ECLI:NL:RBGEL:2020:2094

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 maart 2020
Publicatiedatum
1 april 2020
Zaaknummer
C/05/367247 / FZ RK 20/513
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wzd-machtiging verleend voor de duur van twee jaar bij telefonisch horen vanwege coronavirus COVID-19

Op 17 maart 2020 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen een beschikking gegeven inzake een verzoek tot het verlenen van een opvolgende rechterlijke machtiging op grond van de Wet zorg en dwang (Wzd) voor de duur van twee jaar. Dit verzoek was ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor een cliënt met een licht verstandelijke beperking en een autisme spectrumstoornis. De mondelinge behandeling vond telefonisch plaats vanwege de coronamaatregelen. Tijdens deze behandeling zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de cliënt, zijn advocaat en zorgprofessionals van de instelling waar de cliënt verblijft.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt ernstige beperkingen vertoont in sociale communicatie en gedrag, en dat er een reëel risico bestaat op verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang indien de machtiging niet wordt verleend. De rechtbank oordeelde dat de voortzetting van het verblijf noodzakelijk is om ernstig nadeel te voorkomen, en dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om dit te realiseren. De rechtbank heeft de machtiging verleend tot en met 16 maart 2022, waarbij de telefonische hoorzitting geen belemmering vormde voor een zorgvuldige besluitvorming. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door rechter E.G. de Jong, in tegenwoordigheid van griffier M.M. Verschuren.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats: Zutphen
Zaakgegevens: 367247 FZRK 20/513
Datum mondelinge uitspraak: 17 maart 2020
Beschikking opvolgende rechterlijke machtiging Wzd
inzake
het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een opvolgende rechterlijke machtiging voor de duur van twee jaar als bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (Wzd), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum],
wonende te Apeldoorn,
verblijfadres: [instelling], [adres], te [plaats], op grond van een rechterlijke machtiging geldend tot 3 april 2020,
hierna te noemen: cliënt,
advocaat: mr. M.R. Ploeger te Schagen.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 4 maart 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft vanwege de situatie rondom het virus COVID-19 telefonisch plaatsgevonden.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn telefonisch gehoord:
  • cliënt, bijgestaan door zijn advocaat;
  • mw [naam], arts verbonden aan [instelling];
  • mw [naam], gedragswetenschapper verbonden aan [instelling];
  • mw [naam] begeleider verbonden aan [instelling].
1.4.
Direct voorafgaand aan het horen van de bovengenoemde personen heeft de rechtbank telefonisch gesproken met de mentor van cliënt, de heer [naam]. De rechtbank heeft de inhoud van dit gesprek kort weergegeven tijdens de mondelinge behandeling.

2.Beoordeling

2.1.
Op 4 april 2019 heeft deze rechtbank een machtiging tot voortgezet verblijf op grond van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen verleend tot en met 3 april 2020. Op grond van artikel 76 lid 2 Wzd wordt deze machtiging aangemerkt als een rechterlijke machtiging op grond van de Wzd.
2.2.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat bij cliënt sprake is van een licht verstandelijke beperking en een autisme spectrumstoornis, met ernstige beperkingen in sociale communicatie en beperkte gedragspatronen. Daarnaast is er sprake van een psychosegevoeligheid, een disharmonisch ontwikkelprofiel en episoden van katatonie en stemmingsproblematiek.
2.3.
Het gedrag dat voortvloeit uit deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in:
  • ernstige verwaarlozing;
  • maatschappelijke teloorgang.
Bij cliënt is er geen sprake van ziekte-inzicht of ziektebesef. Indien de machtiging niet wordt verleend, bestaat er een reële kans dat cliënt zich zal onttrekken aan de benodigde zorg. Daarnaast is cliënt makkelijk te beïnvloeden door verkeerde vrienden en daarmee bestaat er een reëel risico op strafbare handelingen, toename van angstklachten en psychotische kwetsbaarheid.
2.4.
De voortzetting van het verblijf is noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.5.
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. De verwachting bestaat dat buiten intensieve 24-uurszorg het omschreven nadeel zich zal voordoen. Binnen de huidige setting is cliënt minder angstig en psychotisch en lukt het cliënt om structuur in zijn dag te accepteren en in te zetten. Tijdens de mondelinge behandeling en het gesprek met de mentor is naar voren gekomen dat cliënt het naar zijn zin heeft op zijn huidige plek en dat hij zich ontwikkelt binnen de geboden dagstructuur.
2.6.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat cliënt zich weliswaar niet uitdrukkelijk verzet tegen de voortzetting van het verblijf, maar wel ambivalent staat tegenover een rechterlijke machtiging.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank een rechterlijke machtiging verlenen voor de duur van twee jaar. In de telefonische manier van horen ziet de rechtbank in dit geval geen reden de duur van de machtiging te bekorten. Tijdens het horen hebben de aanwezigen voldoende de gelegenheid gehad hun standpunten naar voren te brengen. Alle personen die zijn gehoord en gesproken op 17 maart 2020 zijn het er over eens dat cliënt op een stabiele plek zit waar hij zich goed voelt en zodanig wordt begeleid dat hij zich kan ontwikkelen. Gezien de jarenlange voorgeschiedenis in de GGZ van cliënt is ook duidelijk dat hij blijvend afhankelijk is van deze vorm van zorg.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van het verblijf ten aanzien van
[betrokkene],geboren op [geboortedatum];
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 16 maart 2022.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 17 maart 2020 door mr. E.G. de Jong, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Verschuren, griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 24 maart 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.