ECLI:NL:RBGEL:2020:2200

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 maart 2020
Publicatiedatum
8 april 2020
Zaaknummer
C/05/367287 / FZ RK 20/517
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot opvolgende rechterlijke machtiging op grond van de Wet zorg en dwang

Op 13 maart 2020 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek tot het verlenen van een opvolgende rechterlijke machtiging op grond van de Wet zorg en dwang (Wzd). Het verzoek was ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor een cliënt met een verstandelijke handicap en bijkomende psychische stoornissen. De rechtbank overwoog dat de rechterlijke machtiging bedoeld is om het verblijf van de cliënt in de instelling te verzekeren, maar dat niet aan de vereisten voor een onvrijwillige opname was voldaan. De rechtbank concludeerde dat de noodzakelijke zorg, die voornamelijk gericht was op het bieden van structuur, ook zonder rechterlijke machtiging kon worden geboden. De rechtbank wees het verzoek tot het verlenen van de machtiging af, omdat er minder ingrijpende mogelijkheden waren om het ernstige nadeel van de cliënt te voorkomen of af te wenden. De beschikking werd mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door rechter K. Blankman, met de griffier R.A. Ramkhewan aanwezig. De schriftelijke uitwerking van de beschikking werd later ondertekend door rechter A.E.M. Overkamp.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats: Zutphen
Zaakgegevens: C/05/367287 / FZ RK 20/517
Datum mondelinge uitspraak: 13 maart 2020
beschikking opvolgende rechterlijke machtiging Wzd
inzake
het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een opvolgende rechterlijke machtiging voor de duur van een jaar als bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (Wzd), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
verblijfadres: [instelling] , [locatie] , te [plaats] , op grond van een machtiging tot voortgezet verblijf op grond van de Wet Bopz geldend tot en met 8 maart 2020,
hierna te noemen: cliënt,
advocaat: mr. R.P. Duijn te Eindhoven.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 5 maart 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 13 maart 2020 bij [instelling] te [plaats] .
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en zijn gehoord:
  • cliënt, bijgestaan door zijn advocaat;
  • mw. [naam] , als gedragswetenschapper verbonden aan [instelling] ,
  • mw. [naam] , als persoonlijk begeleider verbonden aan [instelling] .

2.Beoordeling

2.1.
Op 21 maart 2019 heeft de rechtbank Oost-Brabant een machtiging tot voortgezet verblijf van cliënt verleend met ingang van 21 maart 2019 tot en met 8 maart 2020.
2.2.
Op grond van artikel 24, eerste lid, van de Wzd is onvrijwillige opname en verblijf of voortzetting van het verblijf van een cliënt alleen mogelijk met een rechterlijke machtiging in een geregistreerde accommodatie. Het tweede lid bepaalt dat de opname en het verblijf of de voortzetting van het verblijf onvrijwillig is indien:
a) de cliënt van twaalf jaar of ouder zich verzet tegen de opname en het verblijf of de voortzetting van het verblijf;
b) de vertegenwoordiger zich verzet tegen de opname en het verblijf of voortzetting van het verblijf, of
c) de ouders die gezamenlijk het gezag over de cliënt uitoefenen, van mening verschillen over de opname en het verblijf of de voortzetting van het verblijf.
Op grond van het derde lid kan de rechter op verzoek van het CIZ een machtiging als
bedoeld in het eerste lid verlenen, indien naar het oordeel van de rechter:
a) het gedrag van een cliënt als gevolg van zijn psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap, dan wel als gevolg van een daarmee gepaard gaande psychische stoornis of een combinatie daarvan, leidt tot ernstig nadeel;
b) de opname en het verblijf of de voortzetting van het verblijf noodzakelijk is om het ernstige nadeel te voorkomen of af te wenden;
c) de opname en het verblijf of de voortzetting van het verblijf geschikt is om het ernstige nadeel te voorkomen of af te wenden, en
d) er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstige nadeel te voorkomen of af te wenden.
Ingevolge het vierde lid wordt, indien een cliënt vrijwillig of op grond van een besluit
als bedoeld in artikel 21, eerste lid, in een accommodatie is opgenomen en verblijft,
maar zich vervolgens op zodanige wijze verzet tegen verschillende onderdelen van de
zorgverlening dat het leveren van cliëntgerichte zorg feitelijk niet mogelijk is, de
voortzetting van het verblijf geacht onvrijwillig te zijn en is het eerste lid van
toepassing.
2.3.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat cliënt lijdt aan een verstandelijke handicap, te weten een licht verstandelijke beperking. Daarnaast is er bij cliënt sprake van een stoornis in het gebruik van middelen, een psychotische stoornis NAO en een neurocognitieve stoornis ten gevolge van trauma capitis, waardoor ook er ook sprake is van epilepsie.
2.4.
Anders dan de advocaat namens cliënt tijdens de mondelinge behandeling heeft bepleit, is de rechtbank van oordeel dat het gedrag dat voortvloeit uit deze handicap leidt tot ernstig nadeel, gelegen in:
  • ernstige psychische schade;
  • maatschappelijke teloorgang;
  • ernstig verstoorde ontwikkeling;
  • bedreiging van de veiligheid van cliënt al dan niet doordat cliënt onder invloed van een ander raakt;
  • het oproepen van agressie van een ander door het vertonen van hinderlijk gedrag;
  • gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen.
2.5.
Cliënt heeft moeite om impulsen te weerstaan. Eind 2019 zijn de vrijheden opgebouwd. Sindsdien zijn er veranderingen in zijn gemoedstoestand te zien. De zelfzorg is verslechterd en hij eet slecht. Er zijn vermoedens dat hij cannabis gebruikt, maar hij weigert om mee te werken aan urinecontroles. De psychotische symptomen zijn toegenomen, waardoor de sfeer rondom hem als grimmig wordt getypeerd. Nadat hij op heterdaad is betrapt op het verhandelen van cannabis, zijn de verlofafspraken ingetrokken. Belangrijke factoren die de problematiek van cliënt beïnvloeden zijn een gebrek aan probleembesef en inzicht, een zeer beperkt sociaal netwerk en een hoog risico op maatschappelijke teloorgang op het moment dat hij geen begeleiding en behandeling meer krijgt gericht op zijn psychisch functioneren en zijn algemene dagelijkse levensverrichtingen. Cliënt kan zich voornemen het ene te doen, maar in een impuls toch het andere doen. Als de zucht naar drugs weer opspeelt, is dat een drijfveer waar cliënt zonder steun geen weerstand aan kan bieden.
2.6.
Cliënt heeft, mede bij monde van zijn advocaat, aangegeven dat hij vrijwillig in de instelling wil verblijven. De gedragswetenschapper heeft naar voren gebracht dat de rechterlijke machtiging noodzakelijk is om cliënt zorg en structuur te bieden. De rechtbank overweegt dat de rechterlijke machtiging op grond van voormeld wetsartikel is bedoeld om het verblijf van cliënt in de instelling te verzekeren. Aan de vereisten voor een onvrijwillige opname als bedoeld in dat artikel is echter niet voldaan. Ook de situatie als genoemd in het vierde lid doet zich niet voor. De noodzakelijk geachte onvrijwillige zorg heeft voornamelijk betrekking op het kunnen bieden van structuur. Deze vorm van onvrijwillige zorg, op te vatten als zorg beschreven in artikel 2, eerste lid, onder h, van de Wzd, kan met toepassing van het stappenplan zonder rechterlijke machtiging worden toegepast. Daarvoor bieden de artikelen 10 en volgende van de Wzd mogelijkheden. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. De rechtbank zal het verzoek daarom afwijzen.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2020 door mr. K. Blankman, rechter, in tegenwoordigheid van R.A. Ramkhewan, griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld door mr. K. Blankman en op 26 maart 2020 door mr. A.E.M. Overkamp ondertekend in tegenwoordigheid van R.A. Ramkhewan, griffier.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.