ECLI:NL:RBGEL:2020:2753
Rechtbank Gelderland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak wegens gebrek aan wettig bewijs in zedenzaken met minderjarigen
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 28 mei 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het tonen van schadelijke afbeeldingen en video's aan minderjarigen. De tenlastelegging betrof het tonen van zijn geslachtsdeel aan twee minderjarige jongens via een webcam. De officier van justitie stelde dat het feit wettig en overtuigend bewezen kon worden, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat er onvoldoende bewijs was ter onderbouwing van de aangifte.
De rechtbank heeft de aangifte van de moeder van een van de minderjarigen, die stelde dat haar zoon naaktfoto's had ontvangen, beoordeeld. Echter, de rechtbank concludeerde dat de aangifte geen ondersteuning vond in andere bewijsstukken, zoals het ontbreken van een onderzoek naar de telefoon van de minderjarige en het niet aanleveren van relevante chatgesprekken. De rechtbank oordeelde dat er geen ander bewijs was dat de verdachte daadwerkelijk de ten laste gelegde feiten had gepleegd.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde feit, omdat het wettig bewijs ontbrak. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de rechters M.L. Plas, S.H. Keijzer en M.J. Wasmann betrokken waren. De griffiers mr. C.C.M. Althoff en mr. P. Veenker waren ook aanwezig, maar konden het vonnis niet mede ondertekenen.