Uitspraak
1.[gedaagde 1]
1.De procedure
2.De feiten
Wat moet u betalen voor het krediet?
(…)
Hierbij bevestigen wij de gemaakte afspraken met betrekking tot het afbouwen van de aan u verstrekte kredietlimiet van € 15.500,- (…).
Het krediet wordt maandelijks met ingang van 1 juni 2016 ingeperkt met € 150,-
De debetrente is gewijzigd naar 0%.
Onderwerp Ingebrekestelling betalingsachterstand
Onderwerp Opzegging
3.De vordering en het verweer in conventie
4.De vordering en het verweer in reconventie
5.De beoordeling van het geschil in conventie
(…) klant heeft bewust gekozen voor KoB zodat hij zelf kan bepalen hoe snel er afgelost wordt. (…) Omdat hij KoB heeft gesloten gewezen op gevaar bij overlijden, dit is afgedekt met een PKV van 35.000,- Verzekeringen zijn elders ondergebracht, indien klant tijd heeft zal hij hier zelf op terug komen.” Verder heeft Rabobank gesteld dat bij de KoB altijd een overlijdensrisicoverzekering wordt besproken, omdat bij deze kredietvorm de schuld bij overlijden van een van de kredietnemers niet wordt kwijtgescholden, wat bij een persoonlijke lening of doorlopend krediet (zonder betaalrekening) wel het geval was. Zonder nadere toelichting aan de zijde van [gedaagde 1] en [gedaagde 2], die ontbreekt, kan dus niet gesproken worden van een niet toegestane verplichting tot het aangaan van een andere overeenkomst, maar van een (wel)overwogen keuze om de nadere overeenkomst (overlijdensrisicoverzekering) aan te gaan. Van enig dwingen is niet gebleken. Uit het enkele feit dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] aan dezelfde tafel konden blijven zitten als waar zij de kredietovereenkomst af konden sluiten, kan dat niet worden afgeleid. Omdat de verplichting tot het aanhouden van een betaalrekening bij Rabobank niet leidt tot nietigheid wanneer voor de kredietnemer geen kosten zijn verbonden aan die betaalrekening en niet gesteld of gebleken is dat kosten in rekening zijn gebracht, kan ook niet op die grond tot nietigheid van de kredietovereenkomst worden gekomen.