ECLI:NL:RBGEL:2020:2752

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 mei 2020
Publicatiedatum
28 mei 2020
Zaaknummer
05/880471-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van medeplichtigheid aan overval met geweld

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Gelderland op 28 mei 2020 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van medeplichtigheid aan een overval die op 17 februari 2018 in Westervoort plaatsvond. De officier van justitie had primair vrijspraak gevorderd voor het medeplegen van de overval, maar stelde dat er wel bewijs was voor medeplichtigheid. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte betrokken was bij de overval of dat hij wetenschap had van de plannen van zijn medeverdachten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten met de auto naar de plaats delict waren gereden, maar dat er geen bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van de overval of dat hij enige uitvoeringshandelingen had verricht. De rechtbank heeft de verdachte dan ook vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde feit. Tevens is het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven. De benadeelde partij, [slachtoffer 1], werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, nu de verdachte was vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/880471-18
Datum uitspraak : 28 mei 2020
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1984 te [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] , [woonplaats] ,
raadsvrouw: mr. N. Tanoglu, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 mei 2020.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 februari 2018 te Westervoort, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (650 euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat
- verdachte en/of zijn mededader een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerk heeft gericht op/tegen (het hoofd van) deze [slachtoffer 1] en/of
- verdachte en/of zijn mededader met een honkbalknuppel, althans een hard voorwerp op de balie heeft geslagen en/of hierbij de woorden heeft/hebben toegevoegd :"snel, snel geld geven, dit is geen grapje" althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- verdachte en/of zijn mededader deze [slachtoffer 1] meerdere malen (met gebalde vuist) op/tegen het hoofd heeft geslagen en/of tegen het lichaam geschopt;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
[verdachte] en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 17 februari 2018 te Westervoort, tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (650 euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat
- verdachte en/of zijn mededader een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerk heeft gericht op/tegen (het hoofd van) deze [slachtoffer 1] en/of
- verdachte en/of zijn mededader met een honkbalknuppel, althans een hard voorwerp op de balie heeft geslagen en/of hierbij de woorden heeft/hebben toegevoegd :"snel, snel geld geven, dit is geen grapje" althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- verdachte en/of zijn mededader deze [slachtoffer 1] meerdere malen (met gebalde vuist) op/tegen het hoofd heeft geslagen en/of tegen het lichaam geschopt bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 17 februari 2018 te Westervoort,
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] een (vuur)wapen althans een (vuur)wapen gelijkend voorwerp en/of een honkbalknuppel en/of een (sport)tas te geven en/of kleding (te weten een broek en/of een jas en/of een pet en/of een muts en/of een sjaal en/of handschoenen) om tijdens de overval te dragen te geven en/of door die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [verdachte] met een auto te vervoeren naar de plaats van het misdrijf en/of zich met een auto op te houden in de directe nabijheid van de plaats van het misdrijf teneinde voor die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [verdachte] de vlucht mogelijk te maken en/of hen/hem weg te kunnen voeren vande plaats van het de plaats van het delict.

2.Vrijspraak

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor het medeplegen van een overval, hetgeen primair is ten laste gelegd. Zij heeft gesteld dat wel wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan het plegen van een overval, zoals subsidiair is ten laste gelegd. De officier van justitie heeft betoogd dat vaststaat dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de overval hebben gepleegd en dat zij daarbij geweld hebben gebruikt. Verder staat vast dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 3] met de auto samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn gereden naar een plek in de buurt van de plaats delict, dat zij daar op hen hebben gewacht en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] weer in de auto hebben meegenomen. De officier van justitie acht niet geloofwaardig dat verdachte niet zou hebben gehoord dan wel gemerkt dat in de auto is gesproken over een overval, dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zich in de auto zouden hebben omgekleed en dat na de overval spullen uit het raam zijn gegooid. Zij heeft er geen twijfel over dat de auto na de overval met gedoofde lichten is weggereden. Bovendien vindt zij het opmerkelijk dat kort na de overval zoekslagen in de telefoon van verdachte zijn gemaakt naar de overval. De officier van justitie meent dat verdachte wetenschap van de overval heeft gehad en dat hij ook na de overval wist dat deze daadwerkelijk was gepleegd. Zij acht medeplichtigheid aan de overval bewezen voor zover dat betreft het met de auto vervoeren naar de plaats van het misdrijf, het wachten in de directe omgeving en het wegvoeren van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] van de plaats van het misdrijf.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek. De officier van justitie acht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toewijsbaar tot een bedrag van € 2.500,- voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. Voor dit bedrag is verdachte hoofdelijk aansprakelijk. Voor het resterende deel van de immateriële schade en voor de materiële schade dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak voor zowel het primaire als het subsidiaire tenlastegelegde feit bepleit. Zij heeft betoogd dat verdachte en [medeverdachte 3] door [medeverdachte 1] zijn gebruikt voor hun plan om een overval te plegen. [medeverdachte 2] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij pas op de parkeerplaats had gehoord van het plan van [medeverdachte 1] . Hij en [medeverdachte 1] hebben niet aan verdachte en [medeverdachte 3] verteld dat ze een snackbar gingen overvallen. Volgens de raadsvrouw heeft verdachte geen intellectuele bijdrage aan het plan geleverd en heeft hij evenmin uitvoeringshandelingen verricht. Hij heeft geen kleding of wapens verstrekt en niet gedeeld in de buit. Dat hij in de auto zat maakt niet dat sprake is van enige uitvoeringshandeling. Van medeplegen is volgens de raadsvrouw geen sprake.
Ook van medeplichtigheid is geen sprake. De tenlastelegging is gebaseerd op de achterhaalde verklaringen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . Dat verdachte een BB-gun zou zijn getoond, zegt niets over wetenschap van de overval. De raadsvrouw meent dat er geen bewijs is dat verdachte voorafgaand aan de overval wetenschap van de overval had. Vanaf de plaats waar de auto stond, was geen zicht op de snackbar. Verdachte heeft de overval dus ook niet kunnen zien. Zelfs al zou verdachte op de hoogte van de overval zijn geraakt doordat [medeverdachte 1] bij het in de auto stappen riep “rijden, rijden, rijden”, dan zou hij niet de mogelijkheid hebben gehad zich aan de vluchtauto te onttrekken. Hij had geen geld bij zich en kon niet zelf terug naar huis reizen. De raadsvrouw betwist verder dat de auto met gedoofde lichten is weggereden. Voor zover de auto wel met gedoofde lichten is gaan rijden, zegt dat niets over de intentie van verdachte. Volgens de raadsvrouw ontbreekt het dubbel opzet.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank acht evenals de officier van justitie en de raadsvrouw niet bewezen dat verdachte kan worden aangemerkt als medepleger van de overval. Het dossier biedt geen aanknopingspunten dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Niet is gebleken dat verdachte betrokken is geweest bij het beramen van de overval en evenmin dat hij uitvoeringshandelingen heeft verricht. De rechtbank zal verdachte daarom van het primair tenlastegelegde vrijspreken.
De rechtbank is van oordeel dat ook het bewijs voor het subsidiair tenlastegelegde ontbreekt. Voor strafbare medeplichtigheid is opzet vereist dat zowel moet zijn gericht op de eigen hulpverlening als op het misdrijf ten aanzien waarvan hulp verleend wordt, in casu de overval. Het dossier bevat geen bewijs dat verdachte wetenschap heeft gehad van de overval die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] wilden gaan plegen. Niet blijkt dat verdachte in de auto, voorafgaand aan of tijdens de overval, daarvan op de hoogte is geraakt. Dat hem een wapen is getoond, maakt dit niet anders nu niet kan worden vastgesteld dat vervolgens is besproken dat en waarom [medeverdachte 1] een wapen bij zich had. Nu niet wordt voldaan aan het vereiste van dubbel opzet, moet verdachte ook van medeplichtigheid aan de overval worden vrijgesproken.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.
3. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van
de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde
[slachtoffer 1]heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het ten laste gelegde feit. Gevorderd wordt een bedrag van
€ 5.674,05 te vermeerderen met de wettelijke rente, waarvan een bedrag van € 674,05 voor materiële schade en een bedrag van € 5.000,- voor immateriële schade.
Beoordeling door de rechtbank
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, nu verdachte wordt vrijgesproken van het primair en subsidiair tenlastegelegde feit. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

4.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het primair en subsidiair tenlastegelegde;
 verklaart de
benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijkin haar vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer 1] in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging
  • heft ophet - geschorste - bevel tot
    voorlopige hechtenis;
Dit vonnis is gewezen door mr. M.L. Plas (voorzitter), mr. S.H. Keijzer en mr. M.J. Wasmann, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.C.M. Althoff en mr. P. Veenker, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 mei 2020.
Mr. Plas en mr. Wasmann zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Griffier mr. Veenker is eveneens buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.