ECLI:NL:RBGEL:2020:2750

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 mei 2020
Publicatiedatum
28 mei 2020
Zaaknummer
C/05/371011 KG RK 20-400
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechters in strafzaak na eindbeslissing

Op 27 mei 2020 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van een verzoeker, thans verblijvend in de penitentiaire inrichting te Zutphen. Het verzoek tot wraking was gericht tegen de rechters mr. J.R. Veerman, mr. M.J.C. van Leeuwen en mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, die eerder een eindbeslissing hadden genomen in een andere zaak van de verzoeker. Het wrakingsverzoek werd ingediend naar aanleiding van een eerdere afwijzing van een wrakingsverzoek op 20 mei 2020. De verzoeker stelde dat de gronden voor de afwijzing niet konden dragen en dat er sprake was van een schijn van vooringenomenheid.

De wrakingskamer heeft in haar beoordeling vastgesteld dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De wet voorziet echter niet in de mogelijkheid van wraking nadat er een eindbeslissing is gedaan. Aangezien het wrakingsverzoek werd ingediend na een eindbeslissing, kon de verzoeker niet in het verzoek worden ontvangen. De wrakingskamer heeft daarom besloten het verzoek tot wraking zonder behandeling ter zitting af te wijzen, onder verwijzing naar artikel 9.1 onder c van het Wrakingsprotocol.

De beslissing van de wrakingskamer is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK GELDERLAND, locatie Arnhem
Wrakingskamer
zaaknummer: C/05/371011 KG RK 20-400
Beslissing van 27 mei 2020
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker]
thans verblijvend in de penitentiaire inrichting te Zutphen
advocaat mr. J.B. Boone
hierna te noemen: verzoeker, strekkende tot de wraking van
mr. J.R. Veerman, mr. M.J.C. van Leeuwen en mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg,
rechters in deze rechtbank, hierna te noemen: de rechters.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit het schriftelijke wrakingsverzoek van 22 mei 2020.

2.Het wrakingsverzoek

2.1
Het verzoek strekt tot wraking van de rechters als leden van de wrakingskamer in de zaak
met nummer C/05/369 192/ KG RK 20-321. Het verzoek is ingediend naar aanleiding van de beslissing van de wrakingskamer van 20 mei 2020 om het wrakingsverzoek van verzoeker af te wijzen.
2.2
Verzoeker heeft blijkens het schriftelijke verzoek het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd. Verzoeker stelt dat de gronden die hebben geleid tot de afwijzing van zijn wrakingsverzoek, de afwijzing niet kunnen dragen. Indien de afwijzing niet berust op een kennelijke misslag, heeft de wrakingskamer de schijn van vooringenomenheid op zich geladen door op evident onjuiste gronden zijn wrakingsverzoek af te wijzen.

3.De beoordeling

3.1
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
3.2
Het wrakingsverzoek tegen de rechters is gedaan nadat deze rechters eindbeslissing hebben gedaan in de eerdere wrakingszaak. De wet voorziet echter niet in de mogelijkheid van wraking nadat eindbeslissing is gedaan in de zaak van verzoeker. Om die reden kan verzoeker niet in het wrakingsverzoek worden ontvangen. Voor een behandeling van het verzoek ter terechtzitting bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het vorenstaande niet toegekomen. De wrakingskamer zal daarom het wrakingsverzoek, onder verwijzing naar artikel 9.1 onder c van het Wrakingsprotocol, wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid zonder behandeling ter zitting afwijzen.

4.De beslissing

De wrakingskamer verklaart verzoeker kennelijk niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking.
Deze beslissing is gegeven door de mrs. F.M.T. Quaadvliet, O. Nijhuis en M.J.M. Verhoeven in tegenwoordigheid van de griffier mr. N.J.H. Klomp en in openbaar uitgesproken op 27 mei 2020.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.