ECLI:NL:RBGEL:2020:2121

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 maart 2020
Publicatiedatum
2 april 2020
Zaaknummer
NL19.13648
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kwalificatie van een aanvullend echtscheidingsconvenant als schenkingsovereenkomst en de gevolgen daarvan

In deze zaak gaat het om een geschil tussen ex-echtgenoten over de kwalificatie van een aanvullend echtscheidingsconvenant dat in 2006 is gesloten. De vrouw vordert dat de man, die aandeelhouder is van Promill B.V., haar opgave doet van de dividenduitkeringen die hij heeft ontvangen over de boekjaren 2016, 2017 en 2018. De man voert verweer en stelt dat de afspraken in het aanvullend echtscheidingsconvenant een schenkingsovereenkomst zijn, die hij wil vernietigen wegens misbruik van omstandigheden. De rechtbank oordeelt dat de overeenkomst moet worden gekwalificeerd als een schenkingsovereenkomst, omdat er na het sluiten van het echtscheidingsconvenant niets meer te verdelen viel. De man heeft onvoldoende onderbouwd dat er sprake was van misbruik van omstandigheden, en zijn beroep op vernietiging van de overeenkomst wordt verworpen. De rechtbank wijst de vorderingen van de vrouw toe en compenseert de proceskosten, zodat ieder zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

_________________________________________________________________ _

RECHTBANK GELDERLAND
Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer: NL19.13648
Vonnis van 10 maart 2020
in de zaak van
[Naam eiser],
wonend in [woonplaats 1],
eiseres van de vordering,
verweerster op de tegenvordering,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat T. Steffens in Amsterdam,
tegen
[naam verweerder],
wonend in [woonplaats 2],
verweerder op de vordering,
eiser van de tegenvordering,
hierna te noemen: de man,
advocaat A. Oosterhuis-Boeve in Arnhem.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de procesinleiding met producties;
  • het verweerschrift met een tegenvordering;
  • het verweerschrift op de tegenvordering;
  • de spreekaantekeningen zijdens de vrouw;
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling op 28 januari 2020.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn in gemeenschap van goederen getrouwd geweest.
2.2.
De man is sinds 1994 aandeelhouder van Promill B.V. Deze onderneming is bestuurder van Windpark de Plaet B.V.
2.3.
In een beschikking van 6 juni 2006 is de echtscheiding uitgesproken. Voordien, op 28 april 2006, hebben partijen een echtscheidingsconvenant gesloten.
2.4.
Partijen hebben ten behoeve van de bepaling van de waarde van de aandelen in Promill B.V. advies gevraagd aan het bureau Groei+Overname+Advies (hierna: Groei+). In een rapport van 6 april 2006 heeft Groei+ een indicatieve waardebepaling neergelegd.
2.5.
In het echtscheidingsconvenant is over Promill B.V. bepaald dat de aandelen hierin aan de man werden toegedeeld tegen een waarde van € 300.000, op grond waarvan hij € 150.000 aan de vrouw moest voldoen vanwege onderbedeling.
2.6.
Op 21 juni 2006 hebben partijen een document ondertekend getiteld “Aanvullend Echtscheidingsconvenant”. Daarin is opgenomen:
(…)
In aanmerking nemende dat de rechtbank op 6 juni 2006 de echtscheiding tussen partijen heeft uitgesproken en dat de echtscheiding eerdaags zal worden ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, komen partijen het navolgende aanvullend overeen:
Vanaf 1 januari 2006 (betaalbaar twee maand na de algemene aandeelhoudersvergadering in 2017) schenkt [naam verweerder] 50% aan [Naam eiser] van het door hem ontvangen dividend dat vanuit Promill aan hem wordt uitgekeerd onder voorwaarde dat het Windpark de Plaet op de huidige locatie: te weten in de Gemeente Oost-Flakkee staat dan wel dat op de betreffende locatie een nieuw Windpark wordt ontwikkeld.
Indien [naam verweerder] nog een restschuld bij de bank heeft in 2017 inzake de uitkering van € 150.000,- die hij aan [Naam eiser] heeft doen toekomen, dan dient hij door middel van onderliggende stukken aan [Naam eiser] aan te tonen dat hij de rente over de lening uit het jaarlijkse uitgekeerde dividend heeft voldaan alsmede dat hij maximaal € 6000,- jaarlijks ten behoeve van eigen levensonderhoud aan het uitgekeerde divend heeft ontrokken en dat hij het restant van het jaarlijkse dividend heeft aangewend ter aflossing van genoemde schuld.
Alsdan staat het hem vrij om het dividend over het jaar 2016 aan te wenden om de restantschuld (inzake de € 150.000,-) eerst af te lossen alvorens hij tot verdeling overgaat.
Na 2016 zal [naam verweerder] [Naam eiser] jaarlijks inzicht geven in het door hem ontvangen dividend. Hij zal daartoe [Naam eiser] jaarlijks het verslag van de notulen, inzake het besluit over het dividend wat aan de aandeelhouders wordt uitgekeerd, doen toekomen.
De schenkingen worden beëindigd of zullen niet plaatsvinden zodra de Windparkexploitatie op de betreffende locatie stopt of zodra een van beiden ([naam verweerder] of [Naam eiser]) komt te overlijden.

3.Het geschil

op de vordering

3.1.
De vrouw vordert veroordeling van de man, uitvoerbaar bij voorraad, om:
I. aan haar binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis schriftelijk opgave te doen van de dividenduitkeringen die de man, althans de vennootschap waarvan hij, al dan niet middellijk, aandeelhouder is, over de boekjaren 2016, 2017 en 2018 als aandeelhouder van Promill B.V. heeft ontvangen, gecontroleerd door een registeraccountant, op straffe van een dwangsom van € 500 per dag(deel) dat hij daarmee in gebreke blijft;
II. binnen zeven dagen na het doen van de schriftelijke opgave als onder I bedoeld de daarin opgegeven dividenden vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 juli 2017, althans 17 juli 2018 aan de vrouw te voldoen;
III. gedurende de periode dat de man, al dan niet middellijk, aandeelhouder van Promill B.V. is jaarlijks binnen twee maanden na het vaststellen van de jaarrekening schriftelijk opgave te doen van de dividenduitkeringen die de man, althans de vennootschap waarvan hij, al dan niet middellijk, aandeelhouder is, als aandeelhouder van Promill B.V. heeft ontvangen, gecontroleerd door een registeraccountant, op straffe van een dwangsom van € 500 per dag(deel) dat hij daarmee in gebreke blijft;
IV. binnen zeven dagen dan het doen van de schriftelijke opgave als onder III bedoeld, de daarin opgegeven dividenden aan de vrouw te voldoen;
V. de proceskosten te voldoen, vermeerderd met de nakosten.
3.2.
De man voert gemotiveerd verweer en vordert de vrouw, uitvoerbaar bij voorraad, niet-ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen dan wel deze vorderingen af te wijzen.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
op de tegenvordering
3.4.
De man vordert, uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
I. de tussen partijen op 21 juni 2006 gesloten overeenkomst te vernietigen;
Subsidiair:
II. te verklaren voor recht dat de man niet gehouden kan worden aan de overeenkomst en de vrouw hiervan dus geen nakoming kan vorderen, nu dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is;
Meer subsidiair:
III. te bepalen op welke wijze, welke waarde dient te worden vastgesteld, alsmede voor de vaststelling daarvan een deskundige te benoemen;
Primair en (meer) subsidiair:
IV. te bepalen dat de vrouw haar medewerking dient te verlenen aan het leveren van de aandelen in Promill B.V. aan de man, op straffe van een dwangsom van € 1.000, met een maximum van € 100.000, indien de vrouw in gebrek blijft om binnen een maand na betekening van dit vonnis aan die veroordeling te voldoen;
V. de vrouw te veroordelen in de proceskosten.
3.5.
De vrouw voert gemotiveerd verweer en vordert de man, uitvoerbaar bij voorraad, niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vorderingen dan wel deze vorderingen af te wijzen, met veroordeling van de man in de proceskosten.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

van de vordering en de tegenvordering

4.1.
De vordering en de tegenvordering hangen, waar het gaat om de kwalificatie van de afspraak tussen partijen en de geldigheid daarvan, nauw met elkaar samen. Die onderdelen bespreekt de rechtbank hierna gezamenlijk.
Kwalificatie van de afspraak tussen partijen
4.2.
Partijen verschillen van mening over de vraag welke juridische kwalificatie moet worden gegeven aan de afspraken als neergelegd in het aanvullende echtscheidingsconvenant. De vrouw stelt dat de afspraken zijn gemaakt in het kader van de (verdere) verdeling van de huwelijksgemeenschap (artikel 3:182 van het Burgerlijk Wetboek, hierna: BW). De man stelt dat partijen een schenkingsovereenkomst hebben gesloten (artikel 7:175 BW).
4.3.
De rechtbank oordeelt als volgt. De overeenkomst moet worden uitgelegd aan de hand van de Haviltex-maatstaf. Daarbij gaat het niet alleen om de woorden die zijn gebruikt in de overeenkomst, maar ook om welke zin partijen in gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de overeenkomst mochten toekennen en wat zij redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
4.4.
Wat betreft de bewoordingen geldt dat de titel van het document, aanvullend echtscheidingsconvenant, zou kunnen duiden op een nadere verdeling van de huwelijksgemeenschap. Er wordt in de tekst ook verwezen naar de aanstaande echtscheiding en de in het kader daarvan in het (eerste) convenant over de verdeling gemaakte afspraken. Daar staat tegenover dat verder herhaaldelijk de term schenking wordt gebruikt. Wat betreft het in de vierde alinea gebruikte woord verdeling vindt de rechtbank dat daaraan in dit kader geen relevantie toekomt, nu dat woord kan duiden op verdeling in de zin van de huwelijksgemeenschap, maar evenzo goed een feitelijke verdeling van een bedrag.
4.5.
Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling niets verklaard over de door hen aan het document gegeven juridische kwalificatie. Wel is duidelijk geworden dat de afspraken over het convenant en de aanvullende overeenkomst tijdens dezelfde bespreking tot stand zijn gekomen.
4.6.
Doorslaggevend vindt de rechtbank in dit geval dat na het sluiten van het echtscheidingsconvenant er in beginsel niets meer te verdelen viel waar het Promill B.V. betrof. De vrouw stelt dat in de door Groei+ geïndiceerde waarde van de aandelen van Promill B.V. niet was begrepen de te verwachten bovengemiddeld profijtelijke jaren 2016 tot en met 2018. Over die jaren zouden de gebruikelijke revenuen te verwachten zijn, terwijl de kosten aanzienlijk lager zouden uitvallen in verband met de aflossing van de bancaire financiering. De stelling van de vrouw op dit punt kan de rechtbank – zonder nadere toelichting, die ontbreekt – echter niet plaatsen gelet op de inhoud van het rapport, in het bijzonder bijlagen 5 a tot en met c daarbij. Daarin zijn de te verwachten resultaten over genoemde, en verdere, jaren wel degelijk betrokken bij het bepalen van de waarde van de aandelen in Promill B.V.
4.7.
Nu partijen op grond van het rapport van Groei+ hebben vastgesteld welk bedrag de man aan de vrouw moest betalen in het kader van de toedeling van de aandelen van Promill B.V. aan hem, was daarmee in beginsel de verdeling, ook wat betreft het te verwachten resultaat over de jaren 2016 tot en met 2018, definitief. Hierbij is voor de rechtbank ook van belang dat met een waarde van de aandelen van € 300.000 een in het licht van de rapportage van Groei+ relatief hoge waarde is aangenomen in het kader van de verdeling. Dat maakt het temeer aannemelijk dat daarin de verwachte meer profijtelijke jaren waren begrepen.
4.8.
Nu er kortom moet worden aangenomen dat er na de afspraken in het echtscheidingsconvenant over de aandelen in Promill B.V. dienaangaande niets meer te verdelen viel, en de tekst en partijverklaringen niet in een andere richting wijzen, moet worden aangenomen dat de man onverplicht aan de vrouw een deel van dividenden uit Promill B.V. heeft toegezegd. Gezien die vaststelling geldt de nadere overeenkomst als een schenkingsovereenkomst.
De geldigheid van de afspraken
4.9.
De man heeft primair gesteld dat de schenkingsovereenkomst vernietigbaar is vanwege misbruik van omstandigheden. Subsidiair heeft hij betoogd dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn indien de vrouw hem (onverkort) aan de in de schenkingsovereenkomst vervatte afspraken houdt.
Misbruik van omstandigheden
4.10.
Gezien de hiervoor gegeven kwalificatie van de nadere overeenkomst, moet het beroep van de man op vernietiging van de schenkingsovereenkomst wegens misbruik van omstandigheden worden beoordeeld aan de hand van artikel 7:176 BW. De man kan dit beroep bij wijze van verweer te allen tijde doen (artikel 3:51 lid 3 BW), zodat geen sprake is van verjaring van deze bevoegdheid, anders dan de vrouw heeft gesteld.
4.11.
In artikel 7:176 BW is bepaald dat indien de schenker feiten stelt waaruit volgt dat de schenking door misbruik van omstandigheden tot stand is gekomen, bij een beroep op de vernietigbaarheid de bewijslast van het tegendeel op de begiftigde rust, tenzij van de schenking een notariële akte is opgemaakt of deze verdeling van de bewijslast in de gegeven omstandigheden in strijd met de redelijkheid en billijkheid zou zijn.
Misbruik van omstandigheden is aanwezig wanneer iemand die weet of moet begrijpen dat een ander door bijzondere omstandigheden, zoals noodtoestand, afhankelijkheid, lichtzinnigheid, abnormale geestestoestand of onervarenheid, bewogen wordt tot het verrichten van een rechtshandeling, het tot stand komen van die rechtshandeling bevordert, ofschoon hetgeen hij weet of moet begrijpen hem daarvan zou behoren te weerhouden (artikel 3:44 lid 4 BW).
4.12.
De man heeft gesteld dat de schenkingsovereenkomst in een voor hem zeer turbulente periode tot stand is gekomen. De man werkte als geestelijk verzorger bij Defensie op de locatie Seedorf, Duitsland. Die basis sloot en op de man werd door veel personeelsleden een beroep gedaan. Ook de man zelf moest zich voorbereiden op een overplaatsing. Daarnaast speelde de echtscheiding, het vanwege de scheiding zoeken naar andere woonruimte en daarnaast de zorg voor de kinderen. De man stelt dat er door met name de zus van de vrouw grote druk op hem is gezet de schenkingsovereenkomst te tekenen en dat hij aan die druk door de stress vanwege genoemde omstandigheden geen weerstand heeft kunnen bieden.
4.13.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de man met deze stellingen niet voldoende gemotiveerd een beroep gedaan op misbruik van omstandigheden om de vrouw te belasten met het bewijs van het tegendeel als bedoeld in artikel 7:176 BW. Van de door de man genoemde stress als gevolg van onder meer de echtscheiding en de gevolgen daarvan zal ongetwijfeld sprake zijn geweest (even zozeer als bij de vrouw), maar dat sprake is geweest van een – kennelijk door de man bedoelde – abnormale geestestoestand is niet expliciet gesteld, laat staan van enige substantiëring voorzien. De man neemt een stelling in over gezondheidsklachten en behandeling daarvan, doch enige documentatie daarover ontbreekt.
4.14.
Daarbij komt dat de man niet heeft gesteld dat de vrouw, althans haar zus met wie de afspraken over de schenking zijn gemaakt, wist of moest begrijpen dat bij de man sprake was van een abnormale geestestoestand. Desgevraagd heeft de man tijdens de mondelinge behandeling gezegd dat hij in de periode dat de schenkingsovereenkomst werd gesloten wel gejaagd zal zijn overgekomen. Enige relevante stelling over de wetenschap bij de (zus van de) vrouw van de gestelde abnormale geestestoestand, ontbreekt. De man heeft van een en ander bewijs aangeboden, maar op dit punt geldt reeds dat de man niets heeft gesteld dat, mits bewezen, de juistheid van de stellingen van de man kan aantonen.
4.15.
De rechtbank ziet op grond van het vorenstaande geen aanleiding de vrouw met tegenbewijs van de gestelde misbruik van omstandigheden te belasten. De man heeft onvoldoende gesteld om daaraan toe te komen, althans tegenbewijslevering zou op grond van het vorenstaande in strijd met de redelijkheid en billijkheid zijn.
4.16.
De bewijslast van de gestelde misbruik van omstandigheden blijft derhalve op de man rusten. Gezien het vorenstaande vindt de rechtbank dat de man onvoldoende heeft gesteld om te onderbouwen dat aan de in artikel 3:44 lid 3 BW genoemde criteria voor een geslaagd beroep op misbruik van omstandigheden is voldaan, met name daar waar het de wetenschap van de vrouw betreft van de door hem kennelijk gestelde abnormale geestestoestand. Het beroep op vernietiging van de schenkingsovereenkomst wordt daarom verworpen.
Redelijkheid en billijkheid
4.17.
Gezien dit oordeel wordt toegekomen aan de beoordeling van het beroep van de man op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid (artikel 6:2 lid 2 in verband met artikel 6:248 BW).
Partijen bij een overeenkomst zijn niet alleen gebonden aan hetgeen zij overeenkomen, maar ook de redelijkheid en billijkheid spelen hierbij een rol. Een tussen partijen als gevolg van een overeenkomst geldende regel is niet van toepassing als dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
4.18.
De rechtbank ziet in de omstandigheden waaronder de schenkingsovereenkomst tot stand is gekomen geen reden om te oordelen dat het thans verlangen van nakoming van die overeenkomst onaanvaardbaar zou zijn gezien het hiervoor gegeven oordeel over die omstandigheden.
4.19.
De man stelt in dit kader nog dat zijn verplichtingen jegens de vrouw in feite oneindig zijn, alleen begrensd door de levensduur van partijen. Tijdens de mondelinge behandeling is echter duidelijk geworden dat de verplichting van de man eindigt wanneer de levensduur van de tijdens het sluiten van de schenkingsovereenkomst aanwezige windmolens ten einde is, althans dat de verplichting van de man wordt beperkt tot toekomstige opbrengsten die zijn te herleiden tot de revenuen van die destijds aanwezige windmolens. Andere omstandigheden die in dit kader relevant zijn, bijvoorbeeld de financiële positie van de man, zijn niet gesteld.
4.20.
Al met al heeft de man onvoldoende onderbouwing gegeven aan zijn beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid en daarom wordt dat beroep verworpen.
Conclusie
4.21.
De tussen partijen gesloten overeenkomst moet worden gekwalificeerd als schenkingsovereenkomst. Het beroep van de man op vernietiging van de overeenkomst faalt, evenals het beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid.
verder van de tegenvordering
Waardering aandelen
4.22.
De man heeft gesteld dat als de vrouw nog rechten jegens hem kan doen gelden op grond van de schenkingsovereenkomst, een deskundige moet worden benoemd om te bepalen waarop de vrouw recht heeft. De man heeft in dit kader gesteld dat vanuit Promill B.V. diverse activiteiten worden verricht en niet eenvoudig te herleiden is welk deel van het resultaat uit Windpark de Plaet B.V. stamt.
4.23.
De rechtbank ziet geen aanleiding om dit verzoek van de man te honoreren. Door de man is geen enkel inzicht geboden in (de jaarcijfers van) Promill B.V. Er is geen sprake van een door de vrouw gestelde en gevorderde hoogte van het dividend waarop zij aanspraak zou hebben dat door de man gemotiveerd is betwist, op grond waarvan de rechtbank zich zou willen doen voorlichten door een deskundige. De man dient op grond van de in deze procedure te geven beslissing de vrouw inzicht te verschaffen in de cijfers aangaande Promill B.V. Indien de man daarvoor bijstand van een deskundige nodig heeft kan hij, al dan niet in overleg met de vrouw, die deskundige aanzoeken.
Levering aandelen
4.24.
De man wijst erop dat de aandelen in Promill B.V. nimmer aan hem zijn geleverd, terwijl de vrouw daartoe is gehouden op grond van het echtscheidingsconvenant. De vrouw heeft deze verplichting niet betwist, maar doet een beroep op opschorting in verband met de in deze procedure vastgestelde verplichting van de man jegens haar. De man heeft op zijn beurt erkend dat aan de vrouw een dergelijk opschortingsrecht toekomt indien haar vordering wordt toegewezen. Nu dat het geval is, wordt de vordering van de man om de vrouw te veroordelen om mee te werken aan de levering van de aandelen aan hem afgewezen.
verder van de vordering
Slotsom
4.25.
Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor op de vordering en de tegenvordering is beslist, ligt de vordering van de vrouw voor toewijzing gereed. De man heeft geen verweer gevoerd tegen de door de vrouw genoemde termijnen waarbinnen de man moet presteren, noch tegen verzwaring van zijn verplichtingen met een dwangsom en wettelijke rente. De rechtbank zal de dwangsom maximeren als hierna bepaald.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.26.
Tegen het uitvoerbaar bij voorraad verklaren van de veroordelingen heeft de man geen verweer gevoerd en de rechtbank ziet ook geen grond om de uitvoerbaarheid bij voorraad achterwege te laten.
verder van de vordering en de tegenvordering
Proceskosten
4.27.
In zaken tussen partijen die getrouwd zijn geweest, wordt normaal gesproken geoordeeld dat zij ieder hun eigen proceskosten moeten dragen. Dit heet compensatie van kosten. De rechtbank ziet in deze zaak geen reden om op de vordering of de tegenvordering anders te oordelen zal tot deze compensatie beslissen.

5.De beslissing

De rechtbank
op de vordering
5.1.
veroordeelt de man om aan de vrouw binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis schriftelijk opgave te doen van de dividenduitkeringen die de man, althans de vennootschap waarvan hij, al dan niet middellijk, aandeelhouder is, over de boekjaren 2016, 2017 en 2018 als aandeelhouder van Promill B.V. heeft ontvangen, gecontroleerd door een registeraccountant, op straffe van een dwangsom van € 500 per dag(deel) dat hij daarmee in gebreke blijft, met een maximum van € 25.000,
5.2.
veroordeelt de man om binnen zeven dagen na het doen van de schriftelijke opgave als onder 5.1 bedoeld de daarin opgegeven dividenden vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 juli 2017 tot aan de dag van algehele voldoening aan de vrouw te voldoen,
5.3.
veroordeelt de man om gedurende de periode dat de man, al dan niet middellijk, aandeelhouder van Promill B.V. is jaarlijks binnen twee maanden na het vaststellen van de jaarrekening aan de vrouw schriftelijk opgave te doen van de dividenduitkeringen die de man, althans de vennootschap waarvan hij, al dan niet middellijk, aandeelhouder is, als aandeelhouder van Promill B.V. heeft ontvangen, gecontroleerd door een registeraccountant, op straffe van een dwangsom van € 500 per dag(deel) dat hij daarmee in gebreke blijft, met een maximum van € 25.000,
5.4.
veroordeelt de man om binnen zeven dagen na het doen van de schriftelijke opgave als onder 5.3 bedoeld, de daarin opgegeven dividenden aan de vrouw te voldoen,
5.5.
verklaart het voorgaande uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
compenseert de proceskosten zo dat ieder van partijen de eigen kosten draagt,
op de tegenvordering
5.7.
wijst de vordering af,
5.8.
compenseert de proceskosten zo dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.C. van Leeuwen en op 10 maart 2020 in het openbaar uitgesproken en ondertekend door mr. S. Kropman.