In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 6 maart 2020 een beschikking gegeven inzake een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had een verzoek ingediend voor het verlenen van verplichte zorg aan een betrokkene, die lijdt aan een psychische stoornis, specifiek een schizofrene stoornis van het paranoïde type, verergerd door cannabisgebruik. De rechtbank constateerde dat de officier van justitie de wettelijke termijn voor het indienen van het verzoek had overschreden, maar oordeelde dat er geen sanctie aan deze termijnoverschrijding was verbonden. De rechtbank besloot dat de officier van justitie ontvankelijk was in zijn verzoek.
Tijdens de mondelinge behandeling op 6 maart 2020, waarbij de betrokkene en haar advocaat aanwezig waren, werd vastgesteld dat de betrokkene ernstig nadeel ondervond door haar psychische aandoening, wat leidde tot verwaarlozing en een bedreiging van haar veiligheid. De rechtbank oordeelde dat verplichte zorg noodzakelijk was om de geestelijke gezondheid van de betrokkene te stabiliseren en te herstellen. De rechtbank verleende de zorgmachtiging voor een periode van zes maanden, met specifieke maatregelen zoals opname in een accommodatie en toezicht op de betrokkene.
De beschikking werd mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door rechter A.J.J.M. Weijnen, met de griffier R.A. Ramkhewan aanwezig. De schriftelijke uitwerking van de beschikking is op 13 maart 2020 vastgesteld. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.