ECLI:NL:RBGEL:2020:2481

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 april 2020
Publicatiedatum
7 mei 2020
Zaaknummer
C/05/332575
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding en interne kostenvergoeding in onrechtmatige daad procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 29 april 2020 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, aangeduid als [Eiseres], en de Gemeente Berg en Dal. De procedure betreft een schadestaatprocedure naar aanleiding van een onrechtmatige daad gepleegd door de Gemeente. De rechtbank heeft in een eerder tussenvonnis van 12 juni 2019 geoordeeld dat de vordering van [Eiseres] tot betaling van een schadevergoeding van € 576.000,00 werd afgewezen wegens het ontbreken van causaal verband. Echter, de rechtbank heeft wel een deel van de gevorderde interne kosten en de kosten van ingeschakelde deskundigen toegewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat [Eiseres] in redelijkheid interne kosten heeft kunnen maken als gevolg van de onrechtmatige daad van de Gemeente, maar dat deze kosten niet forfaitair konden worden vastgesteld op 6% van de gevorderde schadevergoeding. [Eiseres] werd in de gelegenheid gesteld om de interne kosten te specificeren. Na indiening van een urenspecificatie heeft de rechtbank de kosten van de interne medewerkers en de deskundigen beoordeeld. De Gemeente voerde verweren aan tegen de vergoeding van deze kosten, maar de rechtbank oordeelde dat de kosten die [Eiseres] had gemaakt voor de werkzaamheden die verband hielden met de onrechtmatige daad, voor vergoeding in aanmerking kwamen. Uiteindelijk heeft de rechtbank de Gemeente veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 34.145,25 aan [Eiseres], vermeerderd met wettelijke rente, en heeft [Eiseres] in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/332575 / HA ZA 18-9
Vonnis van 29 april 2020
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[Eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE BERG EN DAL,
zetelend te Berg en Dal,
gedaagde,
advocaat mr. T.E.P.A. Lam te Nijmegen.
Partijen zullen hierna [Eiseres] en de Gemeente worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 12 juni 2019,
  • de akte uitlating kosten van de zijde van [Eiseres] ,
  • de antwoordakte van de zijde van de Gemeente,
  • de akte uitlating producties van de zijde van [Eiseres] .
1.2.
Ten slotte is opnieuw vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In het tussenvonnis van 12 juni 2019 in deze schadestaatprocedure heeft de rechtbank als volgt overwogen. De vordering onder i, die strekt tot betaling van een schadevergoeding van € 576.000,00, zal worden afgewezen. De vordering onder ii, die strekt tot vergoeding van de kosten van [naam waarderingsdeskundige 1] en [naam waarderingsdeskundige 2] , zal worden toegewezen tot een bedrag van € 16.483,00 (de facturen van 30 november 2017, 21 december 2017 en 31 januari 2018). De vordering onder iii strekt tot vergoeding van € 34.560,00 aan interne bedrijfskosten, die door [Eiseres] worden gesteld op 6% van de gevorderde schadevergoeding van € 576.000,00. Daarover heeft de rechtbank overwogen dat [Eiseres] in redelijkheid interne bedrijfskosten heeft kunnen maken als gevolg van de onrechtmatige daad van de Gemeente, maar dat er geen grond is om de hoogte van deze kosten forfaitair te begroten op 6% van de gevorderde schadevergoeding van € 576.000,00, omdat laatstgenoemd bedrag niet wordt toegewezen. Daarom heeft de rechtbank [Eiseres] in de gelegenheid gesteld bij akte de interne kosten te specificeren die zij heeft gemaakt als gevolg van de onrechtmatige daad van de Gemeente en die als gevolg daarvan aan de Gemeente kunnen worden toegerekend.
2.2.
[Eiseres] heeft vervolgens een akte genomen waarin zij die kosten heeft gespecificeerd. Daartoe heeft zij een op 1 augustus 2019 gedateerde urenspecificatie in het geding gebracht. Daarin staat onder meer:
naam
datum
omschrij-ving
uren1
tarief
totaal
[Naam Projectdirecteur] , projectdirecteur
16-11-2015
(...)
29-1-2019
(...)
(...)
€ 150,00
subtotaal
22,25 / 57,25
€ 8.587,50
[Naam bedrijfsjurist] ,
bedrijfsjurist
16-11-2015
(...)
29-1-2019
(...)
(...)
€ 125,00
subtotaal
39,5 / 85,5
€ 10.687,50
[Naam financieel directeur] ,
financieel directeur
14-11-2017
(...)
22-1-2018
(...)
(...)
€ 175,00
subtotaal
9 / 9
€ 1.575,00
[naam bestuurder 1] ,
bestuurder
16-11-2015
(...)
29-1-2019
(...)
(...)
€ 200,00
subtotaal
4 / 22
€ 4.400,00
[naam bestuurder 2] ,
bestuurder
19-6-2017
(...)
29-1-2019
(...)
(...)
€ 200,00
subtotaal
5 / 5
€ 1.000,00
totaal
€ 26.250,00
1Bij drie van de vijf personen in het overzicht heeft [Eiseres] de uren die zij bij elke datum heeft opgenomen niet correct opgeteld. In de hier opgenomen weergave is voor de schuine streep het aantal uren opgenomen zoals vermeld door [Eiseres] en achter de schuine streep het aantal uren zoals opgeteld door de rechtbank. Voor de subtotalen en de totalen maakt het niet uit, want de aan de uren verbonden bedragen zijn wel goed opgeteld.
2.3.
[Eiseres] licht dit overzicht als volgt toe. Zij heeft als gevolg van de onrechtmatige daad die de Gemeente heeft gepleegd diverse acties in gang moeten zetten. Zij noemt er zeven (i – vii), die zij uitwerkt in haar akte uitlating onder 3.4. In verband hiermee gevoerde besprekingen en telefoongesprekken en uitgevoerde analyses blijken uit onderliggende stukken uit haar administratie. Voor het begroten van de hierdoor geleden schade gaat [Eiseres] uit van marktconforme uurtarieven voor de betrokken werknemers.
2.4.
[Eiseres] stelt voorts dat het toe te wijzen bedrag van € 16.483,00 (vordering ii) uitsluitend ziet op de kosten van de schadestaat van 4 januari 2018. Nadien heeft zij nog eens € 17.662,25 (exclusief btw) aan kosten moeten maken voor een reactie van [naam waarderingsdeskundige 1] en [naam waarderingsdeskundige 2] op de rapporten van [naam 1] en [naam 2] . Zij maakt ook aanspraak op vergoeding van deze kosten.
2.5.
De Gemeente voert een aantal verweren. Bij de beoordeling van de vordering in het licht van de gevoerde verweren geldt als uitgangspunt dat interne kosten die [Eiseres] heeft gemaakt doordat zij als gevolg van de onrechtmatige daad van de Gemeente beleidskeuzes heeft moeten maken die zij anders niet had hoeven maken en doordat zij de hoogte heeft bepaald van de schade die zij als gevolg van die onrechtmatige daad meende te hebben geleden, als vermogensschade voor vergoeding in aanmerking kunnen komen (tussenvonnis 12 juni 2019 onder 4.12).
interne proceskosten
2.6.
De Gemeente betoogt dat kosten die [Eiseres] heeft gemaakt in het kader van de schadestaatprocedure ‘interne proceskosten’ zijn die niet in aanmerking komen voor vergoeding op grond van artikel 6:96 BW omdat de artikelen 237 – 240 Rv voor deze kosten een uitputtende regeling bevatten. Daarom moet de vordering van [Eiseres] volgens de Gemeente worden afgewezen voor zover die ziet op kosten voor uren die zijn besteed na het vonnis in de hoofdzaak (17 mei 2017).
2.7.
Uit artikel 6:96 lid 3 BW juncto artikel 241 Rv volgt dat door [Eiseres] opgevoerde kosten niet in aanmerking komen voor vergoeding op grond van artikel 6:96 lid 2 BW voor zover deze zijn gemaakt in verband met verrichtingen waarvoor de in de artikelen 237 tot en met 240 Rv bedoelde kosten een vergoeding plegen in te sluiten. Dat betekent dat ook de kosten als bedoeld onder 2.5 niet op grond van artikel 6:96 lid 2 BW voor vergoeding in aanmerking komen als zij moeten worden beschouwd als proceskosten. Of dat het geval is, zal de rechtbank beoordelen aan de hand van de zeven acties die [Eiseres] in gang heeft gezet.
2.8.
De acties onder i, ii en iii houden het volgende in. Medio november 2015 heeft [Eiseres] geconstateerd dat de Gemeente de huurbeperkingen van [naam 3] had laten vallen. Naar aanleiding daarvan heeft [Eiseres] intern overleg gevoerd over de (financiële) gevolgen hiervan en over haar juridische positie tegenover de Gemeente (i). Eind november 2015 heeft [Eiseres] een advocaat benaderd om de zaak juridisch te beoordelen. Zij heeft intern werkzaamheden verricht om de advocaat van informatie te voorzien. Eind 2015 heeft [Eiseres] overleg gevoerd met haar advocaat en ook daarna heeft regelmatig contact en overleg met hem plaatsgevonden (ii). In maart 2016 heeft [Eiseres] in verband met de schadebegroting in het kader van haar conclusie van antwoord in de hoofdzaak in eerste instantie [naam instantie] ingeschakeld. Zij heeft overleg gevoerd met [naam instantie] , haar voorzien van informatie en intern overleg gevoerd. Dit heeft uiteindelijk geresulteerd in een notitie van [naam instantie] die in de hoofdzaak is overgelegd (iii).
2.9.
[Eiseres] heeft deze acties ondernomen toen het tussenvonnis van 17 mei 2017 nog niet was gewezen. Van de kosten waarvan [Eiseres] in dit verband vergoeding vordert, neemt de Gemeente niet het standpunt in dat daarop alleen de regels betreffende proceskosten van toepassing zijn (artikel 241 Rv). De rechtbank oordeelt hierover als volgt. De acties onder i, ii en iii zijn verricht ten behoeve van beleidskeuzes die [Eiseres] moest maken als gevolg van de onrechtmatige daad van de Gemeente dan wel ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid. [Eiseres] heeft in redelijkheid kosten voor deze werkzaamheden kunnen maken. Deze werkzaamheden zijn geen verrichtingen waarvoor de in de artikelen 237 tot en met 240 Rv bedoelde kosten een vergoeding plegen in te sluiten. De kosten die [Eiseres] hiervoor heeft gemaakt, komen daarom in aanmerking voor vergoeding op grond van artikel 6:96 lid 2 aanhef en onder a en b BW en wel tot een bedrag als hierna te motiveren.
2.10.
De acties onder iv tot en met vii houden het volgende in. Na het vonnis in de hoofdzaak van 17 mei 2017 heeft [Eiseres] in juni 2017 intern overleg gevoerd over de vraag of zij een deskundige in de arm wilde nemen om een schaderapport op te stellen (iv). In oktober 2017 heeft [Eiseres] gesprekken gevoerd en contact per e-mail gehad met een aantal gespecialiseerde waarderingsdeskundigen, waaronder [naam waarderingsdeskundige 1] en [naam waarderingsdeskundige 2] (v). In november 2017 zijn [naam waarderingsdeskundige 1] en [naam waarderingsdeskundige 2] met hun werkzaamheden begonnen (vi). In oktober 2018 heeft [Eiseres] aan [naam waarderingsdeskundige 1] en [naam waarderingsdeskundige 2] gevraagd om te reageren op de rapporten van [naam 1] en [naam 2] (vii). Dit heeft allemaal ook tot interne werkzaamheden geleid.
2.11.
Deze acties heeft [Eiseres] ondernomen nadat het tussenvonnis van 17 mei 2017 was gewezen. Van de kosten waarvan [Eiseres] in dit verband vergoeding vordert, neemt de Gemeente wel het standpunt in dat daarop alleen de regels betreffende proceskosten van toepassing zijn. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de werkzaamheden die verband houden met deze acties verricht ter voorbereiding van gedingstukken en ter instructie van de zaak. De kosten die hiervan het gevolg zijn, dienen daarom te worden beschouwd als proceskosten. Zij komen dus niet in aanmerking voor vergoeding op grond van artikel 6:96 lid 2 BW.
2.12.
De rechtbank leidt uit de datering en omschrijving van de werkzaamheden op het urenoverzicht af dat de uren van [Naam Projectdirecteur] en [Naam bedrijfsjurist] tot 14 maart 2016 en die van [naam bestuurder 1] tot 19 januari 2016 zijn verricht in het kader van de acties i, ii en iii. Dat zijn respectievelijk 35, 46 en 18 uren. Deze uren komen daarom voor vergoeding op grond van artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking. Voor zover de Gemeente heeft betoogd dat het niet aannemelijk is dat deze uren zijn besteed aan de acties i, ii en iii, heeft zij daarvoor onvoldoende aanknopingspunten gegeven. De uren van [Naam Projectdirecteur] , [Naam bedrijfsjurist] en [naam bestuurder 1] van nadien en de uren van [Naam financieel directeur] en [naam bestuurder 2] komen op grond van het voorgaande niet voor vergoeding in aanmerking.
uurtarief
2.13.
Volgens de Gemeente zijn de uurtarieven waarmee [Eiseres] rekent veel te hoog. Zij betoogt dat [Eiseres] ten onrechte aansluiting zoekt bij externe tarieven, terwijl het hier gaat om interne loonkosten van werknemers die bij [Eiseres] in dienst zijn. Zij wijst er verder op dat [Eiseres] geen concrete informatie over loonkosten van de betrokken werknemers heeft verschaft en legt een uitdraai over van het Intermediair Salariskompas uit 2016. Daaruit leidt zij af dat het bruto salaris van een academisch geschoold consultant/projectmanager op ongeveer € 95.000,00 per jaar ligt. De Gemeente acht het redelijk om de loonkosten voor [Naam Projectdirecteur] te begroten op € 100,00 per uur en die van [Naam bedrijfsjurist] op € 75,00 per uur. Ook het opgevoerde uurtarief van [naam bestuurder 1] dient volgens de Gemeente te worden beperkt tot een tarief dat in lijn ligt met de daadwerkelijk gemaakte loonkosten, volgens haar maximaal € 100,00 per uur.
2.14.
In reactie op het Intermediair Salariskompas dat de Gemeente in het geding heeft gebracht, betoogt [Eiseres] onder meer dat dit gaat over personen die in 2016 werkzaam waren als organisatieadviseur in de regio Gelderland die leiding gaven aan 25 werknemers en dat de personen waarvoor zij interne kosten heeft gemaakt daarmee in functie, verantwoordelijkheid en grootte van de onderneming niet kunnen worden vergeleken.
2.15.
De rechtbank oordeelt hierover als volgt. De schade waarvan [Eiseres] vergoeding vordert, is erin gelegen dat haar medewerkers werkzaamheden hebben verricht die zij niet hadden behoeven te verrichten als de Gemeente geen onrechtmatige daad had gepleegd. Het is gesteld noch gebleken dat deze medewerkers de opgevoerde uren tegen de opgevoerde uurtarieven hadden kunnen besteden aan werkzaamheden voor derden. Het is met de aard van de geleden schade daarom het meest in overeenstemming om die te begroten op de loonkosten die [Eiseres] heeft moeten maken voor het verrichten van die werkzaamheden. Het had daarom op de weg van [Eiseres] gelegen om niet alleen inzage te verschaffen in de uren die de betrokken medewerkers hebben besteed, maar ook in de werkelijke loonkosten. [Eiseres] heeft dat laatste niet gedaan, maar in plaats daarvan gerekend met een uurtarief dat volgens haar marktconform is. De Gemeente heeft vervolgens zelf gegevens over loonkosten in het geding gebracht die zij beschouwt als een valide richtsnoer bij het bepalen van de interne loonkosten. De rechtbank zal daarom de schade van [Eiseres] begroten op basis van die door de Gemeente in het geding gebrachte gegevens en het standpunt dat de Gemeente op grond daarvan heeft ingenomen. Bezwaren die [Eiseres] daartegen heeft ingebracht, worden gepasseerd omdat het voor haar risico komt als deze gegevens afwijken van de werkelijke loonkosten, waarin zij heeft nagelaten inzage te verschaffen. Bij de begroting van de schade zal daarom worden gerekend met een uurloon van € 100,00 voor [Naam Projectdirecteur] , € 75,00 voor [Naam bedrijfsjurist] en € 100,00 voor [naam bestuurder 1] .
begroting schade
2.16.
Op grond van het voorgaande zal de Gemeente worden veroordeeld tot vergoeding van € 8.750,00 voor interne bedrijfskostenkosten, dat is 35 uren × € 100,00 voor [Naam Projectdirecteur] , 46 uren × € 75,00 voor [Naam bedrijfsjurist] en 18 uren × € 100,00 voor [naam bestuurder 1] . Dit oordeel wordt niet anders door de overige verweren die de Gemeente voert, zoals hieronder te motiveren.
betrokkenheid directie
2.17.
De Gemeente betoogt dat de uren die de directie heeft besteed en de kosten die daarmee gepaard gaan niet kunnen worden aangemerkt als ‘kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid’. Volgens de Gemeente is de directie belast met de bedrijfsvoering van de onderneming in het algemeen, laat zij zich vanuit die verantwoordelijkheid informeren over belangrijke dossiers die de onderneming betreffen en zal zij dus op hoofdlijnen zijn geïnformeerd over de procespositie van [Eiseres] en de mogelijke uitkomsten van de procedure. Het betreft hier dus werkzaamheden die tot het normale takenpakket van de directie behoren.
2.18.
Dit verweer is van belang in verband met de 18 uren van [naam bestuurder 1] , die lid is van de directie. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de kosten die gepaard gaan met uren die zijn besteed aan het maken van beleidskeuzes die [Eiseres] niet had hoeven maken als de Gemeente geen onrechtmatige daad had begaan, in het onderhavige geval worden geschaard onder de kosten die op grond van artikel 6:96 lid 2 aanhef en sub a voor vergoeding in aanmerking komen, zoals overwogen in het tussenvonnis van 12 juni 2019 onder 4.12. Dat wordt niet anders als deze uren zijn besteed door een lid van de directie, die immers bij uitstek bevoegd is tot het maken van beleidskeuzes. Dit verweer wordt daarom verworpen.
besteding uren
2.19.
De Gemeente betoogt voorts dat de werkzaamheden waarvan [Eiseres] vergoeding vordert geen betrekking hebben op de onrechtmatige daad van de Gemeente. Daartoe betoogt zij dat het geschil tussen de partijen aanvankelijk zag op de vordering van de Gemeente tot betaling aan haar van € 1,6 miljoen voor een perceel grond dat onderdeel uitmaakte van de te ontwikkelen locatie. Over die vordering is een bodemprocedure gevoerd, waarin [Eiseres] in reconventie schadevergoeding heeft gevorderd, en een kort geding waarin de Gemeente naast betaling van de koopsom heeft gevorderd dat [Eiseres] zou worden veroordeeld de overeengekomen concerngarantie te stellen. Volgens de Gemeente moet het urenoverzicht dat [Eiseres] in het geding heeft gebracht tegen deze achtergrond worden bezien.
2.20.
Naar het oordeel van de rechtbank is de aanspraak van [Eiseres] op schadevergoeding een onlosmakelijk onderdeel van het geschil over de betaling van € 1,6 miljoen. [Eiseres] wenste het bedrag van € 1,6 miljoen immers niet te betalen juist omdat zij aanspraak maakte op schadevergoeding op grond van de onrechtmatige daad van de Gemeente. De werkzaamheden die de betrokken medewerkers hebben verricht kunnen daarom niet afzonderlijk worden toegerekend aan de vordering tot nakoming van de Gemeente dan wel aan de vordering tot schadevergoeding van [Eiseres] . Dit verweer wordt daarom verworpen.
kosten deskundigen
2.21.
Door in haar akte uitlating kosten van 7 augustus 2019 aanspraak te maken op vergoeding van € 17.662,25 ter zake van kosten van de reactie van [naam waarderingsdeskundige 1] , heeft [Eiseres] haar eis ter zake van de kosten van de door haar ingeschakelde externe deskundigen vermeerderd. De Gemeente heeft er geen bezwaar tegen gemaakt dat [Eiseres] haar eis aldus heeft vermeerderd. De rechtbank ziet geen aanleiding deze eisvermeerdering ambtshalve buiten beschouwing te laten (artikel 130 lid 1 Rv).
2.22.
Anders dan de Gemeente betoogt, zag de beslissing die de rechtbank in het tussenvonnis van 12 juni 2019 onder 4.9 heeft gegeven niet op de vordering tot vergoeding van deskundigenkosten in het algemeen, maar op de vordering tot vergoeding van deskundigenkosten tot een bedrag van € 16.483,00 op basis van de facturen die [Eiseres] toen in het geding had gebracht. Die beslissing kan dus niet worden beschouwd als een bindende eindbeslissing ter zake van de thans bij eisvermeerdering gevorderde vergoeding van deskundigenkosten tot een bedrag van € 17.662,25.
2.23.
Het bedrag van € 17.662,25 is het totaal van de bedragen exclusief btw die [naam waarderingsdeskundige 1] bij [Eiseres] in rekening heeft gebracht bij facturen van 30 september 2018, 31 oktober 2018 en 31 januari 2019. Deze kosten zijn volgens [Eiseres] , evenals die waarover de rechtbank al had geoordeeld, aan te merken als kosten ter vaststelling van de door haar geleden schade als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 aanhef en onder b BW. Naar het oordeel van de rechtbank komen deze kosten op die grondslag voor vergoeding in aanmerking. Anders dan de Gemeente betoogt, heeft de inhoud van de rapporten die de Gemeente in het geding heeft gebracht, [Eiseres] er niet van hoeven te weerhouden [naam waarderingsdeskundige 1] op te dragen daarop te reflecteren en vervolgens de schadestaat te actualiseren. [Eiseres] heeft dat in redelijkheid kunnen doen. Ook de hoogte van de kosten die daarvan het gevolg zijn is redelijk, gezien de aard en complexiteit van de inhoud van de rapportages. Dat de Gemeente de kosten die zij heeft moeten maken om zich tegen de schadevordering van [Eiseres] te verweren zelf moet dragen en bovendien kosten van [Eiseres] moet vergoeden hoewel de onder i gevorderde schade van [Eiseres] wordt afgewezen, wordt gerechtvaardigd doordat de Gemeente onrechtmatig jegens [Eiseres] heeft gehandeld. De conclusie is dat ook deze post zal worden toegewezen.
conclusie, rente en proceskosten
2.24.
Zoals hiervoor overwogen, zal de vordering onder i worden afgewezen en zal de vordering onder ii worden toegewezen tot bedragen van € 16.483,00 en € 17.662,25. De vordering onder iii zal worden toegewezen tot een bedrag van € 8.750,00. De vorderingen zullen voor het overige worden afgewezen.
2.25.
[Eiseres] vordert dat de Gemeente wordt veroordeeld tot vergoeding van wettelijke rente over de bedragen van € 16.483,00 en € 17.662,25 vanaf de vervaldata van de facturen en over de interne bedrijfskosten vanaf 23 juni 2015, dat is de datum van de onrechtmatige daad van de Gemeente. De Gemeente heeft geen afzonderlijk verweer gevoerd tegen de vorderingen tot vergoeding van rente. Deze zullen daarom worden toegewezen. De vervaldata van de facturen van [naam waarderingsdeskundige 1] zijn: 30 december 2017 (€ 4.558,00), 20 januari 2018 (€ 8.294,50) en 2 maart 2018 (€ 3.630,50), 30 oktober 2018 (€ 5.604,75), 30 november 2018 (€ 2.901,75) en 2 maart 2019 (€ 9.155,75).
2.26.
[Eiseres] zal aldus overwegend in het ongelijk worden gesteld. Daarom zal zij worden veroordeeld in de proceskosten. Dat betekent ook dat de kosten waarvan zij in deze procedure vergoeding vordert maar die op grond van artikel 241 Rv niet voor vergoeding op grond van artikel 6:96 lid 2 aanhef en sub b BW in aanmerking komen, voor haar rekening blijven.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
veroordeelt de Gemeente tot betaling aan [Eiseres] van € 34.145,25, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 4.558,00 vanaf 30 december 2017, over € 8.294,50 vanaf 20 januari 2018, over € 3.630,50 vanaf 2 maart 2018, over € 5.604,75 vanaf 30 oktober 2018, over € 2.901,75 vanaf 30 november 2018 en over € 9.155,75 vanaf 2 maart 2019, telkens tot aan de dag der algehele voldoening,
3.2.
veroordeelt de Gemeente tot betaling aan [Eiseres] van € 8.750,00 te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 23 juni 2015 tot aan de dag der algehele voldoening,
3.3.
veroordeelt [Eiseres] in de proceskosten, tot aan dit vonnis aan de zijde van de Gemeente begroot op € 3.946,00 aan griffierecht en € 7.747,50 aan salaris voor de advocaat (2½ punt, tarief VII),
3.4.
verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.J. van Acht, mr. S.J. Peerdeman en mr. J.M.J.M. Doon en in het openbaar uitgesproken op 29 april 2020.