ECLI:NL:RBGEL:2020:270
Rechtbank Gelderland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Bepaling ingangsdatum indicatie langdurige zorg na plotseling wegvallen mantelzorger
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 22 januari 2020 uitspraak gedaan over de ingangsdatum van een indicatie voor langdurige zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz). Eiseres, geboren in 1941 en bekend met dementie, had een aanvraag ingediend voor zorg na het plotseling wegvallen van haar mantelzorger, haar echtgenoot, die op 20 juli 2018 een hersenbloeding had gehad. De aanvraag voor zorg werd ingediend op 31 juli 2018, maar de indicatie werd pas met terugwerkende kracht verleend vanaf 28 augustus 2018, de datum van het primaire besluit. Eiseres was van mening dat de ingangsdatum van de indicatie eerder had moeten zijn, namelijk op 25 juli 2018, de datum waarop zij feitelijk zorg ontving van een zorginstelling.
De rechtbank oordeelde dat verweerder ten onrechte als voorwaarde stelde dat er al sprake moest zijn van een Wlz-indicatie om de ingangsdatum van de zorg eerder te laten ingaan. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van bijzondere omstandigheden, zoals bedoeld in artikel 3.2.4 van het Besluit langdurige zorg, en dat de ingangsdatum van de indicatie moest worden vastgesteld op 25 juli 2018. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en herstelde de ingangsdatum van de indicatie voor 24-uurszorg, die nu terugwerkt tot de datum waarop de zorg daadwerkelijk is aangevangen. Tevens werd bepaald dat het door eiseres betaalde griffierecht diende te worden vergoed.
De uitspraak benadrukt het belang van het erkennen van bijzondere omstandigheden bij de indicatiestelling voor langdurige zorg en de noodzaak om de ingangsdatum van zorg te laten aansluiten bij de feitelijke zorgverlening.