Uitspraak
1.De procedure in conventie en in reconventie
- het tussenvonnis van 27 december 2019 en de daarin genoemde gedingstukken;
- de brief van mr. Hering-de Monchy voornoemd van 27 januari 2020 met producties;
- het proces-verbaal van comparitie, gehouden op 7 februari 2020.
2.De feiten in conventie en in reconventie
3.Het geschil in conventie
4.Het geschil in reconventie
5.De beoordeling in conventie en in reconventie
Hierin ligt besloten dat door [gedaagde] aan [naam contactpersoon] een toereikende volmacht is gegeven om dit soort meerwerk-overeenkomsten aan te gaan. Voor zover een dergelijke volmacht niet is gegeven, en door [gedaagde] is niets gesteld dat er op duidt dat [naam contactpersoon] zijn boekje te buiten zou zijn gegaan, heeft [gedaagde] in ieder geval de schijn gewekt dat [naam contactpersoon] bevoegd was. Dit betekent dat [gedaagde] tegenover GPW, die op grond van verklaringen en/of gedragingen van [naam contactpersoon] heeft aangenomen en onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mocht aannemen dat een toereikende volmacht was verleend, op de onjuistheid van deze veronderstelling geen beroep kan doen, zoals in artikel 3:61 lid 2 BW is bepaald. Daarbij merkt de rechtbank op dat [naam contactpersoon] al op 24 mei 2018 intern opdracht heeft gegeven tot het betalen van het meerwerk (zie hiervoor onder 2.13) en dat [gedaagde] op 14 juni 2018 nog schreef dat de betaling werd geschorst in afwachting van de afhandeling van de schadeclaim (zie hiervoor 2.14). Nog altijd werd niet gerept van het niet verschuldigd zijn van de meerwerkfactuur. Pas op 7 augustus 2018 is, door de advocaat van [gedaagde] , ineens gesteld dat dit bedrag niet verschuldigd zou zijn (zie hiervoor 2.18). Als [naam contactpersoon] inderdaad niet bevoegd zou zijn geweest om [gedaagde] te binden, valt niet in te zien waarom daar pas op zo’n laat moment melding van wordt gemaakt. Dat in de overeenkomst is vermeld dat voor meerwerk voorafgaand overleg en een schriftelijke opdracht vereist zijn kan hieraan niet afdoen, nu uit het voorgaande volgt dat partijen een andere vaste werkwijze hanteerden en dat de in de overeenkomst neergelegde procedure niet hanteerbaar is in geval van tijdens het werk opkomende extra werkzaamheden.
4.804,00+