In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 21 februari 2020 een beschikking gegeven inzake een verzoek tot het verlenen van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf onder de Wet zorg en dwang (Wzd) voor een cliënt met een verstandelijke handicap, schizofrenie en verslavingsproblematiek. Het verzoek is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) en betreft een machtiging voor de duur van twee jaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt lijdt aan een verstandelijke handicap en dat zijn gedrag leidt tot ernstig nadeel, waaronder lichamelijk letsel, materiële schade en maatschappelijke teloorgang. De behandelaar heeft aangegeven dat de cliënt dagelijkse sturing en begeleiding nodig heeft, en dat hij onvoldoende ziekte-inzicht heeft. Ondanks dat de cliënt eigenlijk onder de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) zou moeten vallen, is de rechtbank van oordeel dat de huidige Wzd-setting passend is voor de cliënt, omdat deze aansluit bij zijn zorgbehoefte.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de advocaat van de cliënt verweer gevoerd, stellende dat niet voldaan is aan de criteria voor verlening van de machtiging. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat de behandelaar voldoende heeft onderbouwd dat de zorgbehoefte van de cliënt aansluit bij de huidige accommodatie en dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstig nadeel te voorkomen. De rechtbank heeft daarom besloten om de machtiging voor een periode van twee jaar te verlenen, tot en met 20 februari 2022. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot cassatie tegen deze beschikking.