In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 17 maart 2020 een beschikking gegeven inzake de voortzetting van een crisismaatregel op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had verzocht om verlenging van de crisismaatregel die op 15 maart 2020 was opgelegd aan de betrokkene, die zich in een ernstige psychische crisis bevond. De mondelinge behandeling vond telefonisch plaats vanwege de COVID-19-situatie. Tijdens deze behandeling zijn de betrokkene, zijn advocaat, zijn moeder en enkele zorgprofessionals gehoord.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de betrokkene, waaronder suïcidaal gedrag en ontremd gedrag. De rechtbank concludeert dat dit nadeel waarschijnlijk voortvloeit uit een psychische stoornis, specifiek een psychotische waanstoornis, mogelijk in combinatie met ADHD. De rechtbank is van mening dat de situatie zo ernstig is dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht, gezien het verhoogde risico op herhaling van incidenten.
De rechtbank heeft de noodzakelijke zorg vastgesteld, waaronder het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. Ondanks het verzet van de betrokkene tegen deze zorg, oordeelt de rechtbank dat er geen minder ingrijpende alternatieven zijn die hetzelfde effect kunnen bereiken. De rechtbank verleent daarom een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor een periode van drie weken, tot en met 7 april 2020. Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de rechter, in aanwezigheid van de griffier.