ECLI:NL:RBGEL:2020:2336

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
31 maart 2020
Publicatiedatum
22 april 2020
Zaaknummer
05/259793-19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige hechtenis en de impact van coronamaatregelen op het strafproces

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland op 31 maart 2020, staat de voorlopige hechtenis van de verdachte centraal. Vanwege de coronamaatregelen is de rechtbank gesloten voor publiek, wat leidt tot bezorgdheid over de eerlijkheid van het proces. De officier van justitie verzet zich tegen invrijheidsstelling, terwijl de raadsman van de verdachte betoogt dat de huidige situatie in strijd is met het recht op een eerlijk proces. De rechtbank overweegt dat de maatregelen noodzakelijk zijn voor de volksgezondheid en dat de vertraging in de behandeling van de zaak niet leidt tot een schending van de artikelen 5 en 6 van het EVRM. De rechtbank wijst het verzoek om opheffing van de voorlopige hechtenis af, omdat de ernstige bezwaren nog steeds aanwezig zijn. De zaak wordt uitgesteld tot een latere zitting, waarbij de rechtbank de mogelijkheid biedt voor een inhoudelijke behandeling zodra de omstandigheden het toelaten. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer, waarbij de rechters en griffier buiten staat waren om te ondertekenen, wat de noodzaak van een dienstdoende tekenrechter met zich meebracht.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats: Zutphen
Parketnummer : 05/259793-19
proces-verbaal van bevindingen
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1968 in [geboorteplaats] ,
[adres] ,
op dit moment gedetineerd in [detentieadres] .
Raadsman: mr. E.M. Steller, advocaat te Schiphol.
Vanwege het coronavirus en de in verband daarmee door de Rijksoverheid en de Rechtspraak genomen maatregelen is de rechtbank gesloten en kan de zaak niet op een openbare terechtzitting worden behandeld.
De rechtbank heeft er naar gestreefd de doelen en belangen die gediend zijn met een dergelijke behandeling zoveel mogelijk te borgen, door de betrokken procespartijen op voorhand te informeren en - voor zover sprake is van voorlopige hechtenis - van hen voorafgaand aan de zitting (per mail) standpunten in te winnen. De situatie van een anders openbare terechtzitting heeft de rechtbank aldus zoveel mogelijk nagebootst, waarbij de rechters uit de zittingscombinatie vervolgens in gezamenlijk overleg tot de hierna te vermelden beslissingen zijn gekomen.
De Verkeerstoren heeft op voorhand aan het Openbaar Ministerie en de raadsman van verdachte meegedeeld dat de behandeling van de zaak op 31 maart 2020 niet doorgaat en dat de behandeling zal worden door gepland naar de MK van
2 juni 2020 om 13:30 uurte Zutphen. De zaak zal dan
inhoudelijkworden behandeld. Ook de (advocaat van de) benadeelde partij is ingelicht.
De officier van justitie heeft haar standpunt omtrent de voorlopige hechtenis van verdachte per email van 23 maart 2020 (09:41 uur) kenbaar gemaakt. De raadsman heeft hier per email van 30 maart 2020 (15:51 uur) op gereageerd. De officier van justitie heeft hierop bij email van 30 maart 2020 (18:56 uur) gereageerd, op welke mail de raadsman dezelfde dag (21:45 uur) een reactie heeft gegeven.
Deze emails worden aan het dossier toegevoegd.

Standpunt officier van justitie

De officier van justitie heeft zich verzet tegen invrijheidsstelling van verdachte.

Standpunt verdediging

De raadsman heeft aangevoerd dat door de maatregelen vanwege het corona-virus geen sprake is van een eerlijk proces omdat de zitting niet openbaar is, verdachte en zijn advocaat niet naar de zitting mogen komen om het woord te voeren en er geen controle op het rechterlijk functioneren kan plaatsvinden. Zolang mensen nog wel naar de supermarkt mogen, maar ook andere winkels open blijven, valt niet in te zien waarom het strafproces niet door zou kunnen gaan, desnoods via een videoverbinding. Het belang van verdachte is erin gelegen dat hij (ook) zelf zijn verhaal kan doen ten overstaan van de rechtbank, dat hij gehoord wordt, dat hij kan reageren op de officier van justitie, dat de rechtbank hem vragen kan stellen en dat hij kan reageren op houding, gezichtsuitdrukking en vraagstelling van de rechtbank in een poging zijn verhaal zo goed mogelijk te laten landen. Een schriftelijke ronde is volgens de raadsman volstrekt onvoldoende om dit te ondervangen. De maatregelen zijn kortom niet subsidiair en niet proportioneel.
De huidige gang van zaken is in strijd met het aanwezigheidsrecht en levert een schending van de behoorlijke procesorde op. De verdediging is van oordeel dat om die reden de voorlopige hechtenis niet langer kan worden voortgezet. De verdediging verzoekt de rechtbank daarom de voorlopige hechtenis op te heffen.
Verder heeft de raadsman wegens het ontbreken van ernstige bezwaren en gronden dan wel gelet op artikel 67a lid 3 Sv verzocht de voorlopige hechtenis op te heffen, dan wel deze te schorsen, mede vanwege de impact van de vanwege het corona-virus getroffen (detentie)maatregelen. Verdachte heeft in detentie geen dagprogramma of recreatie meer. Verdachte heeft bovendien depressieve klachten. Begeleiding door een psycholoog is weggevallen. Dat maakt de detentie voor hem nog zwaarder. Bovendien loopt zijn gezondheid in detentie gevaar vanwege het corona-virus dat ook binnen de muren van huizen van bewaring slachtoffers maakt.

Overwegingen en beslissingen rechtbank

De rechtbank overweegt als volgt.
Geen schending van de artikelen 5 en 6 EVRM
Iedere verdachte heeft recht op berechting binnen redelijke termijn (artikel 5 EVRM) en op een openbare behandeling van zijn strafzaak in zijn tegenwoordigheid (artikel 6 EVRM). Dat laatste dient ter controle van de rechter en biedt verdachte de gelegenheid zich te verdedigen.
Het is een voldongen feit: vanwege het coronavirus en de in verband daarmee door de Rijksoverheid en de Rechtspraak met ingang van 17 maart 2020 genomen maatregelen is de rechtbank voor medewerkers slechts zeer beperkt toegankelijk en is het openbare gedeelte gesloten. Het algemeen belang van de volksgezondheid en de individuele belangen van procesdeelnemers (zoals verdachte), publiek (waaronder pers) en degenen die deel uitmaken van de professionele strafrechtketen, van transport tot fysieke aanwezigheid in de zittingzaal, voor welke belangen ook door de Nederlandse Vereniging Van Strafrechtadvocaten aandacht is gevraagd, staan aan een inhoudelijke en voor het publiek toegankelijke behandeling in de weg.
Het bestuur van de rechtbank Gelderland heeft in het belang van de gezondheid van partijen en medewerkers besloten om – in lijn met de landelijk geformuleerde uitgangspunten - zo min mogelijk zittingen te laten plaatsvinden. Dat geldt voor fysieke zittingen maar ook voor digitale zittingen, dat wil zeggen zittingen waarbij gebruik wordt gemaakt van een beveiligde telefonisch (beeld)verbinding om vanuit een zittingszaal met partijen te communiceren. Ook bij een digitale zitting moeten rechter(s) en griffier namelijk naar de rechtbank komen en moeten partijen zich naar een plaats begeven waar zij kunnen (beeld)bellen. In het geval van een gedetineerde verdachte is daarnaast de medewerking van PI-medewerkers vereist.
Apparatuur om met beeldbellen (VC) een digitale zitting te kunnen hebben is op dit moment zeer beperkt beschikbaar. Er wordt landelijk en lokaal met man en macht gewerkt om deze capaciteit uit te breiden. Zo ver is het (helaas) nog niet. Andere manieren om op een voor de privacy en gezondheid veilige manier met verdachte, raadsman en officier van justitie te communiceren, heeft de rechtbank op dit moment (31 maart 2020 14.00 uur) niet.
De zeer beperkt beschikbare VC-capaciteit, die ook voor zaken in andere rechtsgebieden dan het strafrecht beschikbaar moet zijn, zal daarom binnen het cluster strafrecht van de rechtbank Gelderland vooralsnog uitsluitend voor de raadkamer gevangenhouding worden ingezet. Wanneer de meervoudige kamer over het al dan niet voortduren van de voorlopige hechtenis moet beslissen, gebeurt dat dus op dit moment op basis van een schriftelijke standpuntwisseling.
Deze overmachtssituatie leidt niet tot een schending van artikelen 5 en 6 EVRM. Weliswaar kan de voor 31 maart 2020 geplande inhoudelijke behandeling van de strafzaak niet doorgaan en loopt de strafzaak daardoor vertraging op, maar deze vertraging is niet van zodanige aard dat dit wegens schending van het EVRM moet leiden tot invrijheidsstelling van verdachte, mede gezien de ernst van de verdenking.
De omstandigheid dat verdachte op de beoogde zitting 31 maart 2020 niet zelf of via zijn raadsman in de rechtbank het woord kan voeren en het publiek niet kan controleren wat er gebeurt, leidt evenmin tot een schending van verdachtes recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn strafzaak.
Op de (uiteindelijke) zitting waarop de inhoudelijke behandeling van deze strafzaak plaatsvindt, zal voor zover daar aanleiding toe is of behoefte aan bestaat, mededeling worden gedaan van hetgeen zich rondom de beoogde zitting van 31 maart 2020 heeft voorgedaan. Verder worden de stukken (vooral emails) rondom laatstvermelde zitting aan het dossier toegevoegd. Op die wijze is controle door het publiek en de pers mogelijk, ook al is dat achteraf. Een samenvatting van de vandaag door de rechtbank genomen beslissingen zal overigens op of kort na 31 maart 2020 via een actualiteit op de website van de rechtspraak worden gepubliceerd.
Bovendien is de raadsman in de gelegenheid gesteld verzoeken te doen en heeft hij kunnen reageren op het standpunt van het openbaar ministerie. In de gegeven omstandigheden kan daarom niet gesteld worden dat er geen redelijke gelegenheid is geboden aan verdachte om een standpunt in te nemen met betrekking tot de voorlopige hechtenis. Daar komt bij dat verdachte op de zitting waarop de inhoudelijke behandeling plaatsvindt het woord kan voeren als het gaat om de strafzaak zelf.
Voortzetting voorlopige hechtenis
De rechtbank acht de ernstige bezwaren en gronden die tot het bevel gevangenhouding hebben geleid nog steeds aanwezig.
Een situatie als bedoeld in artikel 67a lid 3 Sv doet zich naar het oordeel van de rechtbank niet voor.
Het verzoek om opheffing van de voorlopige hechtenis wordt daarom afgewezen.
Een schorsing verdraagt zich niet met de gronden. Ook al heeft het corona-virus gevolgen voor detentieomstandigheden, zoals het wegvallen van dagbesteding en begeleiding door een psycholoog en geeft dit meer zorgen over dierbaren, het brengt niet mee dat het persoonlijk belang van verdachte om in vrijheid zijn berechting af te wachten zwaarder weegt dan het algemeen belang bij voortzetting daarvan. De rechtbank overweegt daarnaast dat er thans geen concrete aanwijzingen zijn dat verdachte besmet is met het Corona-virus en dat het gezondheidsrisico in detentie anders is dan buiten detentie. De rechtbank wijst daarom ook het daartoe strekkende verzoek af.
De rechtbank schorst de zaak tot de terechtzitting van
2 juni 2020 om 13:30 uurte Zutphen. De zaak zal dan (vooralsnog)
inhoudelijkworden behandeld.
Deze aanhouding is langer dan een maand, maar
korter dan 3 maanden. De klemmende reden daarvoor is de invloed van de landelijk getroffen maatregelen voor het zittingsrooster van de rechtbank.
Verdachte, zijn raadsman en de overige procesdeelnemers moeten voor de volgende zitting worden opgeroepen.
De zaak zal door het Openbaar Ministerie opnieuw worden aangebracht.
De stukken worden in handen gesteld van de officier van justitie.
Deze beslissing is genomen door:
mr. C.J.M. van Apeldoorn, voorzitter,
mr. R. Raat en mr. C.H.M. Pastoors, rechters,
en E.T. Vriezekolk als griffier.
De rechters en de griffier zijn buiten staat te ondertekenen. Daarom is in opdracht getekend door een dienstdoende tekenrechter.
Waarvan is op gemaakt dit proces-verbaal, op 31 maart 2020.
Naam en handtekening tekenrechter: