In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 28 mei 2020 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van medeplichtigheid aan een overval die op 17 februari 2018 in Westervoort plaatsvond. De officier van justitie had vrijspraak gevorderd voor het medeplegen van de overval, maar stelde dat er wel bewijs was voor medeplichtigheid. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte als medepleger aan te merken. De rechtbank concludeerde dat er geen aanwijzingen waren voor een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten, en dat de verdachte niet betrokken was bij het beramen van de overval of uitvoeringshandelingen heeft verricht. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde feit.
De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer 1], niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte werd vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De benadeelde partij kan haar vordering alleen bij de burgerlijke rechter indienen. De rechtbank heeft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven en de verdachte vrijgelaten. Dit vonnis is ondertekend door de rechters en griffiers, waarbij enkele rechters buiten staat waren om te ondertekenen.