In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 24 april 2020 een beschikking gegeven in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Betrokkene, geboren in 1989, had op 8 april 2020 een plan van aanpak opgesteld, dat op 10 april 2020 naar de geneesheer-directeur was gemaild. Echter, de geneesheer-directeur was op 16 april 2020 niet bekend met dit plan, wat leidde tot onduidelijkheid over de zorgbehoeften van betrokkene. Tijdens de mondelinge behandeling op 24 april 2020, die telefonisch plaatsvond vanwege de coronamaatregelen, bleek dat betrokkene niet had aangegeven dat hij medicatie wilde blijven nemen en begeleiding daarbij nodig had, hoewel hij dit wel tijdens de behandeling had laten blijken.
De rechtbank heeft betrokkene de gelegenheid gegeven om zijn plan van aanpak aan te vullen en de geneesheer-directeur om zijn bevindingen hierover te delen. De beslissing op het verzoek is aangehouden tot een latere datum, zodat betrokkene zijn plan kan aanpassen en de geneesheer-directeur zijn input kan geven. De rechtbank heeft besloten dat de beslissing op het verzoek aanhoudt tot de mondelinge behandeling op 22 mei 2020, waarbij betrokkene in de gelegenheid wordt gesteld om zijn plan van aanpak te herzien. De beschikking is mondeling gegeven door rechter T. ter Brugge en is openbaar uitgesproken.