Op 13 januari 2020 heeft verzoeker een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank Gelderland, team strafrecht, inzake schadevergoeding op basis van artikel 533 van het Wetboek van Strafvordering. Dit verzoek volgde op een periode van onterechte inverzekeringstelling van verzoeker van 2 oktober 2019 tot en met 3 oktober 2019. De officier van justitie heeft op 11 december 2019 meegedeeld dat verzoeker niet vervolgd zal worden, waardoor de zaak eindigde zonder straf of maatregel. Hierdoor kwam verzoeker in aanmerking voor een schadevergoeding.
De rechtbank heeft de processtukken bekeken en vastgesteld dat het verzoek tijdig is ingediend, waardoor verzoeker ontvankelijk is in zijn verzoekschrift. Het verzoek strekt tot een schadevergoeding van € 210,00 wegens de ondergane inverzekeringstelling. De officier van justitie heeft schriftelijk geconcludeerd tot toekenning van deze vergoeding. De rechtbank oordeelt dat er gronden van billijkheid aanwezig zijn voor de toekenning van de verzochte schadevergoeding.
Op 2 april 2020 heeft de rechtbank besloten om verzoeker een schadevergoeding van € 210,00 toe te kennen, ten laste van de Staat. Deze beschikking is gewezen door mr. C. Kleinrensink, fungerend voorzitter, in tegenwoordigheid van K. Jonker. Vanwege de coronamaatregelen was de rechtbank beperkt toegankelijk, waardoor de beschikking niet op de gebruikelijke wijze kon worden ondertekend. De openbaarheid van de beschikking wordt gewaarborgd door publicatie en kennisgeving aan de betrokken partijen.