ECLI:NL:RBGEL:2020:2484

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 april 2020
Publicatiedatum
7 mei 2020
Zaaknummer
C/05/369430 FZ RK 20-970
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz)

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 24 april 2020 een beschikking gegeven in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Betrokkene, geboren in 1989, had op 8 april 2020 een plan van aanpak opgesteld, dat op 10 april 2020 naar de geneesheer-directeur was gemaild. Echter, de geneesheer-directeur was op 16 april 2020 niet bekend met dit plan, wat leidde tot onduidelijkheid over de zorgbehoeften van betrokkene. Tijdens de mondelinge behandeling op 24 april 2020, die telefonisch plaatsvond vanwege de coronamaatregelen, bleek dat betrokkene niet had aangegeven dat hij medicatie wilde blijven nemen en begeleiding daarbij nodig had, hoewel hij dit wel tijdens de behandeling had laten blijken.

De rechtbank heeft betrokkene de gelegenheid gegeven om zijn plan van aanpak aan te vullen en de geneesheer-directeur om zijn bevindingen hierover te delen. De beslissing op het verzoek is aangehouden tot een latere datum, zodat betrokkene zijn plan kan aanpassen en de geneesheer-directeur zijn input kan geven. De rechtbank heeft besloten dat de beslissing op het verzoek aanhoudt tot de mondelinge behandeling op 22 mei 2020, waarbij betrokkene in de gelegenheid wordt gesteld om zijn plan van aanpak te herzien. De beschikking is mondeling gegeven door rechter T. ter Brugge en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats: Zutphen
Zaakgegevens: C/05/369430 FZ RK 20-970
Datum mondelinge uitspraak: 24 april 2020
beschikking machtiging tot het verlenen van verplichte zorg Wvggz
naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1989 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
verblijfplaats: [instelling] te [woonplaats] , op grond van een machtiging tot voortgezet verblijf, die is verleend op grond van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen, geldend tot en met 23 april 2020,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. S.A.H. Kool te Doetinchem.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 21 april 2020;
  • de zorgkaart, ingekomen ter griffie op 23 april 2020;
  • het e-mailbericht met bijlage (het eigen plan van aanpak van betrokkene van 8 april 2020) van mr. Kool van 24 april 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling op 24 april 2020 heeft vanwege het coronavirus telefonisch plaatsgevonden.
1.3.
Gehoord zijn:
  • betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de moeder van betrokkene die tevens zijn mentor is;
  • drs. [naam 1] , als psychiater verbonden aan [instelling] .
1.4.
Omdat de officier van justitie een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte, is deze niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling.

2.Beoordeling

2.1.
Ten aanzien van de wijze waarop de procedure mondeling is behandeld, overweegt de rechtbank als volgt. Vanwege de maatregelen van de overheid ter bestrijding van het coronavirus (COVID-19) is het niet toegestaan de accommodatie waar betrokkene verblijft te bezoeken. Dit levert voor betrokkene, de medebewoners en de verzorgers een onaanvaardbaar besmettingsgevaar op. Om die reden is besloten betrokkene telefonisch te horen.
2.2.
Bij e-mailbericht van 24 april 2020 heeft de advocaat namens betrokkene zijn plan van aanpak van 8 april 2020, dat hij samen met zijn moeder heeft opgesteld, overgelegd. Tijdens de mondelinge behandeling is echter gebleken dat de psychiater niet bekend is met het plan van aanpak. Het plan van aanpak bevindt zich ook niet in het dossier van betrokkene bij [instelling] . Ook valt uit de brief van de geneesheer-directeur, drs. [naam 2] , van 16 april 2020 af te leiden dat hij op dat moment niet bekend was met het plan van aanpak. Het is onduidelijk hoe het komt dat de geneesheer-directeur op 16 april 2020 niet bekend was met dit plan, terwijl de moeder van betrokkene het plan van aanpak reeds op 10 april 2020 naar de geneesheer-directeur heeft gemaild. Vast staat dat de geneesheer-directeur het plan van aanpak niet heeft meegenomen in zijn bevindingen.
2.3.
Daarnaast is gebleken dat betrokkene in zijn plan van aanpak niet heeft aangegeven dat hij het van belang vindt dat hij medicatie blijft nemen en daar begeleiding bij krijgt, hetgeen hij wel tijdens de mondelinge behandeling heeft laten blijken.
2.4.
De rechtbank is daarom, evenals de advocaat namens betrokkene heeft bepleit, van oordeel dat de beslissing op het verzoek moet worden aangehouden, zodat betrokkene op grond van artikel 6:2, lid 3, van de Wvggz in de gelegenheid wordt gesteld om zijn plan van aanpak op te stellen dan wel aan te vullen, waarna de geneesheer-directeur hierover zijn bevindingen kenbaar kan maken.
2.5.
Gelet op het voorgaande, zal de rechtbank beslissen als hierna vermeld.

3.Beslissing

De rechtbank:
alvorens verder te beslissen
3.1.
stelt betrokkene in de gelegenheid om zijn plan van aanpak op te stellen dan wel aan te vullen en stelt de geneesheer-directeur in de gelegenheid zijn bevindingen daarover kenbaar te maken;
3.2.
houdt de beslissing op het verzoek aan tot de mondelinge behandeling op
22 mei 2020 om 13:00 uur.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 24 april 2020 door mr. T. ter Brugge, rechter, in tegenwoordigheid van R.A. Ramkhewan, griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 7 mei 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.