In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 7 mei 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. B.W.P.M. van Orsouw, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Neder-Betuwe. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, waarbij een persoonsgebonden budget (pgb) voor individuele begeleiding was toegekend voor een beperkte periode. De rechtbank had eerder een tussenuitspraak gedaan op 18 december 2019, waarin werd vastgesteld dat er een zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek was in het besluit op bezwaar van 6 september 2018. Verweerder had in het bestreden besluit II het eerdere besluit ingetrokken en het bezwaar van eiseres gegrond verklaard, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet voldeed aan de eisen die in de tussenuitspraak waren gesteld.
De rechtbank concludeerde dat het nieuwe besluit niet tegemoetkwam aan de eerdere oordelen en dat het beroep tegen het bestreden besluit II gegrond was. De rechtbank heeft het bestreden besluit II vernietigd en zelf in de zaak voorzien door eiseres een maatwerkvoorziening voor individuele begeleiding toe te kennen voor 42,5 uur per week over de periode van 1 december 2016 tot en met 31 december 2020, tegen een tarief van € 20,- per uur. Tevens werd bepaald dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht diende te vergoeden en dat verweerder in de proceskosten van eiseres werd veroordeeld.
De uitspraak is gedaan in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) en betreft de toekenning van een pgb, waarbij de rechtbank benadrukte dat de situatie van eiseres niet was gewijzigd en dat het bestreden besluit II niet voldeed aan de eerder geformuleerde eisen.