4.2.Schade van de Esperanto 3/4 (hoofdzaak in conventie)
4.2.1.De vordering van Scheepvaartonderneming Esperanto is opgenomen in de procesinleiding onder 3. Die vordering is daar opgebouwd uit vier posten:
a. a) onvergoede casco- en verletschade € 136.264,02
b) cascoschade die EOC heeft vergoed € 79.674,15
c) expertisekosten € 5.225,00
d) buitengerechtelijke kosten
€ 2.826,00 +
totaal € 223.989,17
4.2.2.Scheepvaartonderneming Esperanto en EOC lichten de schade toe in de procesinleiding onder 26. Daar stellen zij dat zij de volgende schade hebben geleden:
a. a) cascoschade € 81.174,15
b) bedrijfsschade € 129.188,02
c) buitengerechtelijke incassokosten € 2.826,00
d) expertisekosten
€ 5.225,00 +
totaal € 218.413,17
4.2.3.Scheepvaartonderneming Esperanto en EOC stellen in de procesinleiding onder 27 dat EOC een bedrag van € 79.674,15 aan cascoschade aan Scheepvaartonderneming Esperanto heeft vergoed. Zij betogen dat EOC voor dat bedrag in de rechten van Scheepvaartonderneming Esperanto is gesubrogeerd. EOC spreekt Aqualona aan tot vergoeding van het bedrag van € 79.674,15. Volgens Scheepvaartonderneming Esperanto resteert een eigen vordering ten bedrage van € 136.264,02.
4.2.4.De toelichtingen in de procesinleiding onder 26 en 27 zoals hiervoor weergegeven sluiten niet aan op de vordering zoals die is ingesteld onder 3. Op deze drie plaatsen in de procesinleiding wordt uitgegaan van drie verschillende totalen, namelijk:
€ 223.989,17 (procesinleiding 3)
€ 218.413,17 (procesinleiding 26)
€ 215.938,17 (procesinleiding 27)
4.2.5.De rechtbank begrijpt dat de vorderingen van Scheepvaartonderneming Esperanto en EOC ertoe strekken om veroordeling van Aqualona te verkrijgen tot betaling van de volgende bedragen:
aan EOC:
vergoede cascoschade € 79.674,15
expertisekosten € 5.225,00 (facturen van € 2.475,00 en € 2.750,00)
aan Scheepvaartonderneming Esperanto:
restant cascoschade € 1.500,00 (€ 81.174,15 -/- € 79.674,15)
bedrijfsschade € 129.188,02
buitengerechtelijke kosten
€ 2.826,00
totaal: € 218.413,17
4.2.6.Het totaal van € 218.413,17 komt overeen met het totaal zoals dat is berekend in de procesinleiding onder 26. Het verschil tussen dat bedrag en het totaal van € 223.989,17 zoals dat wordt gevorderd in de procesinleiding onder 3 bedraagt € 5.576,00. Dat bedrag kan zijn opgebouwd uit € 2.826,00 (buitengerechtelijke kosten) en € 2.750,00 (de factuur van de expert van 16 augustus 2017, productie 8). Als dat zo is, dan zijn in de procesinleiding onder 3 de buitengerechtelijke kosten dubbel gevorderd en is de genoemde factuur van de expert dubbel gevorderd. Het verschil tussen het totaal van € 218.413,17 en het totaal van € 215.938,17 zoals dat volgt uit de procesinleiding onder 27 bedraagt € 2.475,00, hetzelfde bedrag als gefactureerd door de expert op 28 maart 2017, productie 9. Mogelijk is bij de berekening van de voor Scheepvaartonderneming Esperanto resterende vordering uitgevoerd geen rekening gehouden met deze factuur.
a) cascoschade Esperanto 4 (€ 81.174,15)
4.2.7.Scheepvaartonderneming Esperanto (dan wel EOC) licht de post cascoschade toe met een verwijzing naar het expertiserapport van [naam] van 24 juli 2017. In dat rapport wordt de cascoschade met een uitgebreide specificatie vastgesteld op het gevorderde bedrag van € 81.174,15. Aqualona betwist deze post niet. Zij zal gezien haar aandeel in de schuld worden veroordeeld tot betaling aan EOC van 75% van het deel dat EOC van die schade aan Scheepvaartonderneming Esperanto heeft vergoed, dat is € 59.755,61, en aan Scheepvaartonderneming Esperanto van 75% van het deel dat niet is vergoed, dat is € 1.125,00, steeds te vermeerderen met de niet afzonderlijk betwiste wettelijke rente vanaf 29 december 2016 (de dag van de aanvaring). Voor zover de vordering strekt tot vergoeding van cascoschade boven deze bedragen, zal deze worden afgewezen.
b) bedrijfsschade Scheepvaartonderneming Esperanto (€ 129.188,02)
4.2.8.Scheepvaartonderneming Esperanto licht de onder b gevorderde post bedrijfsschade als volgt toe. De Esperanto 3/4 heeft 25 dagen en 7 uur stilgelegen. De schade van een dag stilliggen bedraagt € 5.170,43. Dat is de totale omzet minus kosten over de periode van 25 november 2016 tot en met 23 februari 2017 volgens de opgave van [naam] (productie 7 bij procesinleiding), dat is € 496.361,10, gedeeld door 96 dagen. Scheepvaartonderneming Esperanto stelt voorts dat zij tijdens de reparatieperiode één keer een onrendabele reis heeft uitgevoerd met een schamele opbrengst van € 6.000,00. Aan de hand daarvan herberekent zij de schade van een dag stilliggen op € 5.107,93. Het gevorderde bedrag is het product van het aantal dagen stilligen en het herberekende bedrag per dag (25 7/24 × € 5.107,93 = € 129.188,02).
4.2.9.Aqualona voert verweer tegen deze schadepost. Zij betwist de hoogte van de schade geleden als gevolg van tijdverlet en betoogt voorts dat Scheepvaartonderneming Esperanto niet heeft voldaan aan haar verplichting de schade te beperken.
bedrijfsschade: tijdverlet, dagbedrag
4.2.10.Aqualona stelt dat vrachtprijzen in de periode die Scheepvaartonderneming Esperanto heeft gebruikt voor het vaststellen van de schade van een dag stilliggen, hoger zijn dan in de rest van het jaar, omdat dit de periode rond de feestdagen is (25 november 2016 tot en met 23 februari 2017). Zij betoogt dat het bedrag per dag overeenkomstig het gebruik in aanvaringszaken moet worden berekend over een langere periode, namelijk drie maanden voor en drie maanden na het ongeval (verweerschrift 32).
4.2.11.Ter zitting is van de zijde van Scheepvaartonderneming Esperanto betoogd dat er in dit geval redenen zijn om af te wijken van de methode waarin een langere referentieperode wordt gebruikt. Zij wijst erop dat de reparatie is uitgevoerd in maart 2017 (de derde maand na de aanvaring) en er toen dus geen dagopbrengst is gegenereerd. Zij wijst er voorts op dat uit de opgave van Van de Wiel blijkt dat er op de feestdagen zelf (24, 25 en 26 december, 1 januari) niet is gevaren terwijl die dagen wel zijn meegerekend voor het gemiddelde. Verder stelt zij vast dat de dagopbrengst volgens de opgave van Van de Wiel in de periode van 25 november 2016 tot 6 januari 2017 lager is dan die over de gehele periode uit die opgave. Zij biedt aan berekeningen in het geding te brengen over een langere periode, waarbij zij echter opmerkt dat de periode na de reparatie niet representatief is, omdat het schip na reparatie nog een tijd op tijdbasis is verhuurd, wat minder opbrengt dan zelf varen. Aqualona houdt vast aan de berekening over een langere periode.
4.2.12.De rechtbank zal de schade begroten op de wijze die het meest met de aard ervan in overeenstemming is (artikel 6:97 BW). In aanvaringszaken als de onderhavige wordt de stilligschade vastgesteld aan de hand van de gemiddelde inkomsten in de drie maanden voor de periode dat het schip heeft stilgelegen en in de drie maanden daarna. Door aldus uit te gaan van een langere referentieperiode dan Scheepvaartonderneming Esperanto hanteert, wordt verdisconteerd dat prijzen in de loop van het jaar kunnen fluctueren en dat de wijze waarop het schip wordt geëxploiteerd kan variëren. Volgens het expertiserapport van EOC is de Esperanto 4 gerepareerd in de periode van 10 maart 2017 tot en met 4 april 2017. Scheepvaartonderneming Esperanto zal in de gelegenheid worden gesteld, overeenkomstig haar aanbod ter zitting, een overzicht in het geding te brengen van de opbrengsten van de Esperanto 3/4 over de periode van drie maanden voor de periode van stilliggen, dat is van 10 december 2016 tot 10 maart 2017, en over de periode van drie maanden na de periode van stilliggen, dat is van 5 april 2017 tot 5 juli 2017. De zaak zal daartoe worden verwezen voor akte aan de zijde van Scheepvaartonderneming Esperanto. Aqualona zal een antwoordakte mogen nemen.
bedrijfsschade: tijdverlet, reparatieperiode
4.2.13.Aqualona wijst erop dat de reparatieperiode blijkens het expertiserapport is vastgesteld op 17 dagen, terwijl de reparatie 25 dagen heeft geduurd. Het is volgens haar onduidelijk waarom de reparatie pas is aangevangen op 13 maart 2017 terwijl de Esperanto 4 al op 11 maart 2017 aankwam bij de reparateur. Tevens is het voor haar onduidelijk waarom de reparatie acht dagen langer heeft geduurd dan door de expert is vastgesteld.
4.2.14.Ter zitting heeft Scheepvaartonderneming Esperanto toegelicht dat de door de experts vastgestelde reparatieduur niet is overschreden. De experts hebben die reparatieduur vastgesteld op 17 werkdagen, terwijl het tijdverlet 25 kalenderdagen was. Het verschil tussen 17 reparatiedagen en 25 verletdagen wordt verklaard door vier weekenden. In het weekend wordt op de werf niet gewerkt, maar wordt wel gevaren. De reparatie is aangevangen twee dagen nadat het schip aankwam op de werf, omdat het schip aankwam op een zaterdag en de werkzaamheden maandag zijn begonnen. Aqualona heeft ter zitting gesteld dat werven in overleg bereid zijn op zaterdagen te werken tegen een extra vergoeding en te bewijzen aangeboden dat de werf bereid was dat te doen tegen een vergoeding die lager is dan de geclaimde schade per dag.
4.2.15.De rechtbank overweegt hierover als volgt. Het is in beginsel aan degene die schade heeft geleden om desgewenst die schade tegen redelijke kosten te laten herstellen. Ook de grenzen van de verplichting de schade te beperken worden door de redelijkheid bepaald. De experts hebben gerapporteerd dat zij voor het schadeherstel twee offertes hebben laten opmaken en dat de opdracht is gegund aan ‘de voordeligste in combinatie met snelheid, vanwege tijdverlies en hierbij horende inkomstenderving’. De rechtbank leidt daaruit af dat Scheepvaartonderneming Esperanto althans haar experts bij het gunnen van de opdracht het tijdverlies hebben betrokken. Uit het verweer van Aqualona volgt niet zij daarbij een onredelijke afweging hebben gemaakt. De rechtbank zal daarom bij het vaststellen van de schade als gevolg van tijdverlet rekenen met een verletperiode van 25 dagen.
bedrijfsschade: verletdagen × dagbedrag
4.2.16.De schade als gevolg van tijdverlet zal worden begroot op het product van het aantal verletdagen (25) en de verletschade per dag, vast te stellen aan de hand van een door Scheepvaartonderneming Esperanto aan te leveren overzicht van de opbrengsten van drie maanden voor en drie maanden na de periode van stilliggen (zie hiervoor onder ‘bedrijfsschade: tijdverlet, dagbedrag’). De uitkomst zal worden verminderd met het bedrag van € 6.000,00 dat het varen met uitsluitend de Esperanto 3 nog heeft opgeleverd. Omdat Scheepvaartonderneming Esperanto naar het oordeel van de rechtbank haar schadebeperkingsplicht niet heeft geschonden, zoals hierna te overwegen, zullen er niet meer bedragen in mindering worden gebracht. Aqualona is gezien haar aandeel in de schuld aansprakelijk voor 75% van de aldus te berekenen schade als gevolg van tijdverlet.
bedrijfsschade: schadebeperkingsplicht
4.2.17.Volgens Aqualona had Scheepvaartonderneming Esperanto de hoogte van de schade door tijdverlet kunnen beperken hetzij door alleen met de Esperanto 3 te varen, hetzij door een duwbak te huren. Zij betoogt met een beroep op artikel artikel 6:101 BW dat de vordering tot vergoeding van schade door tijdverlet moet worden afgewezen, althans verlaagd.
4.2.18.Scheepvaartonderneming Esperanto heeft hiertegen ter zitting het volgende ingebracht. Haar bedrijfsvoering is afgestemd op het varen in een bepaalde markt met het speciaal met dit doel gebouwde koppelverband Esperanto 3/4. Zo beschikt het koppelverband niet over luiken. Omdat de Esperanto 3 is gebouwd om de Esperanto 4 te duwen, beschikt deze over twee motoren. Het is duur om daarmee te varen met uitsluitend haar eigen laadvermogen. Bovendien beschikt de Esperanto 4 over kopschroeven en radar, en kan niet van het personeel van de Esperanto 3/4 worden verwacht dat zij gedurende de reparatieperiode ineens met een ‘dode bak’ gaan varen. Daar komt bij dat niet elke duwbak geschikt is te worden geduwd door de Esperanto 3 vanwege haar specifieke vorm. Omdat het water in de reparatieperiode laag stond, waren duwbakken schaars en was de huur hoog. De opbrengst die werd behaald in de korte periode waarin alleen met de Esperanto 3 is gevaren, stond in geen verhouding tot het risico dat met varen gepaard gaat. Aqualona heeft daartegen ter zitting ingebracht dat normaal personeel ook met een kale bak moet kunnen varen, dat zij kan bewijzen dat er geschikte bakken te huur waren en dat daarvoor vrachten beschikbaar waren.
4.2.19.De rechtbank oordeelt hierover als volgt. Aqualona beroept zich op de rechtsgevolgen van haar stelling dat Scheepvaartonderneming Esperanto haar schade onvoldoende heeft beperkt. Het is daarom aan haar feiten en omstandigheden te stellen waaruit dat volgt en deze zo nodig te bewijzen. In het licht van hetgeen Scheepvaartonderneming Esperanto heeft aangevoerd, heeft de Aqualona dat onvoldoende gedaan. Aan te nemen valt dat er duwbakken te huur zijn, maar Aqualona gaat niet in op de vraag of die duwbakken ook geschikt zijn om te worden geduwd door de Esperanto 3, die speciaal is gebouwd om de Esperanto 4 te duwen. Ook de stelling dat ‘normaal personeel’ ook met een kale bak (of ‘dode bak’; een duwbak zonder radar en boegschroeven) moet kunnen varen, is onvoldoende toegelicht. Als aldus niet kan worden aangenomen dat de Esperanto 3 met een te huren duwbak had kunnen varen, is evenmin voldoende toegelicht dat er geschikte vracht beschikbaar was voor uitsluitend de Esperanto 3 (dus zonder een duwbak). De conclusie is dat het verweer dat Scheepvaartonderneming Esperanto haar schade onvoldoende heeft beperkt, wordt verworpen.
c) buitengerechtelijke incassokosten (€ 2.826,00)
4.2.20.De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten zal in een volgend vonnis worden beoordeeld. Als een bedrag toewijsbaar is, zal daarbij rekening worden gehouden met het aandeel van Aqualona in de schuld aan de aanvaring.
d) expertisekosten (€ 5.225,00)
4.2.21.EOC maakt aanspraak op vergoeding van € 5.225,00 aan expertisekosten. Zij legt twee facturen over van EOC Expertise B.V. aan haar, een van 28 maart 2017 voor € 2.475,00 en een van 16 augustus 2017 voor € 2.750,00. EOC stelt onder verwijzing naar artikel 6:96 lid 2 aanhef en sub b BW dat deze kosten zijn gemaakt om de schade vast te stellen.
4.2.22.Aqualona betwist deze post niet afzonderlijk. De kosten van de expertise komen als kosten voor het vaststellen van schade voor vergoeding in aanmerking op de daartoe aangevoerde grondslag. Aqualona zal gezien haar aandeel in de schuld worden veroordeeld tot vergoeding van 75% van het gevorderde bedrag, dat is € 3.918,75, te vermeerderen met de wettelijke rente als gevorderd.