Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
de officier van justitie
[veroordeelde] , hierna: ‘veroordeelde’,
De procedure
Het onderzoek in raadkamer
Het standpunt van veroordeelde
Het standpunt van de officier van justitie.
De beoordeling
in beginseleen inmenging in het recht op privé-leven, zoals neergelegd in artikel 8 van het Europese verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), betreft. Deze inmenging is naar het oordeel van de raadkamer evenwel, gelet op het tweede lid van dat artikel, toegestaan. Deze afname van celmateriaal, ten behoeve van het bepalen en verwerken van een DNA-profiel, waaronder onder meer moet worden verstaan het bewaren van celmateriaal, is bij wet voorzien, te weten de wet DNA-onderzoek bij veroordeelden en was voor veroordeelde voorzienbaar (zie EHRM 7 december 2006, nr. 29514/05 (Van der Velden tegen Nederland), LJN: BA0291 en HR 3 maart 2009,
NJ2009, 141). De afname van celmateriaal, gevolgd door het bepalen en verwerken van een DNA-profiel heeft ten doel voorkoming, opsporing, vervolging en berechting van strafbare feiten. Daarmee is deze bepaling naar het oordeel van de raadkamer noodzakelijk voor de openbare veiligheid in de Nederlandse samenleving. Gelet op het vorenstaande volgt de raadkamer veroordeelde niet in zijn betoog dat het gegeven bevel in strijd is met artikel 8 EVRM. Evenmin volgt de raadkamer veroordeelde in de stelling dat de huidige Nederlandse wetgeving een regelrechte inbreuk is op artikel 17 van het EVRM nu enige onderbouwing daartoe ontbreekt.