ophet geschorste bevel voorlopige hechtenis.

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .
 veroordeelt verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde feit onder parketnummer 05/740007-18 tot betaling van
materiële schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer 1], van een bedrag van
€ 400,90 (vierhonderd euro en negentig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 november 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
 veroordeelt verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde feit onder parketnummer 05/740007-18 tot betaling van
immateriële schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer 1], van een bedrag van
€ 1.000,- (duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 december 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde feit onder parketnummer 05/740007-18 tot betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
  • verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1]

verklaart niet-ontvankelijk de vordering tot schadevergoedingten bedrage van in totaal € 203,70 (tweehonderddrie euro en zeventig cent), ingediend door de
benadeelde partij[slachtoffer 1] voor de schadeposten jas en consulten diëtistenpraktijk;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 1] , een bedrag
te betalen van € 400,90 (vierhonderd euro en negentig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 november 2018 tot aan de dag der algehele voldoening en een bedrag van
€ 1.000,- (duizend euro),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 december 2017, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 24 dagen gijzeling zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Bruins (voorzitter), mr. Y.H.M. Marijs en mr. L.M. Vogel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Rokette, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 januari 2020.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, dienst regionale recherche, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummer 1] , gesloten op 19 april 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 januari 2018, p. 62-63.
3.Proces-verbaal van aangifte, p. 43.
4.Proces-verbaal van verhoor aangeefster, d.d. 28 december 2017, p. 49.
5.Proces-verbaal van aangifte, p. 43.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 81-82.
7.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 januari 2018, p. 62-63.
8.Proces-verbaal van verhoor aangeefster d.d. 28 december 2017, p. 48-51.
9.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 januari 2018, p. 73.
10.Proces-verbaal onderzoek telefoon verdachte, p. 158-162.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 138.
12.Verklaring verdachte ter zitting van 20 december 2019.
13.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, dienst regionale recherche, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummer 2] , gesloten op 25 juli 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
14.Proces-verbaal relaas informatie gesprek aangeefster [slachtoffer 2] , p. 2 en proces-verbaal verhoor verdachte, p. 71.
15.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 mei 2019, p. 34.
16.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 2] , p. 27.
17.Proces-verbaal van bevindingen informatie gesprek zeden, p. 22.
18.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 2] , p. 27.
19.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 37.
20.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 50.
21.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 mei 2019, p. 34.
22.Proces-verbaal van bevindingen informatie gesprek zeden, p. 23.
23.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 2] , p. 27.
24.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 38.
25.Proces-verbaal van bevindingen van 9 mei 2019.
26.Proces-verbaal aanhouding, p. 12.
27.Verklaring verdachte ter zitting van 20 december 2019.