ECLI:NL:RBGEL:2020:2435

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 april 2020
Publicatiedatum
4 mei 2020
Zaaknummer
C/05/368299 / FZ RK 20-726
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opvolgende rechterlijke machtiging Wzd voor cliënt met verstandelijke handicap en psychische stoornis

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 9 april 2020 een beschikking gegeven inzake een opvolgende rechterlijke machtiging op grond van de Wet zorg en dwang (Wzd) voor een cliënt met een verstandelijke handicap en psychische stoornis. De rechtbank heeft de machtiging verleend voor de duur van drie jaar, tot en met 8 april 2023. De raadsman van de cliënt had aangevoerd dat de machtiging slechts voor een jaar verleend moest worden, maar de rechtbank volgde dit verweer niet. De Wzd biedt de mogelijkheid om een machtiging voor een langere periode te verlenen indien er sprake is van een naar verwachting niet veranderend toestandsbeeld en een voortdurende noodzaak voor de machtiging. Dit was in deze zaak het geval.

De cliënt, geboren in 1973, lijdt aan een verstandelijke beperking en schizofrenie, en heeft daarnaast te maken met cocaïne- en amfetamineafhankelijkheid. De rechtbank concludeerde dat het gedrag van de cliënt ernstig nadeel met zich meebrengt, waaronder lichamelijk letsel, psychische schade en verwaarlozing. De voortzetting van het verblijf van de cliënt is noodzakelijk om dit ernstige nadeel te voorkomen. De rechtbank oordeelde dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om de situatie van de cliënt te verbeteren.

Tijdens de mondelinge behandeling, die via Skype plaatsvond vanwege COVID-19, zijn de cliënt, zijn advocaat, de mentor en een gedragswetenschapper gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt zich verzet tegen de voortzetting van het verblijf, maar dat de mentor en de gedragswetenschapper de voortzetting steunen. De rechtbank heeft de wens van de cliënt om te verhuizen naar zijn geboorteplaats onderzocht, maar er waren geen geschikte plekken gevonden. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de machtiging voor drie jaar te verlenen, met inachtneming van de noodzaak van de rechterlijke machtiging.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats: Zutphen
Zaakgegevens: C/05/368299 / FZ RK 20-726
Datum mondelinge uitspraak: 9 april 2020
Beschikking opvolgende rechterlijke machtiging Wzd
inzake
het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een opvolgende rechterlijke machtiging voor de duur van drie jaar als bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (Wzd), ten aanzien van:
[cliënt],
geboren op [geboortedag] 1973 te [geboorteplaats] ,
verblijfadres: [instelling] te [plaats] ,
op grond van een machtiging voortgezet verblijf (Wet BOPZ) geldend tot 9 mei 2020,
hierna te noemen: cliënt,
advocaat: mr. C.A. Boeve te Putten.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 26 maart 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft vanwege de situatie rondom het virus COVID-19 middels Skype plaatsgevonden op 9 april 2020.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn gehoord:
  • cliënt, bijgestaan door zijn advocaat;
  • mw. [naam 1] , mentor van cliënt;
  • mw. [naam 2] , als gedragswetenschapper verbonden aan [instelling] .

2.Beoordeling

2.1.
Op 10 mei 2019 heeft de rechtbank een machtiging voortgezet verblijf onder de Wet BOPZ verleend tot en met 9 mei 2020.
2.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat cliënt lijdt aan een verstandelijke handicap gepaard gaand met een psychische stoornis, te weten een verstandelijke beperking en schizofrenie van het ongedifferentieerde type. Daarnaast is er sprake van cocaïne- en amfetamineafhankelijkheid.
2.3.
Het gedrag dat voortvloeit uit deze handicap leidt tot ernstig nadeel, gelegen in:
  • ernstig lichamelijk letsel;
  • ernstige psychische schade;
  • ernstige financiële schade;
  • ernstige verwaarlozing;
  • acute maatschappelijke teloorgang;
  • ernstig verstoorde ontwikkeling;
  • bedreiging van de veiligheid van cliënt al dan niet doordat cliënt onder invloed van een ander raakt;
  • het oproepen van agressie van een ander door het vertonen van hinderlijk gedrag.
2.4.
De voortzetting van het verblijf is noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.5.
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Op het moment dat cliënt niet meer opgenomen is, zal hij naar verwachting een zwervend leven gaan leiden. Cliënt is niet in staat voor zichzelf te zorgen, zal zichzelf ernstig vervuilen en teveel stress en spanningen krijgen. Cliënt uit fysiek geweld als hij de wereld om zich heen niet begrijpt. Cliënt zal ernstig in de financiële problemen komen en teruggrijpen naar het gebruik van middelen waardoor het risico bestaat dat hij psychotisch ontregeld raakt. Cliënt wil zelf graag terug naar [geboorteplaats] . maar hij heeft geen sociaal netwerk, geen huisvesting en niet de financiële middelen om zichzelf te kunnen redden. Cliënt heeft veel structuur nodig, is niet zelfredzaam en heeft overal hulp bij nodig. Er is geen sprake van ziektebesef en –inzicht, hij neemt zijn medicatie niet trouw en verwaarloost zichzelf als de begeleiding hem niet continue aanstuurt. In de huidige setting doet cliënt het goed en de benadering die gericht is op mensen met een verstandelijke beperking werkt goed bij cliënt. Duidelijke structuur, voorspelbaarheid, veiligheid en bescherming is wat cliënt nodig heeft.
2.6.
Gebleken is dat cliënt zich verzet tegen de voortzetting van het verblijf. De mentor van cliënt staat achter voortzetting van het verblijf. De wens van cliënt om te verhuizen naar [geboorteplaats] is onderzocht maar er zijn geen plekken gevonden waar hij terecht kan. Dit is eveneens door de gedragswetenschapper tijdens de mondelinge behandeling aangegeven. In verband met het schuldhulpverleningstraject, dat onlangs is gestart, is het van belang dat cliënt binnen de huidige gemeentegrenzen blijft wonen.
2.7.
Hetgeen namens en door cliënt als verweer is aangevoerd doet aan het voorgaande niet af
.Door de raadsman van cliënt is aangevoerd dat mocht het tot een toewijzing van het verzoek komen, de machtiging slechts voor een jaar verleend moet worden. Cliënt maakt een positieve ontwikkeling door en hij is niet het type dat een enorme druk ervaart door een zitting. Gelet op de wens van cliënt om naar [geboorteplaats] te verhuizen, is het belangrijk een vinger aan de pols te houden.
2.8.
De rechtbank volgt de raadsman niet in dit verweer. De Wzd voorziet juist in mogelijkheid om een machtiging voor een langere tijd te verlenen indien er sprake is van – kort gezegd – een naar verwachting niet veranderend toestandsbeeld en een in verband daarmee voortdurende noodzaak van een rechterlijke machtiging. Van een dergelijke situatie is hier sprake. De vraag naar de mogelijkheid van verhuizen naar [geboorteplaats] staat los van de vraag naar de noodzaak van een rechterlijke machtiging. Ook in geval van verblijf in de omgeving [geboorteplaats] zal het kader van een rechterlijke machtiging noodzakelijk zijn.
2.9.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor verlening van een opvolgende rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf als bedoeld in de Wzd. De machtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van drie jaar en geldt aldus tot en met 8 april 2023.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van het verblijf ten aanzien van
[cliënt],
geboren op [geboortedag] 1973 te [geboorteplaats] ;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 8 april 2023.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 april 2020 door mr. L.J.P. Lambooij, rechter, in tegenwoordigheid van R. Stornebrink LL.B., griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 14 april 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.