In deze civiele procedure heeft de Rechtbank Gelderland op 15 april 2020 uitspraak gedaan in een incident betreffende een incidentele vordering tot zekerheidstelling voor proceskosten. De eiseres, Global Pack Packaging Solutions Inc., heeft een vordering ingesteld tegen Vité Beheer B.V. en Dupatech B.V. in een geschil over de toewijzing van een bankgarantie. Vité c.s. vorderde op basis van artikel 224 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dat de rechtbank Global Pack zou veroordelen om zekerheid te stellen voor een bedrag van € 19.853,00. Dit bedrag was bedoeld om de proceskosten te dekken. Global Pack had echter al een Canadese bankgarantie aangeboden, wat Vité c.s. niet voldoende achtte.
De rechtbank oordeelde dat Vité c.s. recht had op de gevraagde zekerheid, omdat de wet de mogelijkheid biedt om zekerheid te verlangen om eventuele kostenveroordelingen in Nederland te kunnen verhalen. De rechtbank stelde vast dat er geen misbruik van recht was, aangezien Global Pack geen concrete aanknopingspunten had aangedragen voor een dergelijk misbruik. De rechtbank wees de incidentele vordering toe en veroordeelde Global Pack om de gevraagde zekerheid te stellen door middel van een bankgarantie van een gerenommeerde Nederlandse bank. Tevens werd Global Pack veroordeeld in de proceskosten van het incident, die op dat moment waren begroot op € 543,00.
De rechtbank heeft de zaak aangehouden voor verdere uitlatingen van partijen over de voldoening aan de veroordeling tot zekerheidstelling. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en ondertekend door de rechter.